Gert Meesters
Gert Meesters Stripjournalist voor Knack Focus.

Deze maand bevestigt de Franse Siamese striptweeling Philippe Dupuy en Charles Berberian zijn Nederlandstalige doorbraak met een uitgebreide retrospectieve in Leuven en met twee nieuwe strips. ‘Een tekenstijl is meer een way of life dan iets louter ambachtelijks.’

Door Gert Meesters

Al sinds het begin van hun samenwerking, nu bijna 20 jaar geleden, staan Dupuy & Berberian bekend als uitzonderlijke tekenaars. Hun typische illustratiestijl straalt een warme nonchalance uit, die zowel reclamebureaus als kranten als het prestigieuze The New Yorker veelvuldig verleidt tot illustratieopdrachten. Maar als Dupuy & Berberian een grote retrospectieve krijgen, is dat zeker niet alleen te danken aan hun tekeningen.

Hun reeks Meneer Johan behoort ook inhoudelijk tot de interessantste stripreeksen van de laatste tien jaar. Het is een thirtysomething-strip over een schrijver van een jaar of dertig, die worstelt met grote levensvragen en vervelende vrienden. Alles aan Meneer Johan zit juist: de verteltoon, de aangename en inventieve illustraties. De verhalen missen het voorspelbare en glamoureuze van Friends en zijn tederder en humoristischer dan pakweg This Life. Discussies met vrienden en ouders, artistieke twijfels, amoureuze troubles, ze komen allemaal uiterst herkenbaar over. De auteurs maken er geen geheim van dat ze eigen ervaringen en ervaringen van vrienden in de strip verwerken, wat de authenticiteit ten goede komt. Het personage van Johan groeit met de auteurs mee: hij wordt ouder en heeft in het nieuwe, vijfde album Het houdt niet op met zijn vriendin Cathy een dochter gekregen. Tegelijk met de vijfde Meneer Johan verschijnt Dagboek van een strip in vertaling, een wat oudere zwart-witstrip waarin Dupuy & Berberian over hun eigen leven vertellen ten tijde van the making ofMeneer Johan 3, Vrouwen en kinderen eerst.

In deze tijd van groeiende aandacht voor het individu is de manier waarop Dupuy & Berberian samenwerken fascinerend. Ze ondertekenen hun werk steevast met hun twee namen, zonder te specificeren wie wat heeft gedaan. Meestal hebben ze beiden getekend en aan het verhaal meegeschreven, soms is er op een andere manier samengewerkt. Af en toe heeft een van de twee er zelfs niks mee te maken. Het is niet alleen intrigerend dat ze hun persoonlijke geldingsdrang voldoende kunnen beheersen om als collectief te signeren. Een duidelijke werkverdeling zou ook hun werkproces kunnen vereenvoudigen, en daardoor versnellen.

Waarom kiezen ze voor de omslachtige weg?

Berberian: ‘Als we alleen maar samen zouden tékenen, dan zouden we het werk waarschijnlijk al lang verdeeld hebben. Maar je moet ook ideeën krijgen en een verhaal maken. Dupuy en ik zijn geïnteresseerd in dezelfde verhalen, we bouwen samen onze fictieve wereld op. We zijn beginnen samen te werken omdat we allebei in strips geïnteresseerd waren, maar ook in grafiek, illustratie en veel andere dingen. We staan dus voor iets, we hebben een visie. Werken met twee is voor ons een uitwisseling, waardoor het eindresultaat sterker wordt.’

Dupuy: ‘In het begin van onze samenwerking verloren we enorm veel tijd. Voor een kortverhaal van zes bladzijden maakten we een telefoonboek vol schetsen. Maar dat was zinnig, want we hebben zo onze gezamenlijke stijl ontwikkeld. Snelheid is niet belangrijk. Het is niet zo dat we allemaal dezelfde honderd meter lopen en moeten proberen om zo snel mogelijk aan te komen. We lopen niet eens allemaal op dezelfde piste. Er zijn auteurs die in hun hele leven maar één boek maken en daar tevreden mee zijn. Anderen maken er tientallen, maar die zijn niet noodzakelijk beter dan dat ene boek van de auteur die daarna gestopt is.’

