Ronddolen in het Amerika van Kurt Cobain: ‘Dat iemand zo beroemd kan zijn en eraan kan sterven, heeft dingen veranderd’

© Kurt Blondeel

De wereld moet het alweer een kwarteeuw zonder Kurt Cobain doen. Daarom bieden we u een reportage uit ons archief aan waarvoor Kurt Blondeel naar Aberdeen en Seattle trok, respectievelijk de geboorte- en sterfplaats de man die met Nirvana punkrock bij huismoeders en buschauffeurs introduceerde.

Dit stuk verscheen in 2014 in Knack Focus.

Ik parkeer in Aberdeen naast drie groezelige zwervers, van wie er eentje door de schok omverrolt, en doe waarvoor men mij gewaarschuwd heeft: ik stap uit. ‘Wacht tot je het plaatsje ziet, dan zul je pas echt begrijpen waarom Kurt was zoals hij was’, had de dame van de grungetoer die ik morgen in Seattle onderneem gemaild. ‘Ik was er laatst met een Braziliaanse cameraploeg. Lelijke, verwaarloosde stad. Downtown staat het ene naast het andere winkelpand dichtgenageld. Al de huizen zien eruit alsof er crack wordt gerookt. Je kunt er nergens staan filmen of er duikt een politiewagen op.’

Vooralsnog geen dienders te bespeuren. Anderzijds: Braziliaanse cameraploegen evenmin. Verder had de omschrijving niet vollediger kunnen zijn, op één onvermeld, nochtans flagrant attribuut na: de regen. De argeloze allochtoon neemt meteen aan dat de reden waarom Kurt Cobain deze geografische vlek zo vaak een zeikstad heeft genoemd, moet worden gezocht bij het vandaag onbarmhartig neerplenzende hemelwater.

Wie hier woont, krijgt jaarlijks drie keer zoveel neerslag als in België op – en in menig schrijnend geval ook dóór – zijn dak. Een gezapig spreekwoord in deze contreien luidt: je wordt hier niet bruin, je roest.

k schiet een gitaarwinkel binnen en verdubbel daarmee in één klap de aanwezige klandizie. Dit is Rosevear’s, waar Kurt Cobains eerste gitaar vandaan kwam en waar hij ook gitaarlessen nam.

Dat is precies het lot dat de houtzagerijen en papierfabrieken waaraan Aberdeen als logging town vroeger zijn voornaamste bestaansreden dankte te beurt is gevallen. Wie het miezerige oord vandaag binnenrolt vanop de uit reuzenmeccano-onderdelen opgetrokken brug over de Wishkah (een zijarm van de grotere Chehalis River), zoekt vruchteloos naar sporen van bedrijvigheid, hunkering of ambitie. Het is zaterdagnamiddag, maar in de kleine, bedompte neringen in Wishkah Street vliegen de dollars niet bepaald van hand tot hand. Een kapperszaak. Een adult-video fantasy shop. Een pandjeshuis.

Ik schiet een gitaarwinkel binnen en verdubbel daarmee in één klap de aanwezige klandizie. Dit is Rosevear’s, waar Kurt Cobains eerste gitaar vandaan kwam en waar hij ook gitaarlessen nam – hij doorgrondde er de geheimen van Stairway to Heaven en Back in Black.

‘Er stappen hier nog elk jaar mensen binnen vanwege Kurt’, vertelt de hartelijke uitbater Don Stone. ‘We hadden hier een tijdlang een wereldkaart aan de muur hangen. Voor elke vreemdeling pinden we een sterretje op het land van herkomst. Tot het ding zo goed als vol was. Vandaag doen oudere fans niet langer de moeite om de hele trip naar hier te maken, en de jongere generatie is hoe dan ook veel minder vertegenwoordigd.’

East 2nd Avenue in Aberdeen, Washington: de buurt waar Kurt Cobain opgroeide
East 2nd Avenue in Aberdeen, Washington: de buurt waar Kurt Cobain opgroeide© Kurt Blondeel

Hij schuift me een flyer toe. Volgende week, op 20 februari, zou Cobain 47 zijn geworden. Maar veel opzienbarends staat er in Aberdeen niet op het programma. Rock the mall, leest het druksel: enkele lokale bands mogen van één tot vier uur ’s middags lawaai maken in het winkelcentrum.

