Bijna vier eeuwen na zijn dood is Shakespeare populairder dan ooit. Zopas begon in zijn geboorteplaats Stratford-upon-Avon het ‘Complete Works Festival’, een 1 jaar durende theatermarathon waarbij de Royal Shakespeare Company bijna al zijn stukken opvoert. Eind vorig jaar zond BBC1 onder de titel ‘ShakespeaRe-told’ sublieme moderne adaptaties uit van ‘Much Ado About Nothing’, ‘The Taming of the Shrew’, ‘MacBeth’ en ‘A Midsummer Night’s Dream’ (waar wacht u op, Canvas?). En vanaf volgende week kunnen we in de bioscoop terecht voor de Hollywood-versie van ‘The Merchant of Venice’, met Al Pacino in de hoofdrol.

1969 : ME, NATALIE

1971 : THE PANIC IN NEEDLE PARK

1972 : THE GODFATHER

1973 : SCARECROW

1973 : SERPICO

1974 : THE GODFATHER II

1975 : DOG DAY AFTERNOON

1977 : BOBBY DEERFIELD

1979 : … AND JUSTICE FOR ALL

1980 : CRUISING

1982 : AUTHOR! AUTHOR!

1983 : SCARFACE

1985 : REVOLUTION

1989 : SEA OF LOVE

1989 : THE LOCAL STIGMATIC

1990 : DICK TRACY

1990 : THE GODFATHER III

1991 : FRANKIE AND JOHNNY

1992 : GLENGARRY GLEN ROSS

1992 : SCENT OF A WOMAN

1993 : CARLITO’S WAY

1995 : TWO BITS

1995 : HEAT

1996 : CITY HALL

1996 : LOOKING FOR RICHARD H

1997 : DONNY BRASCO

1997 : THE DEVIL’S ADVOCATE

1999 : THE INSIDER

1999 : ANY GIVEN SUNDAY

2000 : CHINESE COFFEE H

2002 : INSOMNIA

2002 : SIMONE

2002 : PEOPLE I KNOW

2003 : THE RECRUIT

2003 : GIGLI

2003 : ANGELS IN AMERICA

2004 : THE MERCHANT OF VENICE

2005 : TWO FOR THE MONEY

2006 : 88 MINUTES

H ook regisseur

In The Merchant Of Venice waagt Al Pacino – onsterfelijk als Michael Corleone, Tony Montana en de duivel zelve, maar al sinds zijn begindagen als theateracteur een groot liefhebber van Shakespeare – zich aan de wrokkige Joodse woekeraar Shylock, een van de meest controversiële personages die de bard in verzen wist te vatten. ‘Hoezo, antisemitisch? Je zegt toch ook niet dat Scarface anti-Cubaans is?’

Sinds de geboorte van zijn tweeling, Anton en Olivia, is het niet eens zo moeilijk om Al Pacino in het openbaar te spotten. Hij loopt gewoon in Central Park of in een speeltuin in Beverly Hills, en kijkt toe hoe zijn kinderen van drie zich van de glijbaan storten of in de zandbak spelen, en geeft ze fruit, sap en rauwe wortels. Als mensen naar hem toe stappen om hem te vertellen hoezeer ze wel van zijn werk houden, bedankt hij ze voorzichtig en zegt dan nadrukkelijk: ‘Dit zijn mijn kinderen.’ De ene zit in zijn nek, de andere trekt hij in een wagentje achter zich aan.

In het zog van zijn tweeling (moeder: actrice Beverly D’Angelo) probeert Pacino (66) te wennen aan het forenzenleven tussen New York en de kleuterklas in Los Angeles. Hij piekert over aangeboden rollen die hem naar Spanje zouden brengen (als Salvador Dalí) of in New York houden (een bewerking van Philip Roths The Dying Animal). Misschien maakt hij een film over Napoleon of Enzo Ferrari. Misschien maakt hij wel cinemaversies van Eugene O’Neills Hughie of Salome van Oscar Wilde – twee producties die hij ook in het theater heeft gebracht. Maar de tijd die hij met zijn kinderen kan doorbrengen, geeft tegenwoordig de doorslag. En dan zijn er nog zijn twee privéprojecten: The Local Stigmatic, over Londens uitschot dat naar de hondenrennen gaat en over de voor- en nadelen van roem discussieert, en Chinese Coffee, over een failliete schrijver en zijn vriend de fotograaf. Twee films die uitkomen op een dvd waar ook Looking for Richard, een performance/documentaire over Shakespeares Richard III op staat.