Berberian: ‘Je moet ons tijdverlies ook niet dramatiseren. We werken niet de hele tijd samen. We werken intensief samen als we een verhaal bedenken. Daarna werken we vooral apart. Ik zit hier in mijn hoekje het verhaal uit te schrijven. Als ik iets wil veranderen, dan doe ik dat gewoon. Philippe leest het toch grondig na en mag aanpassen wat hij wil. Ook tekenen doen we apart. We verliezen dus eigenlijk niet meer tijd dan een klassiek duo van scenarist en tekenaar die per fax corresponderen. We zitten niet constant over elkaars schouder mee te kijken om elkaar te corrigeren.’

Dolfijn

Dupuy & Berberian zijn het type auteurs die over elk aspect van hun werk uren kunnen doorpraten. De opmerking dat stripreeksen meestal als minderwaardige genrestrips worden afgedaan, omdat veel interessante auteurs enkel stripromans maken, werkt op Berberian als een rode lap op een stier.

Berberian: ‘Dat onderscheid wordt inderdaad vaak gemaakt, maar het klopt niet. Comanche, van Hermann en Greg, is een echte westernreeks, maar toch hebben de personages iets speciaals, iets dieps, waardoor je de strip niet als een gewone genrestrip kunt afdoen. Of je een auteur bent in de literaire betekenis of niet, heeft niet te maken met het genre, maar met een houding ten opzichte van je strips. Onze voorgangers maakten strips voor hun publiek, en de besten ervan, zoals Franquin en Jijé, maakten ze ook wel een beetje voor zichzelf. Wij maken onze verhalen voorál voor onszelf en ook voor een soort publiek dat bestaat uit onze vrienden, de mensen die op een album reageren. ‘Ja maar,’ zeggen de mensen die ons willen aanvallen dan, ‘dan is het natuurlijk geen wonder dat jullie niet goed verkopen. Waarom publiceren jullie je strips dan?’ Waarom zijn wij strips blijven maken toen onze verkoopcijfers nog verschrikkelijk laag waren? Voor ons is het antwoord in onze boeken terug te vinden. Dagboek van een strip is daar een goed voorbeeld van. We hebben ons destijds niet echt afgevraagd wat we met dat boek wilden bereiken; we hebben het gewoon gemaakt. Achteraf hebben we geconstateerd dat we daarmee een last van ons afgetekend hebben, maar zoiets constateer je achteraf. We maken strips omdat we er op allerlei manieren beter van worden. Bij elke nieuwe strip hebben we die ervaring. We zijn als die dolfijn die op de knop heeft gedrukt die hem een aangenaam gevoel bezorgt. Die blijft natuurlijk duwen. ( lacht) Als we een striproman zouden willen maken in plaats van een reeks, dan deden we dat gewoon. Maar we kunnen heel veel kwijt in Meneer Johan. Wat uiteindelijk het belangrijkste is, is dat we niet gefrustreerd geraken door onze vaste personages. En dat is helemaal niet zo: die evolueren met ons mee, zodat we alles wat we willen, in een reeks kunnen vertellen.’

Dupuy: ‘Frustrerend zou het zijn als het personage altijd hetzelfde was en zich altijd voorbeeldig en heroïsch zou gedragen.’

Heroïsch is meneer Johan in elk geval niet. De dingen die hij meemaakt, zijn zo hardnekkig doordeweeks, dat het alledaagse aspect van de strips zelfs tot thema van de retrospectieve is verheven. De heren zijn het niet eens over de vraag waarom hun personages enkel te maken krijgen met alledaagse besognes.

Dupuy: ‘We kunnen niks anders. We behoren tot de mensen die het dagelijkse heden veel beter aanvoelen dan een fictief verleden. Schoenmaker, blijf bij je leest, dus.’

Berberian: ‘Nee, er zit meer achter. Dat we verhalen over alledaagse dingen maken, is een bewuste keuze. Als ik andere verhalen lees, vind ik de menselijke, kleine anekdotes altijd het interessantst. Er zijn eigenlijk twee soorten scenario’s. Aan de ene kant zijn er de scenaristen die hun verhalen ophangen aan kleine anekdotes, aan de mensen die in het verhaal voorkomen. Aan de andere kant zijn er scenaristen die meer geïnteresseerd zijn in grote gebeurtenissen, feiten, bewegingen. Een stripreeks als Blueberry – je mag ervan denken wat je wilt – maakt de Amerikaanse burgeroorlog aanschouwelijk door te laten zien dat soldaten ook maar gewone mensen zijn en dat de noordelijken eigenlijk even racistisch zijn als de zuidelijken.’

