Zes jaar na ‘Jackie Brown’ maakt Quentin Tarantino een keiharde comeback met ‘Kill Bill’, een hommage aan de kungfufilms vol geweld en verwijzingen naar oude meesters

kill Bill VOL.1

Vanaf 29/10 in de bioscoop (Vol. 2 vanaf maart 2004)

Aan het eind van de lange oprijlaan voor Quentin Tarantino’s woning in de Hollywood Hills staat de knalgele Pussy Wagon, de truck waarin Uma Thurman in Kill Bill Volume One rondrijdt. Tarantino heeft een enorme voorliefde voor de rekwisieten en mythologie van zijn eigen films. En die manie is in gekte misschien alleen te vergelijken met de gespannen verwachting waarmee zijn werk iedere keer wordt ontvangen.

Tarantino’s vorige film, Jackie Brown uit 1997, deed stof opwaaien vanwege de bewust ingetogen karakterschetsen en de elegante manier waarop de regisseur de wereld van misdaad en drugs in beeld bracht. Hij mengde zijn eigen stem door die van romancier Elmore Leonard. Terwijl Jackie Brown een paar kijkbeurten vereiste om volledig begrepen te worden (de reputatie van de film is de afgelopen jaren dan ook aanzienlijk veranderd), is Kill Bill Volume One een superenergieke kijkervaring, een explosie van kleur, muziek en chaos. Volume One is even hyperbolisch als Jackie Brown onderkoeld was: het is een geschift mengsel van exploitation-wraakfilms en Shaw Brothers-achtige kungfu.

Ex-huurmoordenaar De Bruid (Uma Thurman) wordt wakker nadat ze vijf jaar in een coma heeft gelegen. Koud ontslagen uit het ziekenhuis gaat ze meteen op zoek naar het Deadly Viper Assassination Squad, die haar bruiloft veranderde in een slachtpartij. Haar wraakactie is lang uitgesponnen. Een voor een besluipt ze haar voormalige collega’s (gespeeld door Daryl Hannah, Michael Madsen, Vivica A. Fox en Lucy Liu). De laatste op de moordlijst is Bill, de ex-chef van De Bruid die wordt gespeeld door David Carradine, met een mannelijke hardheid die doet denken aan Lee van Cleef.

Tarantino heeft de ultieme filmische film gemaakt, het soort film dat hij graag zou willen zien. Kill Bill werd opgenomen in China, Japan en de Verenigde Staten en vermengt anime, Italiaanse giallo-films, blaxploitation en andere subgenres. De regisseur ging minutieus te werk. De barokke vechtpartij in de House of Blue Leaves-scène kostte acht weken opnametijd, terwijl heel Pulp Fiction in slechts tien weken op celluloid werd geflikkerd. Het resultaat was van zo’n epische omvang dat het volgens Miramax-baas Harvey Weinstein te veel werd voor één film. Dus stelde hij voor het geheel doormidden te knippen en als twee aparte titels uit te brengen.

Terwijl Tarantino een reputatie als herontdekker van oude popliedjes hoog heeft te houden – wie kan nog luisteren naar Stuck in the Middle with You, Didn’t I Blow Your Mind This Time of Girl, You’ll Be a Woman Soon zonder meteen te denken aan zijn films? – hergebruikt hij in zijn nieuwste werk filmmuziek uit andere films. Bernard Herrmann, Ennio Morricone, Isaac Hayes, Quincy Jones en Luis Bacalov haalt hij op verrassende wijze door de recyclemachine. In samenwerking met kungfu-oloog The RZA, het productiebrein achter hiphopgroep Wu-Tang Clan, weeft hij er een muzikaal web rond dat een stap verder gaat dan zijn voorgaande werk.

Tarantino’s gebruik van clichés uit laag aangeslagen genrefilms is vergelijkbaar met de manier waarop Bob Dylan op zijn recente album Love and Theft passages uit Confessions of a Yakuza van de Japanse schrijver Junichi Saga heeft geparafraseerd. Maar terwijl Dylan de essentie van het Aziatische gangsterdom in gedestilleerde vorm verhuist naar een decor gevuld met landlopers en zwervende beroepsgokkers, verheft Tarantino de flitsende beeldtaal en uitzinnige verhaallijnen van de wraakfilm en kungfuprent tot een hoger niveau. De iconografische grandeur van Sergio Leone’s spaghettiwesterns was op zich al een bewerking van Kurosawa’s dreigende samoeraiverhalen, die op hun beurt weer geïnspireerd waren door cowboyfilms. Tarantino lijkt vastberaden om het laatste woord te hebben in deze eindeloze dans van hergebruik en interpretatie.

