Tine Hens
Tine Hens Journaliste voor Knack

Zo’n twintig scenario’s kreeg de Waalse acteur Olivier Gourmet toegestuurd nadat hij op het jongste filmfestival van Cannes tot beste acteur werd gekozen voor zijn rol in ‘Le Fils’. Geen enkel daarvan beviel hem tot nu toe. ‘Makkelijke roem interesseert me niet. Ik wil dat mensen me kennen door mijn werk, niet omdat ik in iedere mogelijke film meespeel of een graag geziene gast ben in het mediacircus.’

Door Tine Hens

‘Le Fils’ Vanaf 9/10 in de bioscoop

Het liefst van al zou hij willen dat alles bij het oude bleef. Gourmet is een man van de aarde, geen dromer of zwever. Zijn vader was veehandelaar in het Ardeense dorp Mirwart, in de buurt van Saint-Hubert. Liefde voor de boerenstiel heeft Gourmet misschien niet overgeërfd, maar wel zijn vaders realiteitszin. ‘Je staat nog nergens’, zei zijn vader stug toen zoonlief jubelend met zijn Eerste Prijs van het Conservatorium binnenhuppelde. Of nog. De ochtend van het ingangsexamen van Olivier zaten beide mannen samen aan tafel. ‘Nou, dag dan’, zei de zoon. ‘Ik hoop dat je zakt’, antwoordde vader zonder van zijn bord op te kijken. Het schetst de sfeer waarin Olivier het theater en het acteren ontdekte. Voor zijn twintigste was hij nooit een bioscoop, laat staan een schouwburg binnengewandeld. Hij hielp zijn vader met de beesten. Die bracht hem de kneepjes van de stiel bij, in de hoop dat Olivier ooit het bedrijf zou overnemen. Het werd de jongste zoon die gedwee in de voetsporen van de vader stapte, de oudste hield zichzelf en de wereld liever voor de gek en speelde de clown. Jarenlang kleurden de wangen van vader Gourmet dieprood als zijn collega’s op de markt hem naar de bezigheden van petit Olivier vroegen. ‘Il fait le gu-gu, hij hangt de zotskap uit’, zei hij met de ogen intens op de grond gericht. Nee, zijn vader was niet de grootste fan van het theater. Hij vond het een ontaard milieu van mensen zonder God of gebod. Dat zijn zoon dat zootje acteurs opzocht, beschouwde hij als een persoonlijke mislukking. Tot diezelfde zoon met de eerste successen thuiskwam. De gekrenkte vader veranderde in minder dan een dag in een trotse vader. ‘Mon fils, il a gagné le palme d’or’, zegt hij nu met bolle borst tegen iedereen die het wil horen. Olivier kan er enkel om lachen. ‘Hij blijft natuurlijk dezelfde, met zijn nukken en wijsheden’, vertelt hij. ‘Zoals alle mensen in mijn omgeving. Ze zijn dolgelukkig, dat wel, maar wij zijn een robuust ras. Iedereen heeft hier altijd hard gewerkt. Dat wordt er met een prijs niet anders op.’ In zijn Brusselse hotelsuite voor één dag bestelt Gourmet koffie, laat zich onderuitzakken in de bank en steekt een sigaret op. ‘H et is zalig om eens bediend te worden’, zegt hij, de ogen schalks en alert achter het rechthoekige brilmontuur. Samen met zijn vrouw houdt Gourmet immers pension in Mirwart. Hôtel Beau-Site is een familie-erfstuk. Zijn grootmoeder had het al en voor hem zijn moeder. Op haar veertiende ging ze in het hotel aan de slag. ‘Mijn vader logeerde in het hotel. Overdag ging hij naar zijn boerderij, ’s avonds kwam hij bij moeder de vrouw op hotel. “In iedere steen van dit huis zit een druppel van mijn bloed”, zei mijn moeder altijd. Toen zij drie jaar geleden een hersenbloeding kreeg, konden we niet anders dan het overnemen. We zochten toch een rustiger plek dan Luik om te wonen. Mijn vrouw vond het wel een leuk idee een hotel te houden, háár ouders hadden er zelf een. Ze was erin opgegroeid. Ik help als ik thuis ben. Of we meer volk over de vloer krijgen sinds mijn prijs? Bwaah, zo’n vaart loopt het niet.’ Hij denkt na, duwt zijn sigaret uit. ‘Het heeft wel een beetje effect, ja.’ Bescheidenheid. Bij Gourmet is het geen rookgordijn dat hij optrekt om de ijdelheid achter te verbergen. Het is zijn tweede natuur, zonder meer.

