Zingen in een Duitse opera, een intieme solo-cd uitbrengen, kamelendrollen eten in Het Peulengaleis of een boeddhistisch klooster intrekken voor W@=D@: Pieter Embrechts moet onderhand over het vreemdste cv van het land beschikken. Mag daar voortaan ook op: ‘een taalprogramma presenteren’. Met dank aan Man Over Woord, zijn jongste verwezenlijking voor Canvas.

Taal is een wonderlijk ding/ Altijd onderhevig aan verandering/Terwijl de dorsvlegel al lang niet meer slaat/En ons als woord langzaam verlaat/Wordt op diezelfde wei een nieuw woord geboren/En slaat men ons nu met tentsletje om de oren.’

Het is de pregeneriek van Man Over Woord, het programma dat ons tot bij Pieter Embrechts heeft geleid, die ons te binnen schiet als we plaatsnemen aan een tafeltje in de Wattman aan de Berchemse Draakplaats. Voor wie nooit een Suske & Wiske ter hand heeft genomen: ‘wattman’ was een halve eeuw geleden nog een courant synoniem voor tramconducteur, tot het woord – samen met de techniek misschien – ten onder ging. De gedroomde locatie, kortom, om aan een interview te beginnen over het nieuwe taalprogramma van Canvas. Bij wijze van geruststelling: ManOver Woord is geen vervolg op Hier spreekt men Nederlands, net zomin als Pieter Embrechts een nieuwe Annie Van Avermaet is. Verwacht geen offensief om de taal der Vlamingen te zuiveren van verkavelingswoorden en dt-fouten, wel een programma over de schoonheid en geheimen van onze taal.

PIETER EMBRECHTS: ‘Wattman’ is gelukkig van de vergetelheid gered door Sus en Wis. Ik hou van woorden die in onbruik geraakt zijn en op het punt staan om onze taal te verlaten. ‘Stesselen’ bijvoorbeeld, wat zoveel betekent als ‘langzaam schuifelen’: ik hoor dat graag. Het zou ook een mooie rubriek geweest zijn in Man Over Woord: welke woorden gaan verloren, welke woorden komen erbij? ’t Is het onthouden waard voor een volgende reeks, als die er komt.

Om er meteen met een taalvraag in te vliegen: je wordt in quasi elk interview óf ‘het multitalent’ óf ‘de creatieve duizendpoot’ genoemd. Welke van die twee omschrijvingen wens je het snelst de vergetelheid toe?

EMBRECHTS: (Lacht) Beide, maar als ik echt moet kiezen, klinkt ‘creatieve duizendpoot’ nog net iets fouter. Maar, en daar wil je waarschijnlijk naartoe, het zijn etiketten die nogal vaak op mij gekleefd worden. Het is ongetwijfeld goed bedoeld, alleen: ze bekken niet zo lekker. Ach, Sammy Davis Jr., Frank Sinatra of Judy Garland speelden óók in films mee, schreven muziek, zongen én maakten tv-programma’s. Als er voor hen geen beter woord bestond, wat zou ik dan klagen?

Mag je nu ook aan je cv toevoegen: ‘een taalprogramma presenteren op Canvas’. Een eigen voorstel?

EMBRECHTS: Neen, het idee bestond al. Ze waren bij Canvas al langer aan het broeden op een programma over de rijkdom van onze taal voor ze mij als presentator polsten. Aanvankelijk was mijn houding wat terughoudend. Ik wist namelijk niet of ik dat kon, en of ik dat wel wilde kunnen. Want dat is iets speciaal, presenteren. Soms sta je met een microfoon in een wei terwijl de cameraploeg tweehonderd meter verder staat. ‘Spreek maar alsof de camera net voor je staat’, krijg je dan te horen. ‘Hoe moet dat als jullie ginds ver in de bosjes staan.’ (Lacht) Het is eventjes zoeken, kortom. We hebben eerst een test gedraaid, een gesprek met een professor nota bene, en toen ik daar de resultaten van zag, was ik meteen overtuigd: dat was zó goed geregisseerd, gefilmd en gemonteerd dat ik meteen met die ploeg aan de slag wilde.

Een klassieke presentator ben je niet, integendeel. Je lijkt soms een stoorzender in een iets of wat didactisch programma over taal. Een combinatie die wel werkt, overigens.

