SHANI BOIANJIU

SHANI BOIANJIU, 25, debutant, en al vertaald in 23 talen. 'Het liefst zou ik willen dat mensen niet weten dat ik dit boek heb geschreven.' © © ALON SIGAVI

In haar bejubelde debuutroman Het eeuwige volk kent geen angst bekijkt de Israëlische schrijfster Shani Boianjiu de legerdienst in haar land door de bril van drie jonge meiden, een verhaal waarvoor ze zich baseerde op haar eigen ervaring als soldaat. ‘Dit boek is een waarschuwing voor wat er kan gebeuren als we niet opletten.’

Wie iets over het Israëlische leger schrijft, staat gegarandeerd in de schijnwerpers. Dat weet Shani Boianjiu sinds kort ook. Haar debuutroman Het eeuwige volk kent geen angst – over drie vriendinnen die hun militaire dienst vervullen in de Israëlische landmacht – wordt over de hele wereld laaiend enthousiast ontvangen – in dit eigenste magazine kreeg het boek onlangs nog het maximum van vijf sterren. Journalisten en andere geïnteresseerden van over de hele wereld willen dan ook plotseling alles weten van de 25-jarige Israëlische, te meer omdat ze zich voor haar verhaal op haar eigen ervaringen baseerde.

De protagonisten in Het eeuwige volk kent geen angst zijn drie Israëlische vriendinnen die in een dorp aan de grens met Libanon leven, een afgelopen plek waar de bus niet komt. Ze zitten samen in het leger, maar hun tijd daar blijkt een combinatie van eindeloos wachten met af en toe een traumatische ervaring erdoorheen. Het resultaat is dat het drietal aan hun legerdienst vooral een hoge mate van teleurstelling in de maatschappij overhouden. Het verhaal is weliswaar fictie, zoals Boianjiu al herhaaldelijk heeft benadrukt, maar de parallellen met haar eigen leven zijn evident.

Boianjiu wordt geboren in Jeruzalem en groeit op in een kleine stad in Noord-Israël. Zoals de meesten van haar Israëlische leeftijdgenoten gaat ze op haar achttiende het leger in, een tijd die haar de inspiratie opleverde voor haar debuut. Na twee jaar haar kakibroek gesleten te hebben als wapeninstructeur (net zoals een van de drie meisjes in het boek) zoekt ze haar heil aan Harvard, in de VS. Haar studie Engels en sociale antropologie aan een van de meest prestigieuze universiteiten ter wereld levert echter ook weinig plezier op. ‘Ik hoop dat ik nooit meer naar school hoef’, zegt Boianjiu via een Skypeverbinding vanuit New York, waar ze is om haar boek te promoten. ‘Ik houd van de vrijheid om te lezen wat ik wil, te schrijven wat ik wil en te bestuderen wat ik wil. Daar was weinig ruimte voor op Harvard.’

Verveeld en soms eenzaam begint Boianjiu tijdens haar studie een roman te schrijven. ‘Ik verslond mijn hele leven al boeken en had zelf wel eens wat geschreven. Dit begon eigenlijk precies zo: ik had nooit het idee dat het echt een boek zou worden’, zegt ze. Eenmaal voltooid blijken uitgevers net zeer geïnteresseerd in een roman die zich deels afspeelt in de vrouweneenheden van het Israëlische leger, geschreven door een ervaringsdeskundige en voorzien van een speels droevige ondertoon. Het gerenommeerde tijdschrift The New Yorker publiceert een hoofdstuk in de zomer van 2012 en even later verschijnt het hele werk in de Amerikaanse boekhandels.

Dat Boianjiu kiest om in het Engels te schrijven, en niet in haar moedertaal Hebreeuws, zorgt ervoor dat ze ‘meer moet zoeken naar de juiste woorden’, zoals ze zelf zegt.

Zinsconstructies hebben daardoor – ook in de Nederlandse vertaling – iets curieus, maar dat geeft het werk tegelijkertijd kleur. Daarnaast gebruikt Boianjiu geregeld typische tienertaal, waarmee ze de leefwereld van de puberende meisjes vangt, bijvoorbeeld als een van hen terugkijkt op haar middelbareschooltijd:

Ooit deden Lea en ik alsof we vissen en invaliden en stenen waren. En toen de school een lift inbouwde voor de enige die ooit getroffen werd bij de dagelijkse raketaanvallen – het kreupele meisje – stelden we er regels voor op. We noemden de lift een ruimteschip en hingen er regels in op voor hoe je je gedragen moest: ‘De Bladzij met Regels voor het Ruimteschip.’ Er mag in het ruimteschip niet gegeten worden. Er mag in het ruimteschip niet gelikt worden. Er mag in het ruimteschip niet gepiest worden. Er mag in het ruimteschip geen Roemeens worden gesproken. Er mag niet meer dan vier keer op en neer worden gesprongen. De conciërge verwijderde het vel papier dat we hadden opgehangen meteen weer en vroeg hoe we heetten. We waren zo blij dat we het hele ruimteschip vergaten. We vonden niets zo leuk als namen verzinnen.

De lenige pubertaal wordt afgewisseld met zinnen om nog eens terug te lezen, zoals:

Ik ben er alleen maar vrijwel zeker van en vrijwel zeker is altijd nog beter dan het risico iets te weten te komen wat je niet weten wilt.