‘Een prijs verandert alles’, zei James Ivory ooit. Klopt dat?

Olivier Gourmet: Ja en nee. Het is vooral de blik van anderen die verandert. Persoonlijk heb ik geen behoefte aan al te veel heisa en opwinding. Maar of je het nu wilt of niet, je smoel wordt een deel van het gemeenschappelijke geheugen. Ik loop in Italië rond en mensen draaien het hoofd om me nog eens goed te bekijken. Ik zeg niet dat iedereen dat doet, je merkt gewoon dat er een blijk van herkenning is. Op professioneel vlak is die verschuiving het opvallendst. Het bizarre is dat ik al voor de prijs meer scenario’s kreeg toegestuurd dan normaal; na de prijs is het extreem geworden. Een stuk of twintig heb ik er al gelezen, op geen enkel heb ik ja gezegd. Telkens misten ze iets. Of het verhaal stokte, of de karaktertekening ging me niet diep genoeg. Ik heb geen zin om wat dan ook te doen om mijn naam op een affiche te zien. Als ik toestem, is het omdat ik het verhaal met mijn hart en mijn ziel aanvoel.

Het is wel aangenaam dat de rollen die me worden aangeboden vaker dragende rollen zijn. Er groeit een soort vertrouwen. Ook bij de producenten. Dat was voorheen niet altijd het geval. Nicole Garcia, de regisseur van L’Adversaire, wilde bijvoorbeeld dolgraag met me werken. De producent zei nee en schoof Daniel Auteuil naar voor. Omdat hij een grotere zekerheid bood op succes. Ik begrijp die redenering perfect. Ik ben geen publiekstrekker, ik heb geen klinkende naam. Als het van mij afhangt, blijft het zo. Het geeft je de vrijheid dingen uit te proberen, ook al zijn ze slecht.

Is de druk nu niet groter om je te bewijzen?

Gourmet: Er zijn momenten waarop ik zou willen verdwijnen. Als ik vroeger op een set kwam, was er nauwelijks iemand die de wenkbrauwen ophaalde als ik werd voorgesteld. Nu word ik wat aandachtiger bekeken. Mensen willen weten wat ik kan, hoe ik speel, wie ik ben. Ze zijn benieuwd en dat maakt me soms lichtjes zenuwachtig. Aan de andere kant maakt het de contacten ook makkelijker. Ik draaide na mijn bekroning in Cannes samen met Isabelle Hupert en Beatrice Dalle Le temps des loups van Michael Haneke; vanaf het begin was de verhouding een van gelijken. Ik vraag me af of dat zonder prijs ook het geval was geweest. Waarschijnlijk was ik dan meer de buitenstaander gebleven.

Hoe wordt een boerenzoon eigenlijk acteur?

Gourmet: Een vreemd verhaal. Op het eerste gezicht was het theater het laatste waar ik me mee bezig zou houden. Als kind was ik nogal teruggetrokken. Ik loenste en was daardoor het mikpunt van spot voor de hele klas. Pas op, ik heb best een gelukkige jeugd gehad, maar hij verliep niet zonder horten en stoten. Ik was erg op mezelf, zat slecht in mezelf en zweeg overal en altijd. In de klas was ik de stille op de achterste bank. Ik legde niet makkelijk contacten; het ging me niet af om over het weer te praten of over de muziek die ik graag hoorde. Maar in het middelbaar veranderde er iets. Ik had al bij al een komische natuur en die sloeg aan. Ik maakte een opmerking en de klas lag in een deuk, zelfs de leraar had moeite zijn lach in te houden. En dus werd ik de komiek van de klas, het was mijn sociale wapen. Maar met theater had het nog niets te maken, tot we in het tweede jaar het sinterklaasspektakel moesten voorbereiden. Ik deed niet mee. Georchestreerde feesten zeiden me niets, daar kwam mijn schuchtere kant weer naar boven. Maar de dag voor de voorstelling daagde een van de spelers niet op; hij was ziek. Mijn leraar Frans nam me apart en vroeg me met enige aandrang de plaats van de zieke jongen in te nemen. Ik had er niet veel zin in, maar hij had het over verantwoordelijkheidsgevoel en over het in de steek laten van mijn vrienden. ‘En dat wil je toch niet op je geweten hebben?’ Ik zwichtte. Met lood in de schoenen slofte ik die scène op. ‘Maman’, was alles wat ik moest zeggen. De zaal lag plat van het lachen. Ik was de held van de dag, werd op handen gedragen en was plots de vriend van iedereen. Ouderejaars kwamen naar me toe en begonnen zomaar met me te praten. Dat was me nooit eerder overkomen. Ik voelde me de koning te rijk. ‘Dit wordt mijn beroep’, heb ik toen gezegd. Wist ik veel. Ik was een complete theateranalfabeet die dacht dat toneel spelen niet meer was dan de aap uithangen op een podium.

