Het land is in crisis, maar de literatuur doet het beter dan ooit tevoren. Drie nieuwe titels uit Spanje.

DE BEKENTENIS VAN ADRIÀ****

Jaume Cabré, Signatuur (originele titel: Jo confesso), 688 blz., ? 29,95 euro (? 25 t.e.m. 30/4)

SLEUTELZIN Pas gisterenavond, toen ik door de druipnatte straten van Vallcarca liep, begreep ik dat het een onvergeeflijke fout was geweest bij mijn ouders te worden geboren. De wereldvreemde, hoogbegaafde Adrià Ardèvol groeit in de jaren vijftig op in een liefdeloos gezin in de middenklassewijk Eixample in Barcelona. Zijn meedogenloze vader Fèlix is een succesvol antiekhandelaar, moeder Carme is de dochter van een professor. Ze dromen ervan dat hun enige zoon zal uitgroeien tot een topviolist. Maar Adrià is niet echt getalenteerd en volgt tegen zijn zin vioollessen bij pedante privéleraars. Hij zoekt troost bij twee fantasievriendjes, sheriff Carson en indiaan Zwarte Adelaar, en bij één vriend van vlees en bloed, zijn zeer getalenteerde leeftijdsgenoot Bernat. Adrià’s vader is op niet al te fraaie wijze in het bezit gekomen van een kostbare viool van de beroemde 18e-eeuwse vioolbouwer Storioni. Op een dag haalt Adrià de Storioni stiekem uit de brandkast en ruilt ze met zijn oefenviool omdat hij het instrument aan Bernat wil tonen. Diezelfde dag wordt Fèlix Ardèvol vermoord. Met De bekentenis van Adrià schreef de Catalaan Jaume Cabré (°1947) een fascinerende, maar ook complexe roman, waarin hij op geniale wijze vijfhonderd jaar geschiedenis vermengt met het hoofdverhaal van de familie Ardèvol. Het is even wennen aan de schijnbaar moeiteloze manier waarop hij van de folterpraktijken van de katholieke inquisitie switcht naar de gruwel van de Holocaust, en zo tijd en ruimte lijkt op te heffen. Het is ook wennen aan hoe hij zijn hoofdpersonage in beeld brengt: het ene moment is Adrià een ik-figuur, het andere schrijft Cabré over hem in de derde persoon. Die wissels in perspectief gebeuren soms in één zin, waardoor een argeloze lezer af en toe het noorden kan verliezen. DE VLUCHT***

Jesús Carrasco, Meulenhoff (originele titel: Intemperie), 208 blz., ? 16,95.

SLEUTELZIN Vanuit zijn lemen schuilplaats hoorde hij de echo van de stemmen die hem riepen en als waren het krekels, probeerde hij iedere man afzonderlijk te plaatsen binnen de grenzen van de olijfboomgaard.

Naar verluidt was De vlucht dé literaire sensatie van de recentste Frankfurter Buchmesse en stonden uitgevers uit diverse landen elkaar bijna naar het leven om de vertaalrechten voor dit debuut van de Spaanse Jesús Carrasco (°1972) in de wacht te kunnen slepen. ‘Een verpletterend debuut’, jubelde Carrasco’s eigen uitgever. ‘Een mix van Miguel Delibes en Cormac McCarthy.’ Dat klopt min of meer: De vlucht beschrijft de tocht van een jongen in een woest Castilliaans boerenlandschap (Delibes) dat na een ramp door man en muis verlaten lijkt (McCarthy). De vaderfiguur uit McCarthy’s De weg is vervangen door een stokoude geitenhoeder en het verhaal speelt zich niet na de Apocalyps maar ergens lang daarvoor, in een onbepaald ver verleden, af.

Een jongen vlucht weg van huis. Hij verbergt zich in een put in een olijfboomgaard, en wacht daar tot de mannen die hem zoeken, afdruipen. Na een lastige, uitputtende tocht komt hij uitgehongerd en dorstig aan bij het kampvuur van een oude, norse geitenhoeder. Eerst raken ze in de clinch met elkaar, maar vrij snel sluiten ze een soort van verbond en trekken ze samen verder op. De vlucht is een vlot en vakkundig geschreven debuut, maar ‘verpletteren’ doet het niet helemaal. Daarvoor heeft Carrasco misschien iets te veel leentjebuur bij anderen gespeeld, waardoor het déjà-vugehalte ruim tweehonderd bladzijden lang vrij hoog ligt.

DE NEERGANG VAN MADRID*****

Eduardo Mendoza, Meulenhoff (originele titel: Riña de gatos. Madrid 1936), 399 blz., ? 19,95.

SLEUTELZIN Lieve Catherine, kort nadat we de grens waren gepasseerd en de vervelende douaneformaliteiten achter de rug hadden, ben ik in slaap gesukkeld door het schudden van de trein, want ik had de hele nacht geen oog dichtgedaan, belaagd als ik werd door de opeenstapeling van problemen, angsten en heftige verlangens ten gevolge van onze stormachtige relatie. De Catalaanse grootmeester Eduardo Mendoza (°1943) won met De neergang van Madrid in 2010 de Premio Planeta, de lucratieve ‘Spaanse Nobelprijs’ ter waarde van 601.000 euro. Mendoza heeft dat fortuintje eerlijk verdiend, want De neergang van Madrid is een heerlijke historische roman, geschreven met een in ironie gedrenkte sierlijke kroontjespen. In het voorjaar van 1936 reist de brave en oerdegelijke Engelse kunsthistoricus Anthony Whitelands in opdracht van de niet al te koosjere kunstverzamelaar Pedro Teacher van Londen naar de onrustige, prerevolutionaire Spaanse hoofdstad Madrid. Hij gaat er de waarde van een aantal schilderijen van de hertog van Igualda schatten, die met zijn gezin naar het buitenland wil vluchten en daarvoor eerst een deel van zijn kunstpatrimonium moet verkopen. Op de trein naar Madrid schrijft Anthony een afscheidsbrief aan zijn minnares Catherine, omdat hij te laf is om haar oog in oog de bons te geven. Op bezoek bij de innemende hertog raakt hij in de ban van diens oudste dochter Paquita en van een voor hem onbekend schilderij van de 17e-eeuwse meester Velázquez. Paquita heeft jammer genoeg meer belangstelling voor José Antonio Primo de Rivera, de knappe aristocratische leider van de fascistische falangistenpartij. En de brave hertog blijkt niet zo goedbedoelend te zijn als de naïeve Anthony Whitelands eerst dacht.

JAN STEVENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content