De regisseur heeft inmiddels al veertig procent van Volume Two gemonteerd en hoewel hij niet te veel wil verklappen, belooft hij daarin het grotendeels ontbreken van verhaal, karakterontwikkeling en typische Quentin-dialoog in Volume One helemaal goed te maken. Hoewel we dat eerst moeten zien om het te geloven, is het begeesterde delirium van Kill Bill Volume One al genoeg om trek te krijgen in het vervolg.

Die stilistische hink-stapsprong tussen gangsterfilms, blaxploitation, wraakfilms en kungfu, weerspiegelt die je interesses als filmkijker?

Quentin Tarantino: Dat zou je wel kunnen zeggen. Voor mij zijn het bekijken van films en het maken ervan sterk met elkaar verweven. Ik ben altijd al een fan geweest van genrefilms, maar mijn werkelijke liefde ligt bij de subgenrefilm. Reservoir Dogs is niet zomaar een gangsterfilm, het is een heist-film, een subgenre op zich. Dat is de filmfanaat in mij, die obsessie met dan weer dit subgenre en dan weer dat. Als ik ooit mijn interesse in film kijken zou verliezen, omdat ik alles heb gezien dat er maar te zien is, dan zou ik mijn bestaansgrond als filmmaker verliezen. Maar er spoken nog allerlei ideeën en wensen door mijn hoofd. Ik wil nog een eigen Italiaanse giallo maken, een Europese pornofilm, een vrouwengevangenisdrama, een Filipijnse zeeroversfilm en mijn versie van Dirty Dozen.

Kan je wat vertellen over de beslissing om ‘Kill Bill’ in twee stukken te snijden?

Tarantino: Oorspronkelijk draaide de hele discussie om de lengte. Persoonlijk dacht ik het verhaal wel binnen tweeëneenhalf uur te kunnen vertellen: negentig minuten voor de eerste helft en een uur om het slot te laten werken. Zo stond het me voor ogen. Het idee om Kill Bill als twee films te presenteren klonk belachelijk, totdat Harvey het voorstelde. En ik moet zeggen, het werkt beter. Begrijpelijk ook, als je bedenkt dat ik uit esthetische overwegingen alle saaie scènes er al uit geknipt had.

In de montage?

Tarantino: In de schrijffase al. Ik heb mezelf tot doel gesteld om van climax naar climax te werken. Vooral in Kill Bill Volume One is dat het geval. Als deze film een plaat zou zijn, dan was het een greatest hits-album geworden. Het idee erachter was: we vegen al die genrefilms op een hoop, halen de mindere scènes eruit en schieten meteen door naar de hoogtepunten. Als absolute hardcore filmjunkie kan ik een drieëneenhalf uur durende versie wel aan. Maar als je geen totale filmverslaafde bent, dan ligt een overdosis Kill Bill op de loer.

Bedenk wel dat er niet zoveel tijd ligt tussen de release van Volume One en Volume Two. Bovendien wordt op een gegeven moment toch de film in zijn geheel uitgebracht op video en dvd.

Wat opviel aan ‘Volume One’ is dat de dialoog zo minimaal is. Er zijn zelfs scènes waarin helemaal niet wordt gepraat.

Tarantino: Het is weer eens wat anders. Deze film is bedoeld als een adrenalinestoot. Ik help De Bruid op weg op zo’n manier dat ze niet meer te stoppen is. Een van mijn favoriete shots in Volume One is de scène waarin ze in een rolstoel zit. Ze wordt wakker en vermoordt haar belagers. De onderste helft van haar lichaam is verlamd maar ze is niet tegen te houden.

De actiescènes zijn niet gebaseerd op het komische ritme van de dialoog of de poëzie van het heen en weer stuiteren van zinnen. Dat neemt niet weg dat ik wel erg trots ben op de dialoog tussen Vernita en De Bruid of op Lucy’s tekst in de Boss Tanaka-scène. Eigenlijk is die Boss Tanaka-scène pure Quentin-dialoog, maar dan in het Japans.

En dit is natuurlijk een actiefilm. Tekst is niet noodzakelijk. Wat er aan dialoog is, volstaat en in de tweede film krijgen de toeschouwers meer. Maar dialoog is geen absolute must voor mij. Ik geef de toeschouwer iets nieuws, iets dat hij niet eerder heeft gekregen. En ik heb het zo boeiend proberen te maken dat je de dialogen niet zult missen.

De lange scène die plaatsvindt in het ‘House of Blue Leaves’ is opvallend. Aan het einde van de sequentie stapt De Bruid een blauwe kamer binnen, verschuift de vloer en verandert de belichting. Het lijkt alsof je plots buiten de realiteit van de film wordt geplaatst.