Zijn jongste films waren erop ( The Recruit, Insomnia) of eronder ( Simone, People I Know), maar zijn werk als Roy Cohn in HBO’s Angels in America leverde hem een Emmy en een Golden Globe op. Met zijn rol als Shylock in een filmadaptatie van The Merchant of Venice, geregisseerd door Michael Redford ( Il Postino) en met Jeremy Irons, Joseph Fiennes en Lynn Collins keert hij terug naar zijn grote liefde: de woorden van Shakespeare. Het stuk, en dan vooral het personage Shylock – de schuldeiser die het afgesproken ‘pond vlees’ van zijn schuldenaar wil snijden wanneer die laatste in gebreke blijft – is behoorlijk confronterend voor een hedendaags publiek. Maar Pacino is er de man niet naar om zich daardoor te laten afschrikken, en ontdekte in de rol een kracht en een diepgang die aan veel Shakespearespecialisten voorbij waren gegaan. Pacino geeft niet minder dan een nieuwe interpretatie aan een man die als een stereotype van hebzucht en verdorvenheid te boek stond.

Shylock is een van Shakespeares meest controversiële personages. Is dat de reden waarom u hem wou spelen?

Al Pacino: Ik beschouw hem als een man die zich tegen het systeem afzet. Van zulke rollen hou ik. Het ligt in de lijn van Dog Day Afternoon en Serpico: een man wordt leed aangedaan, en gaat dan te ver. Voor mij is hij niet controversieel. De film leidt als vanzelf naar een beter begrip van een personage dat een verpletterende drive heeft meegekregen. Voor mij is het in de eerste plaats een diepmenselijk personage, en ik hoop dat ik erin geslaagd ben die menselijkheid erin te stoppen.

Literatuurspecialist Harold Bloom schrijft in zijn boek ‘Shakespeare: The Invention of the Human’: ‘Men moet blind, doof en stom zijn om niet te zien dat Shakespeares grootse, dubbelzinnige komedie ‘The Merchant of Venice’ uiteindelijk een zwaar antisemitisch werk is.’

Pacino: Ik weet dat er antisemitisme in zit, maar ik hoopte dat de film daar wat aan zou veranderen omdat je kunt zien waar Shylock vandaan komt. Shylock is éérst een man, dan pas een Jood.

Bloom noemt Shylock een komische schurk, die ‘gevaarlijk zou zijn als hij niet grappig was’.

Pacino: Voor mij is Shylock geen komiek en geen slechterik. Mijn interpretatie is dat Shylock misbruikt is, een slachtoffer, en door zijn razernij in de kuil valt die hij voor een ander had gegraven. Hij is een depressieve man, die zijn vrouw verloren heeft en moet leven onder de onderdrukking van de Venetiaanse christenen. Zijn dochter laat hem achter om met een christen te trouwen. Hij meent dat hij recht heeft op wraak. Hij is geen gelukkig man, maar hij heeft wél waardigheid en moed. Het is waarschijnlijk een van de beste speeches ooit: ‘I am a Jew. Hath not a Jew eyes? Hath not a Jew hands? Organs? Dimensions? If you pick us, do we not bleed? And if you wrong us, shall we not revenge? If we are like you in the rest, we will resemble you in that.’ Het is de meest antiracistische speech die ik ooit heb gehoord. Je zegt toch ook niet dat Scarface anti-Cubaans is?

Als hij op het eind wordt gedwongen om te kiezen tussen een bekering tot het christendom of de dood, kiest hij voor het leven met de woorden: ‘Ik ben tevreden.’

Pacino: Hij moet leren aanvaarden dat hij te ver is gegaan, en daardoor legt hij zijn straf gedeeltelijk zichzélf op. ‘Ik ben tevreden’ is de klacht van een overlever. Hij weet dat hij geen kant meer op kan, en een overlever weet hoe hij in zo’n situatie moet reageren. Hij heeft veel talent, en hij weet dat hij het nog altijd kan.

Is dat laatste ook van toepassing op uzelf?

Pacino: Dat weet ik niet. Ik heb het gevoel dat ik de jongste tijd in een leegte heb geleefd, dat ik zat te wachten op iets dat mijn verbeelding prikkelde. Ik hoef niet meer te scoren, ik ben alleen nog op zoek naar rollen die ik expressiever kan maken. Dat is precies wat Looking for Richard voor me betekende. Ik voelde een diepe behoefte om Shakespeare tegen mijn filmsterstatus af te wegen. Hoe kun je gestalte geven aan Richard zonder dat het klinkt als ‘Hij heeft tien jaar in een soap gespeeld en nu probeert hij Hamlet eens’?