EMBRECHTS: Grappig dat je dat zegt: ik ervaar het zelf ook een beetje zo. Soms heb ik iets van een jongetje dat te lang tegen zijn goesting in de mis zit en dan maar allerlei dingen begint uit te steken. (Lacht) Dat was ook nodig, vind ik: sommige reportages zijn zeer taal-technisch en redelijk droog-wetenschappelijk, die konden wat tegengewicht gebruiken. Humor is als een lepel suiker: het helpt om een medicijn door te slikken.

Ik schrok in het begin een beetje van die beschouwende, analytische kijk op taal. Ik ben geen linguïst, maar gewoon iemand die veel met taal bezig is – vooral op een creatieve manier dan, gezien mijn vakgebied. Maar dat is net de kracht van de redactie, dat zij die andere kijk wel hebben. Zij zoeken uit hoe het komt dat Elio Di Rupo er niet in slaagt drie zinnen deugdelijk Nederlands te spreken – het heeft iets met zijn hoorapparaat te maken, meer ga ik niet verklappen – of hoe het komt dat het eerste woord van elke baby ‘mama’ is. Onderwerpen waar ik niet meteen zou opkomen, maar die me wel boeien.

Mogen we je kijk op taal in het kamp van Koot en Bie en Theo en Thea situeren, mensen die we in de eerste plaats met creatief taalgebruik associëren?

EMBRECHTS: Absoluut. En wat me opviel tijdens het maken van deze reeks: het zijn net mensen die speels met taal omgaan die er de grootste impact op hebben. Neem nu het ABN-offensief, waarop we in Man Over Woord terugblikken: dat was een nogal kunstmatige politieke poging om een eenheidstaal te creëren door mensen iets op te dringen. Zo’n ding om je autovenstertje naar beneden te draaien, werd plots een ‘raamopdraaikruk’. Zo werkt taal natuurlijk niet. De echte weg van taal is veel levendiger en veel spannender. Dat is mijn neefje van zeven die thuiskomt van school en ‘wallá’ zegt, omdat hij dat van de Marokkaanse kinderen op de speelplaats heeft opgepikt. Taal is een spons die opslorpt wat je omringt – en daar spelen taalcreatievelingen een grote rol. Wat De Jeugd van Tegenwoordig doet in Sterrenstof: dat is taalvernieuwing. Daar zijn ze net zo baanbrekend in als pakweg Koot en Bie, die spelenderwijs woorden als ‘regelneef’ of ‘oudere jongeren’ in onze taal introduceerden.

Net als de namen die we net aanhaalden, lijk je iemand die graag buiten de lijntjes kleurt. Was het niet lastig om je in te passen in een sterk geformatteerd programma als ‘Man Over Woord’?

EMBRECHTS: Niet echt. Omdat er een gezonde wisselwerking was tussen de redactie en mezelf: zij kwamen met ideeën waar ik nooit aan zou denken, en omgekeerd. Zo’n format duwt je natuurlijk wel een bepaalde richting uit en stelt je op de meest onverwachte momenten voor harde keuzes. Dat was soms wel eens vloeken. Voor de opnames moest ik bijvoorbeeld af en toe een ‘voxpop’ doen – je weet wel, de man in de straat een micro onder de neus duwen. Op een bepaald moment vroeg ik aan een ouder koppel hoeveel woorden een mens kent – toegegeven: een beetje een absurde vraag. De vrouw: ‘Goh, wij spreken eigenlijk niet meer zo veel tegen elkaar.’ De man: ‘Niet echt, neen. Ja soms als je iets nodig hebt of zo. Maar woorden? Ja, nee, ik zou het niet weten.’ Ik zeg dan: ‘Maar jullie luisteren toch wel naar de radio of kijken naar de televisie?’ Hun antwoord: ‘Ja, maar dat is niet ons leven.’ Volledig toevallig kreeg ik daar een prachtig portret van een koppel dat doodeenvoudig uitgepraat was tegen elkaar. Heel triest, maar ook ontzettend schoon. Ik had dat graag gezien op tv, maar het paste niet binnen het item. Ik begrijp dat, maar mijn interesse is soms breder dan het kader van een format.

Het doet denken aan een van de meest memorabele momenten uit ‘Mag Ik U Kussen?’, waarin je het verhaal vertelde van de laatste keer dat je je oma zag. Het paste voor geen meter in de jolige sfeer van een luchtig midweekprogramma, maar misschien net daardoor was het het meest ontroerende stukje televisie van het jaar.

EMBRECHTS: Ik vind het heel tof als er dingen gebeuren die niet onmiddellijk in een item passen, maar toch heel veel zeggen. Dat was ook een heel waarachtig moment: het was niet een verhaaltje dat ik had uitgevonden, maar het ware relaas van de laatste keer dat ik mijn oma zag. Ik ben heel blij dat dat in een programma als Mag Ik U Kussen? kon.