Tarantino: Het gaat niet zozeer om realisme, het gaat om het theatrale. Ik heb dat hier en daar aangestipt in het script met hints dat het hier niet om de werkelijkheid gaat, maar om een set. Het is niet nep maar het is ook niet echt, het is theater, opera. Het probleem met de meeste Hongkong-films is dat de gevechten te lang doorgaan. Dus heb ik gekozen voor één enkele massale slachtpartij, maar dan wel eentje met verschillende lagen. En dat silhouet tegen die grote, kleurrijke achtergrond, dat is ook minder Japans. Het is meer een kunstgreep uit de kungfufilms van de oude school. Veel Shaw Brothers-films en Golden Harvest-producties openen met een personage dat, afgezet tegen een groot, kleurrijk decor, op muziek kungfubewegingen maakt.

Je hebt de film opgedragen aan Kenji Fukasaku. Zou je zeggen dat de scène in de besneeuwde tuin geïnspireerd is door zijn werk en dat van Seijun Suzuki?

Tarantino: Eerlijk gezegd heb ik daar niet aan gedacht toen ik die scène op papier zette. Maar ik denk dat het silhouetgevecht in de Kabuki-kamer wel wat weg heeft van het werk van Seijun Suzuki. Aan de andere kant refereert dat beeld net zo goed aan de openingssequenties van een Chang Cheh-film of misschien zelfs de aftiteling van Snake Fist in Eagle Shadow van Yuen Wo-Ping. Voor mij is die scène in de besneeuwde tuin vooral een kruising tussen Hu Kasaki en Sergio Leone. Ik speel met Japanse elementen zoals eer, maar op een heel erg directe manier. Dit is totaal niet ironisch bedoeld, terwijl ik bij Suzuki altijd het idee heb dat hij dat soort onderwerpen wel met een knipoog behandelde. En ik heb altijd al een Sergio Leone-sequentie willen doen, zelfs al voordat ik ook maar iets had gefilmd. Nu doe ik het dus en maak ik het Japans.

Maar als die scène niet zo sterk was geworden als hij nu is, dan had Kill Bill nooit twee films kunnen zijn. Het is naar mijn idee een ijzersterke climax van alles wat er daarvoor is gebeurd. Alle keren dat ik die scène heb bekeken met publiek erbij kon je een speld horen vallen. En dan weet ik: ik heb ze precies waar ik ze hebben wil. Als de voorgaande scènes te langdradig waren geweest, dan zou het op dat moment niet zo stil zijn en het effect een stuk minder sterk. Dan zou ik het publiek niet zo in mijn macht kunnen houden. En ik weet dat ik de kijkers te pakken heb. Precies daar, op het einde van de film.

Laten we het hebben over de soundtrack. Het gebruik van oude filmmuziek is een fenomenale ingeving. Het is zeer ongebruikelijk maar bijzonder efficiënt.

Tarantino: Ik ben er ook erg blij mee. Want ik heb altijd het gevoel gehad dat mijn loopbaan als regisseur eigenlijk begonnen is met het kopen van soundtrackalbums. Voordat er video was, kocht ik de soundtrack van een film waar ik helemaal gek van was, bijvoorbeeld Dressed to Kill, en dan zette ik de muziek op van de museumscène en reconstrueerde ik die scène in mijn hoofd aan de hand van de muziek. Soms kon je zelfs, in je hoofd, de film beter maken. Het werd een vervormde herinnering. Als ik de film later terugzag, dan vond ik mijn versie eigenlijk altijd beter. Dat is het moment waarop filmen voor mij is begonnen.

Maar mijn methodiek voor de soundtrack van Kill Bill is ook ingegeven door wat de Shaw Brothers deden. Die stalen heel brutaal composities van een soundtrackalbum en staken die regelrecht in hun eigen films. De componisten konden er weinig tegen doen, want dan zouden ze naar Hongkong moeten reizen om er de regisseurs aan te klagen in een plaatselijke rechtbank. Maar het is een feit dat hun gebruik van de soundtracks vaak veel inventiever is dan in de films en tv-series waar ze oorspronkelijk voor gemaakt zijn. Queen Boxer met Judy Lee heeft een aftiteling waarin het thema uit Shaft wordt gebruikt en het is hoogst opwindend. Ik blijf die band maar terugspoelen om hem telkens opnieuw te zien. En als je Sting of the Dragon Masters voor de vijftigste keer bekijkt, dan realiseer je je plotseling dat je naar Bernard Herrmanns thema voor North by Northwest zit te luisteren.

De muziek versterkt het tijdloze gevoel dat al je films hebben.

Tarantino: Dat is heel bewust gedaan. Het moet kloppen tot in de details, tot aan de kwaliteit van de opnamen. Van veel soundtracks die we in Kill Bill gebruiken was geen mastertape meer voorhanden. Dus hebben we veel muziek direct van de oude albums overgenomen, niet de cd-versie of een met machines opgepoetste versie. Ik wil de kraakjes en tikjes horen die bij het vinyl horen. Zodat ik tijdens de film denk: ‘Hé, dat is mijn lp, dat is de plaat die ik jaren geleden gekocht heb.’