Ken je die grap waarin John Wayne Hamlet speelt? Aan het eind van het stuk wordt hij uitgejouwd. Hij stapt tot aan de rand van het podium, kijkt priemend naar het publiek en zegt: ‘What do you want? I didn’t write this shit.’ Als het je ding is, is het je ding. Zo niet, ook goed – no big thing. John Wayne was geweldig in wat hij deed; waarom zouden we op hem neerkijken omdat hij Hamlet niet heeft gespeeld? Dat is toch absurd? Je kon Humphrey Bogart toch ook niet vragen om Hotspur te spelen? Niemand vraagt zich toch af waarom Beethoven Like a Rolling Stone niet heeft geschreven?

Met ‘Looking for Richard’, dat u zelf regisseerde, hebt u die afweging goed kunnen maken.

Pacino: Ik wou dat absoluut doen. Ik wou de moeilijkheden en het mysterie van Shakespeare erin onthullen. En tegelijk was het natuurlijk een manier om Richard III te herinterpreteren. Er zat anarchie in die film. I like that. Uiteindelijk wou ik vragen stellen, niet zozeer antwoorden geven. Ik wou dat de mensen Shakespeare zouden vóélen, zonder dat ze zouden weten hoe dat kwam. Ik heb veel voldoening beleefd aan die film.

Net zoals aan Scarface, dat nu een van de bestverkochte dvd’s ooit blijkt te zijn.

Pacino: En toch werd hij neergesabeld toen hij uitkwam. Maar ik wist dat Oliver Stone over thema’s schreef die echt aan de gang waren in de wereld. Hij had voeling met die energie en die woede en die… onderbuik. Toen ik me eraan overgaf, merkte ik dat de expressie er vanzelf uitkwam. Ik heb nooit méér het gevoel gehad dat ik in een film mijn stem verhief dan toen. Ik bereikte echt het publiek, ik kon het voelen. Een stel rappers heeft zelfs een clip gemaakt over Scarface als openbaring, als zinnespel.

Wat hebt u over uzelf geleerd uit de rol van Tony Montana?

Pacino: Terwijl ik Tony Montana aan het spelen was, werd ik aangevallen door een hond. Ik heb hem een tik op zijn neus gegeven. Ik hou van honden, daar niet van, maar hij sprong naar me toe. Ik kon er niet bij dat ik dat gedurfd had. Normaal gezien was ik gaan lopen, maar angst was me op dat moment totaal vreemd. De volstrekte afwezigheid van angst in dat personage, dat blijft me intrigeren. Is dat geen fantastisch aspect van acteren: dat je plots in staat bent iemand aan te kijken die een draaiende kettingzaag voor je neus houdt en hem durft te zeggen dat hij ze in zijn gat kan steken? Ik ken niet zoveel mensen die ‘Ga een potje rukken’ durven te zeggen tegen iemand die hun hoofd wil afzagen.

En het accent was natuurlijk een onderdeel van de charme. Het was een springplank voor al de rest. Je moet eens op mijn mond in Scarface letten. Die stond anders dan hij in het echt is. Dat was het resultaat van urenlange oefensessies met dat accent. Ik had geen make-up nodig, want ik had de juiste mond. Alleen door zo te praten, dreven mijn geest en mijn lijf af naar een andere plek, kon ik de juiste toon vatten en kon ik blijven gáán.

Ik hou er wel van dat Tony Montana voor mij een tweedimensionaal personage was. Ik wou hem helemaal geen derde dimensie geven. What you see is what you get. Dat apprecieer ik in hem: hij dacht niet te veel na. Daarom was hij er ook zo kapot van toen hij zijn vriend doodde. Hij kon daar niet mee om, en het versteende hem. Daarom stortte hij zich op de coke.

Nog zo’n getekend gezicht was Big Boy in ‘Dick Tracy’. Waar kwam die look vandaan?

Pacino: Ik had er al vaker over nagedacht hoe fijn het zou zijn om het hoofd van dat personage te kneden. Kijk eens naar wat Charlie Chaplin kon met een hoed, een snor en een loopje. Pow! Dát is driedimensionaal, het lijf, alles. Ik had het al geprobeerd met Scarface: een personage vormen als een sculptuur. Maar met Big Boy kon ik werkelijk een masker opzetten als culminatie van die levensstijl. Waarom noemden ze hem Big Boy? Was hij dik? Nee, dat zou te veel voor de hand liggen. We hebben heel veel gezichtskenmerken uitgeprobeerd. De eerste versie was heel geestig. Warren Beatty heeft ze afgeschoten, maar ik vond ze geweldig. De kop was zo groot als een derdewereldland. Uiteindelijk zijn ze met een ander masker komen aandragen. Ik heb er veel lol mee gehad.