Knippen en plakken

Als de alledaagse sleur de interessantste verhalenbron is, dan zou een groter aantal autobiografische strips voor de hand liggen. Kleine gebeurtenissen vind je het snelst in je eigen leven. Toch hebben Dupuy & Berberian na Dagboek van een strip geen autobiografische verhalen meer gemaakt.

Dupuy: ‘Om een autobiografie structuur te geven, moet je ze gaan bewerken. Als het verhaal wat te veel op het leven van de lezer gaat lijken, is het niet meer zo interessant. Een autobiografie waarin geknipt en geplakt is, kan wel interessant zijn, zoals Dagboek van een strip. Maar we maken toch vooral fictieve verhalen, omdat we daarin kunnen knippen en plakken naar believen. We kunnen in onze fictie autobiografische elementen verwerken, maar dan zoals het ons uitkomt.’

Berberian: ‘Een minder gemakkelijk aspect van autobiografie is, dat je je omgeving blootstelt aan de aandacht van een publiek. Als je gesprekken in zo’n autobiografie opneemt, dan vormt de lezer zich een beeld van de gesprekspartner dat – afhankelijk van de gekozen gesprekken – een heel misvormd beeld kan zijn. Dus als we in Meneer Johan autobiografische elementen verwerken, dan zijn we het nadeel van autobiografische strips, het blootstellen van onze omgeving, kwijt. Overigens zijn autobiografische verhalen ook geconstrueerd. Mijn personage in Dagboek van een strip, dat ben ik slechts gedeeltelijk. Ik laat de kanten van mijn persoonlijkheid zien die een coherent personage opleveren voor dat verhaal.’

Dupuy vertelt in Dagboek van een strip over zijn onzekerheid over zijn vaste relatie.

Dupuy: ‘Veel mensen hebben gereageerd dat het een erg eerlijk boek was. Ze vroegen me of ik het niet erg vond dat iedereen alles wist over mijn leven. Ik ga niet zeggen dat het een oneerlijk boek is, want het is een eerlijke beschrijving van zaken waar ik toen mee in mijn hoofd zat. Maar zo onthullend is het nu ook weer niet. Ik heb dingen achtergehouden voor de lezer, en dingen anders verteld dan ze gebeurd zijn.’

Meneer Johan blinkt als reeks uit door de zorgvuldig uitgebalanceerde verhaaltoon. Met Het houdt niet op lijkt die toon iets somberder te zijn dan ervoor, al blijft een vrij positieve ondertoon doorklinken. Dupuy & Berberian hebben ooit door hun uitgever een boek van de Canadees Seth laten vertalen. Ik verwijs naar de titel van dat boek als een soort verborgen boodschap van heel de Meneer Johan-reeks: La vie est belle, malgré tout. Berberian kan ermee lachen.

Berberian: ‘Die titel sluit inderdaad bij ons werk aan. Er zitten sombere dingen in Meneer Johan, omdat we er vragen in stoppen waar we zelf nog een antwoord op zoeken. Als je volwassen wordt, word je je ook bewust van de fragiliteit van het leven. Het besef dat je leven onverbiddelijk leidt naar de dood, moet je overwinnen. De andere mogelijkheid is dat je je van ’s morgens af bezat omdat je die realiteit niet onder ogen durft te zien. ( lacht) In onze maatschappij wordt kinderen krijgen nog altijd geïdealiseerd. Kinderen krijgen is pure poëzie, het verlengt je leven, et cetera. Het is bijna een taboe om er wat op door te denken. Maar je móét erover nadenken, anders confronteren je kinderen je zelf met de moeilijke vragen. Als je het leven geeft, geef je onvermijdelijk ook de dood en het oud worden cadeau. Dat is een zware verantwoordelijkheid. Mensen beschrijven meneer Johan wel eens als een overjaarse adolescent, omdat hij veel moeite heeft met de grote stappen van het leven, zoals kinderen krijgen. Maar wie is uiteindelijk de volwassene? De persoon die kinderen maakt alsof het de normaalste zaak van de wereld is of de persoon die er goed over nagedacht heeft? Dat is voor ons van alle thema’s die we in de nieuwe Meneer Johan hebben gestoken, de belangrijkste. We hebben zin om dat verder uit te werken. We willen bekijken hoe meneer Johan zich zal gedragen tegenover zijn vriendin Cathy en zijn dochter Julie. Philippe en ik stellen ons vragen over onze eigen kinderen, en proberen een soort antwoord te vinden door er verhalen over te maken. We hebben Cathy opzijgeschoven in het nieuwe boek, omdat we het echt over onze ervaringen als vaders wilden hebben. Maar we wilden geen typisch boek maken over dertigers die een kind krijgen. Dan kan je evengoed een boek maken over mensen die hun rijbewijs halen of over dokters. Zo’n boeken zijn er al genoeg. Dus hebben we er een vreemde draai aan gegeven: meneer Johan zit opgescheept met Eugène, een kind dat niet dat van hem is, maar van een vriend, en zelfs niet echt van zijn vriend, maar van diens ex-vriendin. Johan moet ook op zijn eigen dochter letten, zonder Cathy. Johan ziet hoe Eugène opgroeit, hoe die jongen in een vreemde situatie is verzeild en hoe hij zich verveelt. Daardoor realiseert Johan zich opeens wat het betekent om een kind te krijgen, ook al hééft hij al een kind. Zo’n kind, in dit geval Eugène, confronteert je met de vragen die je zelf opzijgeschoven hebt, de fundamentele vragen over ouder worden, doodgaan, iemand graag zien.’

