Ik heb gisteren aangegeven wat voor mij de belangrijke criteria zijn. We hebben het gehad over: (stuiterend) groei, resultaatsgerichtheid, openheid, energie en initiatief.’ Hij trommelde kort met zijn vingertoppen op elkaar, en vouwde ter conclusie zijn handen. ‘Dat geeft het acroniem… GROEI!’ Oscar glom van trots. ‘Van alle managers uit de hele wereld is de Hollandse manager beslist de beste’: Elsschot had het speciaal voor hem verzonnen. Hij kende zijn baan als commercieel trainer, hij had van niemand iets te leren. Meer nog, als ze voor een derde reeks van Het Eiland een opvolger voor de LSP-chef Bucky nodig hadden, mochten ze hem gelijk bellen. Ook al heeft hij het erruch druk-druk-druk – of liever: busy-busy-busy. In normale omstandigheden zou hij met een Rik Torfs-monkeltje voorgesteld hebben om niet met de gebruikelijke karnemelk te toasten op zijn leiderskwaliteiten, maar met een flesje Zuid-Afrikaanse wijn. Effe wild doen kan heel encouraging zijn, weet je wel? Maar er viel niets te toasten. Niet alleen was er geen wijn, hij zat ook nog eens opgesloten in een boerengat in oostelijk Zuid-Afrika met vijftien oenen uit België en Nederland. Geen gas, geen stromend water, geen elektriciteit, geen matrassen. Alleen vijftien leeggangers, een boerderij van vijf hectare die gerund moest worden, en een cameraploeg van VTM. Arme Oscar.

‘L’enfer c’est les autres’, had iemand hem op een receptie van een beleggersgenootschap toegeslist. Hij had het mis. De hel, dat zijn survival-annex-reality-programma’s. In de VS heeft Fox het genre na enkele flops afgevoerd, in Nederland gelooft zelfs foorkramer John De Mol er niet meer in, en VTM is er jarenlang met een boog omheen gelopen – de navel van Big Brother was immers groot genoeg om jarenlang naar Vlaamse pluis te kunnen vissen. Maar in 2005 kan het in Vilvoorde plots niet op: ze lanceerden op enkele weken tijd twéé survival-reeksen. Vorige week haalden we ons nog de woede van een handvol antropologen en enkele studenten met een Arafat-sjaal op de hals door toe te geven dat we Toast Kannibaal genietbare televisie vonden. De Farm is een ander paar mouwen. Niet dat het grondidee niet deugt – het format is niet voor niets uitgeprobeerd door elke zender tussen Turkije en Colombia. Meer nog, het boodschappenlijstje van VTM klopte bijna perfect. Een armoedige locatie? Check. Enkele dominanten Kezen? Check. Een paar modepopjes? Check. Een presentatrice die bekender is vanwege haar voorkeur voor paardenpiemels dan vanwege haar metier? Check. En wijle weg naar Zuid-Afrika, met een sardonisch genoegen ‘Jy moe nie huil nie’ zingend. Eén detail hadden ze over het hoofd gezien: in je keuze van regisseurs moet je van de uitverkoopbakken afblijven. Als je dan toch naar het andere eind van de wereld reist om een programma te maken, lijkt het ons namelijk aangewezen om dat ook te laten zien. IJdele hoop: ze hadden De Farm net zo goed in een vakantiepark in Marche-en-Famenne kunnen opnemen. Beelden van het harde gezwoeg op het land om toch íéts te eten te krijgen? Tijdverlies. Het enige wat deze arbeidersversie van Expeditie Robinson toont, zijn de ellenlange conflicten tussen de ego’s van dienst, bij voorkeur over een verdwenen halve wortel of een pakje shag. ‘Diepmenselijk’, noemt de dramatische voice-over dat. ‘Onkunde’, denken wij dan. Van alle survival soaps uit de hele wereld is De Farm beslist de slechtste. Door Bart Cornand

Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content