En dan is er nog de ‘Godfather’-trilogie en de ‘Biggest Boy’ van allemaal: Michael Corleone. Het heeft niet veel gescheeld of u had die rol gemist.

Pacino: Ik voelde me in die tijd niet al te best. Ik was erg ongelukkig, vooral omdat ik het gevoel had dat ik daar eigenlijk niet gewenst was. De eerste weken van de productie dachten ze eraan om me te ontslaan. En ik kon maar niet begrijpen waarom ze dat níét deden. Ik was nog een jonge gast, en het was pas mijn derde film. Wist ik veel dat The Godfather zo’n reputatie zou krijgen. Ik prentte mezelf constant in: ‘Francis (Coppola) wil mij. Ik weet niet waarom, maar hij zag mij in die rol en niemand anders.’ Eigenlijk wou ik alle ándere rollen; ik vond dat ze stuk voor stuk beter waren dan de mijne. De enige reden waarom ik in de film ben gebleven, is dat ze de rushes van de scène bij Sollozzo – waar Michael die vent neerschiet – hadden bekeken, en plots merkten dat het niet eens zo slecht was. Dat heb ik pas veel later gehoord.

Tijdens ‘The Godfather Part II’ bent u van uitputting ingestort. Wat maakte die rol van Michael Corleone zo zwaar?

Pacino: Ik ging helemaal op in die rol. Ik wás Michael, de klok rond. Ik was nog een jonge gast, maar ik was uitgeput en gedeprimeerd omdat ik de koning moest zijn.

Was het moeilijk om vijftien jaar later weer zijn pak aan te trekken?

Pacino: Het was een vreemde beproeving om Michael Corleone te spelen in Part III. Die film is nooit in de juiste plooi gevallen, en dat had alles te maken met Robert Duvall, die van geen derde deel wou weten. Francis Coppola had een screenplay geschreven dat helemaal goed zat, maar het feit dat Robert Duvall weigerde om Tom Hagen te spelen, veranderde de film. Francis heeft het script toen omgegooid en castte zijn dochter als Michaels dochter. Als we het zouden kunnen overdoen, deed ik het anders.

Wat dan zoal?

Pacino: Om te beginnen zou mijn haar anders liggen. Ik haatte dat haar! Het was – alweer – een regisseursideetje. Ik kon het niet uitstaan. Ik verzette me ertegen. Diane Keaton, die toen mijn lief was, zei: ‘Al, doe het niet.’ Het was de antithese van waar mijn personage voor stond en – nog erger – van hoe ik hem zag. Het heeft alles scheefgetrokken. Gek toch, wat voor effect zoiets op een acteur kan hebben.

Even doorspoelen naar het einde van ‘The Godfather III’. Daarin sterft uw dochter, en schreeuwt u het in stilte uit. Hebt u toen echt geroepen en heeft Coppola er de klank afgehaald, of was u echt stil?

Pacino: Ik heb uit dat moment zoveel passie gezogen dat ik ín de pijn zat. Ik wist niet dat het zonder klank in de film zou zitten. Dat was een knap staaltje regie. Daardoor was het minder interpretatief, er zat meer leven in. Als ik het als een vooraf verzonnen idee had gebracht – een stille schreeuw zoals in de schilderijen van Goya of Munch – dan zou het lang niet zo goed gewerkt hebben.

Waarom wou u acteur worden?

Pacino: Acteren was een manier om aandacht te krijgen. Ik genoot ervan, en blijkbaar had ik er ook aanleg voor. Toen ik voor het eerst op een podium stond, kwam er iemand naar me toe en die zei: ‘Jij bent een Marlon Brando.’ Waarop ik: ‘Euh, wie?’ Ik was dertien, en ik had al enkele jaren schooltoneel achter de rug, maar ik had Marlon Brando nog niet op het scherm gezien. Brando werd De Nieuwe Stem. Later probeerde ik zijn stem wat te imiteren, tot ik mijn eigen geluid vond. En nu ben ik Robin Williams (lacht).

Hoe zou u de stem van Brando vergelijken met die van James Dean?