Je bent dit jaar 39 geworden. Is dat een leeftijd waarop een mens al eens zijn verwezenlijkingen durft te overschouwen?

EMBRECHTS: (Met grootvaderstem) Jongen toch, ik ben al tien jaar aan het overschouwen. (Lacht) Ik blik bij momenten doelbewust terug, omdat ik er veel uit leer: wat ik echt graag doe bijvoorbeeld, wat belangrijk voor me is en wat niet, waar ik de mist in ben gegaan en wáárom dat is gebeurd…

Daar hoort een voorbeeld bij.

EMBRECHTS: Wel, ik werd ooit gevraagd door Peter Vermeersch, de man achter Flat Earth Society en tevens een heel fijne mens, om mee te zingen in een opera die hij geschreven had. Hadden al toegezegd: Wim Opbrouck, Sara De Bosschere, Esmé Bos en vier internationale operadiva’s – echte sterren. We zouden repeteren en spelen in Duitsland, en Roy Faudree van The Wooster Group, het New Yorkse gezelschap van Willem Dafoe, nam de regie voor zijn rekening. ‘Dit wordt een bom van een voorstelling’, dacht ik, en ik kon mijn geluk niet op. Helaas bleek Faudree een man met een vooropgezet plan, waarvan hij niet wilde afwijken. Hij tolereerde geen enkele inbreng, hoe constructief ook. Noch van de muzikanten, noch van ons, de acteurs. Integendeel, op een bepaald moment snauwde hij ons letterlijk toe: ‘ I am an American, you know? Nike? Just do it!’ En het ergste van al: zijn plan was ronduit slecht. Het decor was gruwelijk, de kostuums ook. Net zoals de voorstellingen, uiteraard. Sindsdien stap ik niet meer in een productie waarvan ik vermoed dat er geen interactie mogelijk is. Het budget mag nog zo groot zijn. Dan blijf ik liever thuis om vrolijk met een klein groepje gelijkgestemde zielen aan iets kleins te timmeren. Betrokkenheid en geloof in wat je doet: daar draait het om.

Je at kamelendrollen in ‘Het Peulengaleis’, liet je voor ‘W@=D@’ omdopen tot een boeddhistische monnik en maakte voor ‘Te Gek Voor Woorden’ muzikale portretten van psychiatrische patiënten. Om maar te zeggen: je hebt werkelijk al vanalles gedaan. Zie jij zelf nog een rode draad doorheen je carrière lopen?

EMBRECHTS: Zoals ik net al zei: ik wil geloven in wat ik doe. En dat is bij die drie voorbeelden zeker het geval. De meest voor de hand liggende rode draad is misschien doodeenvoudig dat het allemaal dingen zijn waar ik persoonlijk belang aan hecht. Dat gaat twee richtingen uit. Aan de ene kant hou ik heel erg van absurdisme. Ik heb bijvoorbeeld net nog een paar filmpjes opgenomen met Hugo Matthysen, een soort parodie op een klassieke zanger die sinterklaasliedjes brengt en geheel toevallig vier armen heeft: héél goed mee geamuseerd. (Lacht) En aan de andere kant hou ik van dingen die heel waarachtig zijn, zoals wat ik voor Te Gek Voor Woorden deed.

Weet je, ik heb ooit met een aantal vrienden de muziek verzorgd bij de literaire tournee van Hugo Claus na Belladonna. Bijzonder indrukwekkend om te zien hoe hij een zaal kon inpakken met zachtaardige poëtische bewoordingen, maar na een tijdje merkten we dat Claus een aantal vaste antwoorden had die elke avond terugkwamen. Vroeg iemand hem wat hij het mooiste werk uit zijn oeuvre vond, dan antwoordde hij keer op keer: ‘Ach, mijn oeuvre. Wat is dat meer dan de verzameling van mijn versplinterde staten?’ Een heel juist en terecht antwoord, als je het mij vraagt. Alsof een oeuvre één rechte lijn is waarin alles uitgestippeld is.

MAN OVER WOORD

Vrijdag 18/11, 20,40 – Canvas.

GEERT ZAGERS / FOTO’S KOEN KEPPENS

Pieter embrechts ‘SOMS HEB IK IETS VAN EEN JONGETJE DAT TE LANG TEGEN ZIJN GOESTING IN DE MIS ZIT EN DAN MAAR ALLERLEI DINGEN BEGINT UIT TE STEKEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content