Ik las ergens dat u ook nog biologie heeft gestudeerd.

Gourmet:(lacht) Ik heb een behoorlijk lang en ingewikkeld parcours afgelegd. Toen ik met twee jaar vertraging uit de humaniora kwam – ik had net iets te veel de clown gespeeld en van mijn nieuwe populariteit genoten -, was ik mijn theaterambities een beetje vergeten. Mijn passie ging eigenlijk meer uit naar sport en ik dacht eraan sportjournalist te worden. Maar daarvoor moest ik naar de universiteit van Doornik, terwijl mijn vriendinnetje – tegenwoordig mijn echtgenote – naar de academie in Luik ging. ‘Mmm’, dacht ik. ‘Zij Luik, ik Doornik: dat loopt slecht af.’ Zij nam onze liefde veel lichtzinniger op dan ik; voor mij was zij de ware, dat was de enige zekerheid die ik op dat moment had. Dus trok ik naar de universiteit van Luik om er biologie te studeren. Een complete ramp. Ik kwam uit het Latijn-Grieks, had in jaren geen letter wetenschappen gehad. Na twee weken zei ik de biologie vaarwel en schakelde ik – zonder enige kennis van zaken – over naar kunstgeschiedenis. Ook dat was niets voor mij. Ik heb mijn jaar afgemaakt, dat wel, maar ik was totaal niet gemotiveerd. Ik ging niet naar de lessen, ik deed niets anders dan drinken en me amuseren. Ondertussen was ik wel te weten gekomen dat er in Luik een conservatorium was. Als ik daar per se naar toe wilde, moest ik er zelf voor werken. Ik had het er graag voor over. De eerste drie maanden op het conservatorium was het alsof ik het voortdurend in Keulen hoorde donderen; ik wist niet waar ze het over hadden. Maar dan heeft een leraar me de ogen geopend. Hij leerde me observeren, zette me aan het denken en maakte me duidelijk wat theater werkelijk was. Hij liet ons leven met het personage, zodat je werkelijk iets te vertellen had en niet stond te doen alsof.

Jean-Pierre en Luc Dardenne hebben je eigenlijk van bij hun doorbraakfilm ‘La Promesse’ alle vertrouwen gegeven.

Gourmet:(grinnikt)‘T’as une bonne bouille’, zei Jean-Pierre me. ‘Je hebt een goeie kop.’ Hij zocht iemand die er sympathiek uitzag om een totaal gecorrumpeerd persoon te spelen. Ik kende hen toen nog niet. Jean-Pierre had ik drie maanden eerder ontmoet op het conservatorium van Luik; we zaten er allebei in de jury van de theaterstudie. Ik ging wel eens met hem een pintje pakken. We praatten over van alles en nog wat en voelden allebei dat het klikte. Het was gek, maar het leek alsof we uit eenzelfde blok hout gesneden waren, alsof we in een gelijkaardig universum waren opgegroeid. Ze betrokken me dadelijk heel dicht bij de creatie van La Promesse. Ze hadden nog geen geld of een concreet plan om te draaien, maar toch wilden ze al weten wat ik van het scenario dacht en vroegen ze me er dingen aan toe te voegen of te schrappen. Het was vanaf die eerste film een fijne samenwerking. Ondertussen is het vriendschap geworden. Al moet ik zeggen dat zij de vriendschap meer onderhouden dan ik. Tussen films door bellen ze me op om te vragen hoe het met me is. Ik ben geen beller, maar ik weet dat onze vriendschap verder gaat dan onze samenwerking. Als hun volgende scenario me niet ligt en ze een andere acteur verkiezen, dan is dat zo. Zo niet zou het allemaal nogal verstikkend worden.

