‘De meeste Franse teksten geraken niet verder dan navelstaarderige onzin over de liefde. Ik heb echt geen zin om daar iets aan toe te voegen.’ In weerwil van zijn imago is Stephan Eicher geen hopeloze, wereldvreemde romanticus.

Met Taxi Europa heeft Stephan Eicher, de popartiest met misschien wel het hoogste Arte-gehalte van Europa, al zijn twaalfde album in twintig jaar tijd gemaakt. Hij heeft dan ook een lange weg afgelegd sinds hij met Grauzone het wereldberoemde Eisbär opnam. We spraken de Duitstalige Zwitser een tijdje geleden in elektrisch Brussel, toen het weer nog het perfecte decor vormde voor zijn levenslustige nieuwe plaat. Het was warm en we troffen een erg aimabele artiest die, ondanks zijn melancholische kop (haar sluik naar achteren, modieus baardje en snor), zeer gretig antwoordde op elke vraag. Ik verontschuldig mij eerst voor mijn povere Frans.

Stephan Eicher: Ik heb er alle vertrouwen in. Het Frans van de Vlamingen is steevast beter dan het Nederlands van de Walen. In een land als België zou men nog meer moeten hameren op tweetaligheid en zo de culturele spanning in een uitwisseling vertalen. Brussel, Montreal, Wenen, het vroegere Berlijn: culturele uitwisseling maakt het tot zeer interessante steden. Jeruzalem zou ook zo’n stad kunnen zijn, maar daar is de spanning net iets te groot.

Ondanks het grote aantal medewerkers klinkt ‘Taxi Europa’ nergens bombastisch.

Eicher: Het was mijn bedoeling de plaat erg rechttoe rechtaan te maken. Om als een professionele taxichauffeur de snelste weg te nemen tussen punt A en punt B. Sjoemelaars rijden je eerst de hele stad rond en brengen je pas daarna waar je heen wilt. Mijn twee vorige albums waren sjoemelplaten: ik probeerde te veel verschillende zaken uit. Taxi Europa is snel, simpel en direct.

Heb je dan alles strak onder controle moeten houden?

Eicher: Niet overal. Als ik voel dat de ander een nummer niet genoeg begrijpt, dan grijp ik in. Maar als ik merk dat we door samen te werken ergens kunnen raken waar ik alleen niet kan komen, dan laat ik begaan, motiveer ik de anderen zelfs om zo ver mogelijk te gaan. Het is soms pas als je elkaar verkeerd begrijpt dat je een nummer kunt opentrekken, het de nodige ademruimte kunt geven.

Hoe kwam de samenwerking met Arno voor ‘Ils ont changé ma chanson’ tot stand?

Eicher: Arno belde mij op en zei: ‘Ik heb hier een nummer dat ik met Mireille Mathieu wou zingen, maar zij wil niet. Wil jij het niet samen met mij doen?’ (lacht) Op tv lijkt Arno misschien erg timide en een beetje verloren, alsof hij niet goed weet wat hij wil, maar ik heb zelden met een artiest gewerkt die zo goed wist waar hij naar toe wou. Ik heb echt zeer veel respect voor hem. Men noemt mij vaak de Europese muzikant bij uitstek, maar Arno is evenzeer een Europees muzikant en hij was dat al lang voor mij. Iemand zei me onlangs dat Arno lang voor Taxi Europa al een plaat heeft uitgebracht die European Cowboy heette. Ik wist het niet, of niet meer, maar het betekent wel dat hij me voor was. Dat mag benadrukt worden omdat er zo veel Franse artiesten zijn die ideeën pikken bij Arno, zonder er hem krediet voor te geven. Die miskenning stoort me, geneert me.

Heeft hij voor jou gekookt?

Eicher: Nee. De laatste keer zijn we pizza’s gaan halen. We zijn zijn zoon gaan halen en het was al laat. Kookt hij goed? Ah, le salaud! Ik kan wel zien waarom Arno een goede kok is. Hij is een echte verleider en koken voor iemand is zeer sexy. Zelf ben ik een verschrikkelijke kok. Zelfs een toast verknal ik. Of pasta al dente… dat blijft voor mij een groot mysterie.

Je zingt inhet Bernois, Frans, Engels, Duits en het Italiaans. Kies je een taal met het oog op een emotie, of om een bepaald verhaal te vertellen?

