Seks. Zo vatte Annemie Struyf in De Moeder van mijn Dochter op haar eigen subtiele wijze de aidsellende in Afrika samen. De Wereldgezondheidszorg is haar nog steeds dankbaar voor deze diepteanalyse. Maar Annemie ging nog verder. Venten, voegde ze er met een iets bitterder trek om de mond aan toe, zijn een ander deel van het probleem. In haar ogen lazen we dat zij wel een paar ideetjes had om de olievlek van aids en HIV die Afrika overspoelt, in te dammen. Gewoon een knoop binden in de toeters van al die hoerenlopers, scheefpoepers, polygamisten, verkrachters, zuiveraars van weduwen en ander werkschuw grut dat door de straten van Nairobi zwermt. Het zou daar snel gedaan zijn. We zijn de laatsten om te twijfelen aan de nobele intenties van Annemie Struyf. In een wereld die dreigt ten onder te gaan aan een dodelijk cynisme is het blijkbaar onwankelbare optimisme van een vrouw als Struyf een kostbaar goed. Terwijl de doorsnee- toerist een nepluipaardvel uit zijn koffer haalt als souvenir van zijn georganiseerde safaritocht in Afrika, bracht Struyf een ten dode opgeschreven kind mee. Hope heet het meisje en omdat Hope binnen een tiental jaar waarschijnlijk zal vragen naar haar afkomst, trok Struyf opnieuw naar Afrika. ‘Ik moest het nu doen’, zegt ze. ‘Want binnen tien jaar zullen de hoofdrolspelers waarschijnlijk dood zijn.’

Anderen nemen voor zo’n onderneming hun onbetaald verlof op, maar als schrijfster van behoorlijk succesvolle boeken kreeg Struyf een productiehuis en een openbare omroep zo dol dat ze haar betaalden voor de trip. Een vrouw met ballen, wordt zo iemand gemeenzaam genoemd. In marketingjargon heet dat dan een vrouw die het zonnetje van onze zender uitstraalt. Een vrouw, kortom, die ervoor kan zorgen dat de één-kijker niet wegzapt als hij een Afrikaanse haar leed hoort klagen. En dus wordt er in De Moeder van mijn Dochter tot op het irritante af naar een mix gezocht tussen bittere ellende en geforceerd luchtige intermezzo’s. Intermezzo’s waar Struyf voor moet zorgen. ‘I’m an African woman’, krijst Struyf als ze drie matrassen op haar rode piekjeshaar sjort. ‘Het schijnt dat Afrikaanse mannen zo ne forsige loebas hebben?’, hoor je haar ’s avonds als een schoolmeisje van veertig aan Achieng en Sophia vragen. Dat ze het wel tien keer na elkaar kunnen, luidt dan het voor de rest van het programma zeer essentiële antwoord. Waarop Struyf zeer pertinent naar de klankman kijkt en deze met een rood aangelopen hoofd in beeld komt.

Het moge duidelijk zijn dat De Moeder van mijn Dochter het meest aangrijpt, onthutst en verwart als er in stilte getoond of geluisterd wordt. Het ongemak waarmee de drie weeskinderen de camera in hun hutje toelaten, bezorgt de kijker een soortgelijk ongemak dat bij deze zeer op z’n plaats is. De ogen van de kinderen schieten heen en weer, ze weten niet waar kijken, te onzeker, te beschaamd, nu al te getekend door het leven. Later zien we hoe een vader onbeholpen zijn zoontje Newton aan Achieng afstaat. Zijn vrouw is dood en hij kan er niet voor zorgen. Hij lacht maar wat. Klungelig. Quasi- emotieloos. Net voor Achieng en Struyf wegrijden, perst hij bibberig kleine roze sokjes door het open autoraam. ‘Een makkelijke bevalling’, hoor je Achieng zeggen. ‘Maar zeer pijnlijk.’ Dit was genoeg geweest. Maar nee, we mogen vooral niet vergeten dat dit programma ook en vooral over het persoonlijke denken en doen van Struyf gaat en dus zien we haar als een verlichte yogalerares in kleermakerszit fulmineren over zoveel ongehoorde banaliteit. Een algemeen verhaal vertellen vanuit een persoonlijke invalshoek is altijd een evenwichtsoefening. Bij De Moeder van mijn Dochter dreigt de balans vaak over te slaan naar de verkeerde kant. Niet door het grote hart, wel door de grote mond van Struyf. ‘Bescheidenheid is een mooie deugd’, zei mijn zeer katholieke grootmoeder altijd. Maar op televisie kom je daar waarschijnlijk niet ver mee.

Door Tine Hens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content