Pacino: James Dean was een acterend sonnet. Marlon was op zijn eentje een planeet. Maar hij moest zijn talent verkennen, en daarvoor moet je ook durven te falen. Succes had een averechts effect op hem. Ik heb altijd gedacht dat Marlon, wat voor een genie hij ook was, zich later niet lekker voelde als acteur.

Welke acteurs bewondert u nog?

Pacino: Tom Hanks vind ik goed; als hij in een film zit, ga ik altijd kijken. Ik heb John Goodman gezien in The Babe. Hij is een van de beste acteurs die we hebben. Hij en De Niro zijn grote acteurs. Bobby’s komische performances zijn echt geniaal. Om komedie te maken op dát punt in je carrière, moet je jezelf heel goed kennen. Brando heeft het indertijd ook gedaan, met The Freshman. Dat was… bijna surrealistisch. Dat was moderne kunst.

Ik vond Ben Kingsley sterk in House of Sand and Fog. Zijn lichaamstaal is groots acteerwerk. Ik heb in jaren niets gezien wat daaraan kan tippen. Het ráákt je. En er bestaat toch niets mooiers dan dat – een acteur die je raakt?

Medio jaren 80 verdween u uit het filmcircuit en maakte u ‘The Local Stigmatic’, een film die u nooit hebt uitgebracht. Waarom had u zich zo teruggetrokken?

Pacino: Ik was ontgoocheld door de manier waarop mijn film Revolution was behandeld. Een goeie film, maar met enkele mindere stukken erin. En zo werkt het niet in deze wereld: het moet helemaal werken of het vliegt in de prullenmand. De les die ik eruit geleerd heb, is dat je moet doorgaan tot de finish. Het kan mislukken of slagen, maar je geeft niet op. Na al die energie, al dat werk en talent dat ik erin had gestopt, had ik verwacht dat ze er zwaarder op zouden hebben gewerkt. Maar nee, ze brachten een halve film uit. Dat heeft me gedegouteerd en geschokt.

Ik ben terug naar af gegaan en heb mijn leven anders ingedeeld. Ik ben teruggekeerd naar de dingen die me hier gebracht hebben. Ik heb The Local Stigmatic gemaakt, mijn eigen kleine film, en daardoor kreeg ik weer voeling met dingen die ik me herinnerde van toen ik een jonge acteur was: hoe je probeert door dingen heen te prikken, om je uit te drukken. Het is het krachtigste werk van mijn leven geweest. Ik kon het doen binnen mijn eigen kleine wereldje, waar niemand over mijn schouder stond te kijken. Ik zat al zo lang in de filmwereld, maar ik had nooit begrepen hoe magisch het is om zelf een film in elkaar te zetten. Dus heb ik dat enkele jaren gedaan. Tot ik op een dag achteromkeek en zag dat ik blut was. Het voelde alsof iemand me wakker maakte met een paar klappen op mijn bakkes. Ik moest weer aan het werk.

U regisseerde inmiddels ook ‘Looking for Richard’ en ‘Chinese Coffee’. Zien we u ooit in de regisseursstoel van een grootschalige film?

Pacino: Ik beschouw mezelf niet als een regisseur. Ik ben een acteur, die af en toe iets regisseert. Een echte regisseur kijkt naar de wereld, ziet iets, leest iets en zegt: ‘Wow, dat moet ik regisseren!’ Ik niet. Ik zie iets en zeg: ‘Die rol wil ik!’ Een groot verschil. Maar als ik sterf en naar de hemel ga, zal ik regisseur worden.

Is het vaderschap vergelijkbaar met de rol van een regisseur? Of zijn het uw kinderen die u dirigeren? U bent in de zestig en holt achter kinderen van drie aan: dat heeft uw leven wellicht zwaar beïnvloed.

Pacino: Ze zijn de reden van mijn bestaan. Ik heb drie kinderen (naast de tweeling heeft Pacino nog een dochter van zestien, Julie, nvdr.) en ze maken me gelukkiger dan wat dan ook. Laatst zat ik met mijn zoontje te spelen. Er viel licht door de luiken, en het maakte vlekken op de muur. ‘Kijk papa! Knopen, knopen!’ riep hij uit. Ik zal dat nooit vergeten. Dat hij zoiets zag! Ik zag niks, die knopen bestonden niet. Maar kinderen doen je dingen zien die je zelf nooit had opgemerkt.

THE MERCHANT OF VENICE: VANAF 3/5 IN DE BIOSCOOP

EXTRA OP WWW.FOCUSKNACK.BE: VROEGERE INTERVIEWS MET AL PACINO.

© Premiere. Vertaling en bewerking: Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content