Eicher: Nee, het is veeleer een kwestie van sonoriteit. Elke taal is een instrument, maar brengt ook een hele geschiedenis met zich. Zingen in het Frans bijvoorbeeld betekent meteen dat je de hele geschiedenis van het Franse chanson met je meesleept en dan klinken zelfs teksten als On nous a donné als een liefdesnummer. Ik hou van die paradox en zoek hem ook op. Het Italiaans doet dan weer denken aan de zomer, aan popmuziek, zelfs als je verschrikkelijke zaken zingt als Altrimenti vaffanculo. Het Duits klinkt preciezer, zwaarder, heeft altijd een zeker Rammstein-gehalte.

Philippe Dijan schrijft jouw teksten. Hoe belangrijk zijn de woorden dan voor jou?

Eicher: Mijn muziek begint bij de woorden. Ik heb het altijd eigenaardig gevonden dat het overgrote gedeelte van de muzikanten begint bij de muziek en er dan een tekst bij zoekt. Ik heb liever een tekst voor me, een verhaal. Ik wil hier niet als een ouwe man zitten brommen over hoe de muziek vroeger beter was, maar niemand zal kunnen ontkennen dat het tekstuele, verhalende gedeelte van muziek zeer sterk achteruit is gegaan. Er zijn steeds minder mensen die vertellen over zaken die me raken; ze vertellen liever over een Spaanse hond (Eicher verwijst naar zomerhit ‘Chiwawa’, hc). De meeste Franse teksten geraken ook niet verder dan navelstaarderige onzin over de liefde, ‘je te quitte’, ‘je te quitte pas’. Ik heb geen zin om daar iets aan toe te voegen. Veel mensen denken dat ik enkel liefdesnummers schrijf, maar dat is helemaal niet het geval. Op Taxi Europa staan er twee.

Ik kreeg ook veeleer het gevoel dat de plaat zou passen als soundtrack bij een roadmovie.

Eicher:(roept)Voilà, dat was het idee! Ik wil dat je mijn cd in de auto opzet, de vensters opendoet en naar Italië rijdt. Of thuis, op een warme lentedag, de vensters open en de muziek zo luid dat je de buur niet verstaat als hij schreeuwt dat de muziek te hard staat.

Er gaat veel emotie, vooral woede, schuil achter de schijnbare eenvoud van de nummers. Slaag je er niet in je volledig uit te drukken, of wil je dat niet?

Eicher: Ik wil ruimte laten voor de luisteraar. Ik wil hem of haar veel zelf laten invullen. Denk aan Walk on the wild side. In mijn hoofd klinkt dat als een mastodont van een nummer: een groot orkest, elektrische gitaren. Maar die zijn er niet. Dat nummer brengt mijn hoofd op hol en doet me dingen horen die er niet zijn.

Net als Lou Reed op dat nummer is ook je stem steeds ingehouden.

Eicher: Het is de luisteraar die in zijn hoofd luid moet zingen of roepen. Voor de rest laat ik het expliciete schreeuwen over aan Johnny Hallyday. Bovendien mis ik de nodige kracht omdat ik te veel rook.

Heb je schrik van het ouder worden?

Eicher: Het stoort mij af en toe. Toen ik twintig was, volstonden koffie en een sigaret om onvoldoende nachtrust op te vangen, maar zo gaat dat niet langer. Ik ben ook trager. Als de tram vertrekt, kan ik nog wel lopen, maar ik mis hem toch. Ik ben ook al drie jaar vader, dus ik heb geen tijd om daarover te piekeren. Om 7 uur staat hij op en hij houdt er geen rekening mee dat ik maar om 4 uur in mijn bed lig. Ik moet opstaan.

Tant qu’il n’y a pas de feu, les pompiers ne bougent pas, quoi.

Eicher: Had ik nog niet gehoord, maar het klinkt wel goed. Er zit een nummer in. Alles is sinds die kleine een noodzaak, inderdaad, zeker om zeven uur ’s morgens.

Laatste vraag: krijg je soms nog het verzoek om ‘Eisbär’ te zingen?

Eicher: Ja, en ik geef daar ook aan toe, op één voorwaarde weliswaar. Ik heb ooit dEUS een cover van Eisbär zien spelen, en ik vond die zo goed, dat ik nu hun versie breng.

Door Hans Comijn

‘Veel Franse artiesten pikken ideeën bij Arno, zonder er hem krediet voor te geven. Die miskenning stoort me, geneert me.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content