Just like mister Jay said. De afloop van de affaire in Jay McInerneys nieuwe roman is niet half zo interessant als de manier waarop de schrijver met 9/11 omgaat.

The Good Life

JAY MCINERNEY

KNOPF, 353 BLZ., A 21,00 ( IN HERDRUK: A 10,00)

Al waren er woorden van lof van Raymond Carver voor zijn debuut Bright Lights, Big City, nooit hebben wij de drukte begrepen die er in de jaren 80 werd gemaakt over Jay McInerney, de (toenmalige) nieuwste jonge god der New Yorkse snotneusliteratoren. In één adem genoemd met Less Than Zero van Brett Easton Ellis, die hem op alle fronten is voorbijgesneld, bleek McInerneys werk het product van een voorspelbare geest die een wake-up-call-boekje voor de blanke coke-‘n-cock-verslaafde had geschreven. Het proza, in you-stijl (het ‘ik’ praat over zichzelf in de derde persoon enkelvoud), was soms bedroevend karig. Je voelde de schrijver als het ware ‘vondsten’ in de mond van zijn bloed niezende personages leggen, om daarna fier niet-engagerende verontwaardiging te veinzen.

Nu goed: dat was toen, en sindsdien heeft McInerney de hype wel bevestigd met – vooral in de jaren 90 – een aantal interessante(re) romans. The Good Life is zijn eerste roman in dit nieuwe millennium, maar is geen trendbreuk. De mix van afkeer voor en absolute aantrekking door materieel en burgerlijk conformisme staat ook hier centraal: een New Yorkse vrouw (Corinne Calloway uit zijn vierde roman Brightness Falls, die nu ambities als scenariste koestert en op Graham Greenes The Heart of the Matter werkt) en een New Yorkse man (Luke McGavock, een rouwige ex-Wall Street-exec die ‘meer tijd’ wil ‘maken’ voor z’n dochter) worden uit hun door materieel streven gesmeed huwelijksleven gesleurd en abrupt tegenover elkaar gesteld, om finaal op elkaar verliefd te worden.

De vraag over de manier waarop de affaire afloopt, tegen de achtergrond van een catastrofe die de zucht naar het materiële plots onuitspreekbaar overbodig maakt, is niet echt interessant. Wel interessant is de manier waarop McInerney omgaat met 9/11: in plaats van er expliciet over te schrijven, zwijgt hij er ostentatief over en springt hij zonder verpinken van maandag 10 naar woensdag 12 september 2001.

Kunnen schrijvers te weten komen of New Yorkers die dag echt wel belangrijk vinden of vonden, voorbij hun oppervlakkige beamingen? McInerney schijnt te hebben vastgesteld dat er wel degelijk iets is gebeurd op 9/11, dat er een groot gat is in het dagelijkse verhaal van het leven waarover slechts met moeite kan worden gesproken, maar dat iedereen het erover eens is dat er beter over wordt gezwegen. Conform aan Wittgensteins versleten gezegde, is het voor McInerney zinloos te praten of te schrijven over de zinloosheid zelve.

Hans Comijn

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content