‘Le Fils’ hebben ze naar eigen zeggen op jouw lijf geschreven. In de film zit de camera je ook letterlijk op de huid. Was het niet vreemd om zo te werken?

Gourmet: In het begin was het erg desoriënterend. De broers vertrokken echt vanuit het idee van mijn lichaam, ze wilden de nek, de ellebogen, de handen laten spreken en dus brachten ze zo weinig mogelijk het gezicht en de ogen in beeld. De camera zat me de hele tijd op de hielen, hij was achter me en ik moest er maar van uitgaan dat wat ik deed ook goed was. Ik had geen enkel aanknopingspunt, wist niet hoe ik overkwam in beeld. Ik zag niet wat anderen zagen, ik had ook geen woorden om mijn gevoelens uit te drukken. Alles moest via dat lichaam gaan. Op de duur raak je eraan gewend en voel je de camera. Het lijkt alsof je er met een draad mee verbonden bent; je neemt hem overal waar je gaat met je mee. Het is aan hem om jou te volgen, het is niet aan jou om erop te wachten.

Ik hou heel erg van het effect dat je zo krijgt. Het hoofdpersonage wordt opgejaagd wild. Hij zwoegt en briest door straten en smalle gangen. Soms doet het me denken aan een documentaire over dieren. Een dier film je ook nooit frontaal; je gaat erachter aan, wordt verrast door zijn bruuske bewegingen. Het hoort bij het verhaal. Op ieder moment van de film weet de toeschouwer ongeveer evenveel als het personage. En het personage heeft er geen flauw idee van wat hij wil of waar hij mee bezig is.

Ik heb ze niet geteld, maar meer dan honderd woorden spreekt u volgens mij niet in de film. Alles wordt geacteerd met het lichaam. Had u soms geen zin het uit te schreeuwen?

Gourmet: Mijn personage is een man die alles opkropt. Er zijn geen tranen of razernij, het kookt binnen in hem, de woede zit in hem, maar hij laat niets ontsnappen. Het komt erop aan je spel zo klein mogelijk te houden waardoor je jezelf vaak de vraag stelt of het wel genoeg is. Maar hoe langer je met het personage leeft, hoe dieper het zich in je vel nestelt. Toen ik aan Le Fils begon, had ik drie maanden niet gedraaid. Drie maanden had ik met het personage naast me en in mij rondgelopen. Ik had me al 45.000 vragen over zijn leven gesteld. Bovendien wilde het toeval dat ik tal van verbouwingswerken aan het huis had. Ik heb geboord, gezaagd, gehamerd. Het hielp me om het personage binnen te halen, om in zijn denkwereld te kruipen en zijn gebaren over te nemen. Als je dan op de set komt, spreekt het personage voor jou en heb je niet veel woorden nodig. Dan zit het hem in wat je doet.

De films van de broers Dardenne zijn heel sociaal bewogen. Is dat de cinema waar u zich goed in voelt?

Gourmet: Ik vind het zeer belangrijk dat die niche er is in de cinema, dat er naast alle blockbusters en commerciële kaskrakers ook ruimte is om te discussiëren over de sociale thema’s van deze wereld. Ik heb niets tegen films met een megabudget en grote sterren; die hebben zeker bestaansreden. Maar ik zou het bijzonder spijtig vinden als ze vanwege economische motieven de meer maatschappelijk relevantie film zouden verdringen. Ik vertel graag over wat belangrijk is. In het theater heb ik dat ook altijd opgezocht, maar ik ben ervan overtuigd dat de cinema een betere drager is. Het is een krachtiger medium dat dichter bij de mensen staat dan het theater. Als acteur verwachtte ik eerlijk gezegd niet dat ik ooit film zou maken, zeker in België denk je daar niet aan, ik heb het grote geluk gehad het te mogen ontdekken. Nu zou ik niet meer terug willen. Ik hou van theater, maar ik verkies de film. Precies vanwege de reikwijdte.

‘Persoonlijk heb ik geen behoefte aan al te veel heisa en opwinding. Maar of je het nu wilt of niet, als je meespeelt in films, wordt je smoel een deel van het gemeenschappelijke geheugen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content