Dupuy & Berberian hebben in hun strips een specifieke manier ontwikkeld om dromen en visuele metaforen deel te laten uitmaken van het verhaal. Het klassieke voorbeeld van zo’n scène komt voor in Vrouwen en kinderen eerst. Daarin voelt meneer Johan zich onder druk gezet door zijn Cathy, die graag kinderen wil. In de eropvolgende droomsequens wordt een middeleeuws kasteel vol meneer Johan-soldeniers door een leger klonen van zijn Cathy beschoten met baby’s.

Dupuy: ‘Het dromerige, irreële aspect van zulke passages geeft ons de gelegenheid om de gevoelige kant van de verhalen beter in de verf te zetten. Je kan in zo’n passage op een intelligente manier vertellen wat een personage denkt. Soms voegt zo’n passage ook iets humoristisch toe.’

Zoals de scène in Dagboek van een strip waarin Berberian Dupuy en zichzelf als marsmannetjes afbeeldt, omdat de mensen zo vreemd reageren als hij zegt dat hij strips maakt. Voelt hij zich miskend?

Berberian: ‘Die passage is een beetje paradoxaal. Ik ben eigenlijk wel trots op de buitenaardse kant van mijn beroep. Wie als kind veel tekent, gaat niet met zijn vriendjes voetballen. Die blijft liever in zijn hoekje zitten. Als je van tekenen je beroep maakt, dan blijf je je anders zijn profileren.’

Een van de aantrekkelijkste kanten van de latere Meneer Johan zijn de warme kleuren, die eventueel onaangename gebeurtenissen wat verzachten. Daar wordt blijkbaar niet echt over nagedacht.

Dupuy: ‘Ik geloof niet in een bepaalde kleurentheorie. We kiezen de kleuren op een instinctieve manier. Overigens zeg jij nu dat onze kleuren warm zijn, maar sommige mensen vinden onze kleuren triest. Volgens hen zijn alleen hevige kleuren warm, en die gebruiken we net niet.’

Zoals het kleurengebruik is ook de lijnvoering van het duo de laatste tien jaar sterk veranderd. Ze is losser, schijnbaar nonchalanter geworden.

Dupuy: ‘Ik ga niet akkoord met de visie dat een stijl een soort harnas is waar je in vastzit. Je hebt er vroeger voor gekozen, en nu mag je er niet meer te veel van afwijken, want dan herkennen de mensen je stijl niet meer. Stijl is meer een way of life dan iets louter ambachtelijks. Als een verhaal erom vraagt, moet je je stijl kunnen aanpassen. Onze verhalen zíjn sterk veranderd. De eerste Meneer Johan is getekend in een stijl die nog sterk aan de zogenaamde klare lijn doet denken. Dat past mooi bij het verhaal, dat ook nog iets adolescentachtigs over zich heeft. Door allerlei ervaringen, zoals onze schetsboeken op reis, is onze tekenstijl veranderd, en we vonden dat dat ook in onze strips zichtbaar mocht worden.’ Berberian : ‘Een stijl moet leven. Daarvoor is het noodzakelijk dat je hem begrijpt, dat je er een verbondenheid mee voelt. Wij zijn niet meer dezelfde mensen als tien jaar geleden, dus zou het absurd zijn als we nog op dezelfde manier zouden tekenen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content