Met haar debuut zag Boianjiu haar ster alvast pijlsnel stijgen. Ze werd genomineerd voor de ‘5 under 35 Award’, een Amerikaanse prijs voor jonge auteurs, en het boek wordt vertaald in 23 talen, waaronder het Nederlands. Alle aandacht lijkt leuk, maar dat is het bepaald niet altijd, vindt Boianjiu. ‘Het liefst zou ik willen dat mensen niet wisten dat ik het heb geschreven’, verzucht ze. Want van Israëlische schrijvers wordt verwacht dat ze zich mengen in het verhitte Israëlische debat. Vooral over het immer voortdurende Israëlisch-Palestijnse conflict zoeken populaire auteurs als Amos Oz, David Grossman en Etgar Keret de publiciteit. Journalisten die haar over haar debuut interviewen zijn dan ook heel nieuwsgierig naar haar opvattingen over de altijd netelige politieke kwesties in haar vaderland. ‘Maar ik twijfel juist enorm over een hoop onderwerpen’, zegt Boianjiu. En feller: ‘Ik ben een meisje van 25 jaar en geen publiek figuur. Ik ben bezig allerlei dingen in mijn eigen leven te weten te komen, mijn mening verschilt nog elke dag. Wat ik over Israël denk, probeer ik zo veel mogelijk voor me te houden. Dat gaat niemand wat aan.’

De maatschappelijke kritiek sijpelt in haar boek echter wel door. Al was het maar omdat de meisjes te maken krijgen met depressiviteit, zelfmoord, verkrachting en marteling in een samenleving die volkomen stuurloos lijkt. ‘Er zit inderdaad een hoop kritiek in’, erkent Boianjiu. ‘Maar dat is de kritiek van de drie meisjes, iets dat goed bij hun leeftijd past. Zo rond je achttiende maak je in Israël zo veel mee: je wordt door de dienstplicht gedwongen plotseling aan de grotemensenwereld deel te nemen. Dat versnelt kritiek en teleurstelling in de samenleving.’

Is het afschaffen van de dienstplicht een optie? Dáár wil Boianjiu wel wat over zeggen. ‘Natuurlijk heeft die verplichte tijd in het leger voor- en nadelen. Uiteindelijk denk ik wel dat ons systeem, iedereen het leger in, het eerlijkst is. Daarmee voorkom je een situatie zoals in de Verenigde Staten: dat alleen mensen in dienst gaan en risico’s lopen omdat ze anders hun studie niet kunnen betalen. Zeker in Israël, waar we echt een leger nodig hebben, lijkt me dit het beste.’ Ze is nog niet uitgesproken of ze zegt er achteraan: ‘Maar ja, dat vind ik nu.’

Boianjiu’s terughoudendheid om over politieke kwesties te praten ontstond aan Harvard. ‘Daar leerde ik dat iedereen een mening heeft over mijn land, echt iedereen. Dat is een hele rare situatie om in te verkeren. Ik studeerde bijvoorbeeld met een Chinees meisje dat zeer kritisch was over alles wat Israël deed. Eerlijk gezegd: ze wist soms zelfs meer dan ik over militaire operaties en over wat Israël in het verleden had gedaan of juist had nagelaten. Ze was ook heel actief in het verspreiden van informatie daarover, begon discussiegroepen en schreef veel op haar Facebook over thema’s die met Israël te maken hadden. Maar in al die tijd uitte ze nooit enige kritiek op het beleid van China, haar eigen land.’

Hoewel de kritiek stak, voelde Boianjiu er tegelijkertijd weinig voor om Israël te verdedigen. En nog steeds doet ze dat nauwelijks, want, zo erkent ze na enig aandringen, op het beleid van haar land is inderdaad wel het een en ander aan te merken. In het boek heeft ze dan ook een waarschuwing verwerkt. ‘Ik heb het gevoel dat onze maatschappij de afgelopen jaren donkerder en donkerder is geworden. Ik bedoel niet alleen qua geweld, maar ook op economisch en sociaal gebied.’

Onmiddellijk onderbreekt ze zichzelf: ze wil niet voorschrijven wat de lezer van haar roman zou moeten bijblijven, zeker niet als het gaat om kritiek op de Israëlische maatschappij, laat staan over het conflict met de Palestijnen. Na enig nadenken vervolgt ze cryptisch: ‘Het boek is een waarschuwing voor wat er kan gebeuren als we niet opletten. Ik ben ervan overtuigd dat mensen twintig jaar geleden niet voor mogelijk hadden gehouden dat…’ – ze valt even stil, om dan te besluiten – ‘… dat de dingen zo ingewikkeld zouden worden als ze nu zijn. Ik denk dat ik dat bedoel. Meer zeg ik er niet over, de rest moeten de mensen zelf maar uit het boek halen.’

HET EEUWIGE VOLK KENT GEEN ANGST

Uit bij Anthos.

DOOR LAURENS SAMSON

SHANI BOIANJIU ‘ECHT IEDEREEN HEEFT EEN MENING OVER MIJN LAND. IK STUDEERDE MET EEN CHINEES MEISJE DAT ZEER KRITISCH WAS OVER ISRAËL. MAAR NOOIT OVER CHINA.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content