Legendarische films waarin de sigaret een hoofdrol speelt.

Blonde bitch à la Hitch

Cary Grant en Eva Marie Saint in North by Northwest (Alfred Hitchcock,1959)

In de paranoïde en psychoseksueel gestoorde wereld van Hitchcock zijn vrouwen – en zeker de blonde – roofdieren en mannen sukkels die hun lot terug in eigen handen proberen te krijgen. Roger Thornhill is een eeuwige puber die te lang aan moeders rok is blijven hangen en op de een of andere manier het beeld dat die op hem wil projecteren moet zien stuk te slaan. Dat lijkt heel even te lukken wanneer hij in een trein de vrouw van zijn leven ontmoet en haar probeert te verleiden, maar uiteindelijk is het nog altijd zij die het meeste initiatief toont en de rollen in extremis omdraait. Zij steekt de sigaret op wanneer hij met zijn lucifers zit te spelen, zij neemt hem bij het handje om de coupé uit te snellen. Maar misschien krijgt hij later nog een kans. Wanneer de trein door een donkere tunnel raast bijvoorbeeld.

Asverstrooiing

Marlene Dietrich in Shanghai Express (Josef von Sternberg, 1932)

De heilige hoer onder het goddelijke licht van Josef von Sternberg. De sigaret, een alledaags product, komt in de sierlijke handen van een verre van alledaagse vrouw: een fiere, sterke dame die meesteres is over haar lot. Let ook op het scherpe contrast tussen Dietrichs engelachtige blik, alsof ze de hemel inkijkt, en haar opbrandende sigaret die opvallend aanwezig is en illustreert hoe verstrooid ze is, verzonken in gedachten. Het eeuwige en het vluchtige vervat in een en hetzelfde kader.

Allumeuse

Humphrey Bogart en Lauren Bacall in To Have and to Have Not (Howard Hawks, 1942)

Twee iconen en archetypes – de viriele vent en de onbereikbare vrouw – beginnen een stormachtige affaire, niet alleen on- maar ook offscreen. ‘Heeft er iemand een lucifer?’, vraagt Bacall, zich enkel tot Bogart richtend. Waarmee de 19-jarige vamp al haar sexappeal en durf uitspeelde in deze zotte noirklassieker over zotte liefde. De sigaret als voorwendsel, als metafoor voor hun ontmoeting waarbij niet de man maar de vrouw de eerste stap zet, vrijwillig en uitdagend, tegen alle Hollywoodconventies in.

Rook VAN onder de rok

Sharon Stone in Basic Instinct (Paul Verhoeven, 1992)

Catherine Tramell speelt kat en muis – pun very much intended – met detective Nick Curran (Michael Douglas). Ze klauwt en daagt uit, vangt hem tussen haar benen maar laat hem telkens opnieuw los, tot hij breekt: de scène waarin ze hem een sigaret aanbiedt terwijl ze weet dat hij tracht te stoppen. Haar blik is precies het tegenovergestelde van die van Dietrich: niet dromerig maar hypergeconcentreerd. Ze weet maar al te goed met welke machtsspelletjes ze bezig is en plant haar daden koel en doelmatig. Het lijkt haast alsof ze haar sigaret opsteekt met haar benen, waarbij ze zowel genot als onbeschaamdheid uitstraalt wanneer ze de peuk tussen haar lippen perst, hem stevig in haar mondhoek houdt en de rook diep haar keel inzuigt. Miauw!

Hardgerookt

Jean-Paul Belmondo en Jean Seberg in A Bout de Souffle (Jean-Luc Godard, 1960)

De Amerikaanse mythe van de hardgekookte policier wordt uitgebeend, ingeslikt en verslonden door Jean-Luc Godard, die de Franse film meteen een nieuwe identiteit en een nouvelle vague bezorgt. Godard doet alvast erg zijn best om van bij het begin Bogart in herinnering te brengen – met dank aan Belmondo, die zelfs diens tic met de duim en de lippen nadoet – alsof hij zijn fantasieën over Bogey, private dick Philip Marlowe en andere Amerikaanse dromen aan iedereen wil blootgeven. Toch droomt Belmondo’s personage, een kleine gangster uit de Midi die zijn tijd al paffend en vrijend doorbrengt, niet van Amerika, maar van Italië, het land van Roberto Rossellini en de neorealistische filmschool, bien entendu.

Rook & roll

Iggy Pop en Tom Waits in Coffee and Cigarettes (Jim Jarmusch, 2003)

Twee rocklegendes nemen even een break in hun turbulente leven, slurpen samen een kop koffie en contempleren hun al dan niet laatste sigaret, terwijl de statische camera van Jim Jarmusch alles registreert. Echt opvallen doen de sigaretten en de bijbehorende pakjes hier niet, aangezien ze integraal deel uitmaken van de rock-‘n-roll-levensstijl die in deze rokerige praatfilm wordt bezongen. Ergens lijkt het alsof de sigaret gewoon aan hun handen kleeft, waardoor ze geen psychologisch effect heeft maar volkomen opgaat in het decor – dat in dit tragikomische geval alleen uit twee menselijke figuren en twee dampende koppen koffie lijkt te bestaan.

Brad Boy

Brad Pitt in Fight Club (David Fincher, 1999)

De mannelijke helft van Brangelina zet in Finchers designknokfilm een rol neer die minstens dubbel zo stoer is als die van Ed Norton en waarmee hij enkele flinke blutsen en builen in zijn imago van brave jongen beukt. De sigaret wijst op de onderhuidse spanning die in geweld kan uitbarsten zodra hij het uitsteeksel oplicht. Het personage ziet er ook zo perfect afgetraind uit dat het ding onlosmakelijk met zijn gezicht verbonden lijkt. Pitt is niet toevallig de enige die rookt in het bonte gezelschap: hij is het goudhaantje dat zijn viriliteit en honger naar succes wil onderstrepen, de borst fier vooruit en de schouders laconiek naar achteren, klaar voor de actie, klaar om toe te slaan. Voor wie niet meteen in metaforiek bedreven is: de sigaret dient hier als ersatzpenis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content