Je hebt wel eens gezegd dat je eerste twee films zich afspeelden in het Quentin Tarantino-universum en dat ‘Jackie Brown’ plaatsvindt in de wereld van Elmore Leonard. Waar zou je ‘Kill Bill’ plaatsen?

Tarantino: Ik heb altijd het idee gehad dat er niet één maar twee Quentin Tarantino-universums zijn. Je hebt het normale Quentin-universum, dat alle fun in zich heeft van een film, maar dat in realisme echter is dan de werkelijkheid. Je neemt alle gein van een genrefilm en die gooi je met een daverende klap tegen de conventies van dat genre. Dat is overigens niet mijn persoonlijke uitvinding. Elmore Leonard is daar verantwoordelijk voor. Ik las het in zijn boeken en heb het overgeplant naar film. Dat universum bevat dus de aantrekkelijkheid van een filmische film, maar het wordt gepresenteerd op een manier die realistischer is dan wat je normaal in films krijgt voorgeschoteld. Dat is ook de wereld waar Reservoir Dogs zich in afspeelt. Dat is de wereld van Pulp Fiction en mijn script voor True Romance.

En dan is er nog dat andere universum, het absoluut filmische universum. Daar gaat het niet om het echte leven, het gaat alleen maar om films. Dat universum bestaat alleen maar op het scherm en in de projector. Kill Bill is de eerste film die ik in dat universum heb gemaakt. Maar mijn scripts voor Natural Born Killers en From Dusk Till Dawn behoren ook tot die wereld.

De beste manier om de verschillen tussen die twee Quentin-universums te beschrijven, is door te zeggen dat als de personages uit True Romance, Pulp Fiction en Reservoir Dogs naar de bioscoop gaan, het films als Kill Bill zijn die ze gaan bekijken.

‘Kill Bill’ is extreem gewelddadig, maar de film is tegelijkertijd zo absurd dat het geweld niet echt lijkt. Sophie Fatale in een plas bloed is iets heel anders dan Mr. Orange in een plas bloed.

Tarantino: Dat is zeker waar. Eerlijk gezegd is die scène waarin Sophie Fatale’s arm wordt afgehakt een van de weinige scènes waarin ik het geweld direct koppel aan pijn. Ik ben er gewoonlijk niet op uit om te shockeren of om pijn te verbeelden, behalve dan in deze scène. Anders zou het zo plat zijn met een arm die zomaar van de romp wordt gescheiden. Voor de rest mik ik meer op de stijl van Japanse samoeraifilms, niet de dreigende Kurasawa-films maar films als Zatoichi of Baby Cart From Hell, waarin de personages bloedvaten als tuinslangen hebben. Het bloed spuit recht drie meter de lucht in. Voor mij is dat een esthetische overweging. Ik zou niet het woord cartoonesk willen gebruiken; het is eerder uitzinnig. Het is een van de middelen waarmee ik een afstand schep tussen de film en de werkelijkheid. Nergens doe ik de kijker geloven dat de actie plaatsvindt in de echte wereld, er is geen moment dat je niet denkt dat je een film aan het bekijken bent. Het is absolute fictie en tegelijkertijd laat het je als kijker niet koud. Maar het wordt geen moment iets anders dan cinema. Niemand wordt echt vermoord, het bloed dat rondspuit, is geen echt bloed, het is siroop of verf. Als je het bloed niet kan waarderen, dan is dat omdat je niet van de kleur rood houdt, want je weet dat het geen echt bloed kan zijn. Nog explicieter duidelijk maken dat het hier gaat om een film en niets anders, is haast onmogelijk.

Ben je niet bang dat juist die uitzinnige elementen het moeilijker maken om terug te koppelen naar de personages, de scènes waarin de kijker zich moet identificeren met de karakters? Is het niet vreselijk moeilijk om kijkers terug het verhaal in te trekken als je eenmaal zover ‘over the top’ bent gegaan?

Tarantino: Ja, maar dat is mijn werk. Te kunnen draaien als een blad aan een boom. Het is natuurlijk aan de kijker zelf om te bepalen of ik daar ook in geslaagd ben. Het is niet aan mij om daar iets over te zeggen. Ik heb deze film gemaakt op een manier zoals ik het wilde. Om een pijnlijke klap uit te delen en precies op het moment dat het te veel pijn begint te doen een lach te provoceren. Dat is wat ik te bieden heb, die plotselinge omslag. Het is mijn taak om dat tot een goed einde te brengen.

Door Mark Olsen

‘Als de personages uit ‘Pulp Fiction’ en ‘Reservoir Dogs’ naar de bioscoop gaan, is het om films als ‘Kill Bill’ te bekijken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content