Niet dat er ooit een bloeiende muziekscene is geweest in dit gat, maar toch: een beetje zielig. ‘Ik weet het’, zucht Stone. ‘Maar de vaders van de stad, om ze zo te noemen, zijn er nooit happig op geweest om Kurt op een voetstuk te plaatsen. Toen hij plots wereldberoemd werd, had hij geen goed woord over voor Aberdeen. Bovendien gebruikte hij drugs en heeft hij zelfmoord gepleegd. Allemaal een big deal in een conservatief stadje als dit, hoor. Maar hopelijk kan de tijd ook daar zijn werk doen.’

‘Aberdeen is een culturele woestijn. Wat trouwens ook de belangrijkste reden was waarom Kurt de stad verfoeide.’

Jeff Burlingname

‘Toen het allemaal voorbij was, heeft Krist Novoselic (de bassist van Nirvana, nvdr.) toch gezegd dat het in de eerste plaats hun imago ten goede kwam, dat rondbazuinen dat hij en Kurt uit een ellendig hol kwamen? Ze werden daar zelfs toe aangemoedigd door de platenfirma! Terwijl ze eigenlijk best mooie herinneringen bewaarden aan opgroeien in een small town. Het ironische is dat de streek nú veel meer lijkt op het deprimerende beeld dat Nirvana er in het begin van de jaren negentig van ophing. (lacht) En Kurt, oké, hij was een gekweld mens. Maar hij heeft met zijn muziek ook mensen over de hele wereld geraakt. Dus misschien kunnen we ons voortaan daarop focussen? Dankbaar zijn voor de songs?’

Een man die men daarvan niet hoeft te overtuigen, is ex-journalist en auteur Jeff Burlingame. Geboren en getogen in Aberdeen, jeugdkennis van Cobain, en in 2004 medeoprichter van de Kurt Cobain Memorial Foundation, een non-profitorganisatie die het na tien jaar bestuurlijke sloomheid en tegenwerking hoog tijd vond dat Aberdeen eindelijk eens wat respect betoonde voor de verder universeel geliefde rockster wiens wieg er had gestaan.’

‘Akkoord, in een vroege, zelfgeschreven bio van Nirvana had Cobain zijn medeburgers ooit geprofileerd als ‘kwezelachtige, oerdomme, luie, herten afschietende, flikkers vermoordende, bomen omhakkende rednecks die niet echt een voorliefde hebben voor weirdo new wavers’. Een beetje redneck moet dat kunnen hebben.

‘Het eerste wat we gedaan hebben, was aan de rand van de stad het bestaande ‘Welcome to Aberdeen‘-bord uitbreiden’, steekt Burlingame van wal. ‘Je hebt het wel zien staan als je uit de richting van Olympia bent gekomen. ‘Come as you are‘, hangt er nu bij.Wie Kurt Cobain kent, legt onmiddellijk de link met die song van Nirvana. In het andere geval is het een mooie welkomstgroet, waar niet de minste negatieve connotatie aan kleeft. Dat was in 2005.’

-
© Kurt Blondeel

‘Uiteraard wilden we het daar niet bij laten. Zeker niet na al die jaren waarin de stad niéts had ondernomen. Onze voornaamste betrachting was een jeugdcentrum uit de grond stampen, in Kurts naam. Maar dat bleek onmiddellijk heel, heel moeilijk te liggen. Ondertussen organiseerden we wel rockconcerten, allemaal met sponsorgeld. Zo hebben we het tij toch een beetje gekeerd. Want Aberdeen is een culturele woestijn. Wat trouwens ook de belangrijkste reden was waarom Kurt de stad verfoeide.’

‘In alles wat we als comité gedaan hebben, was de leidraad: is dit iets wat Kurts goedkeuring zou hebben weggedragen? Toen er meteen na zijn dood sprake was van een standbeeld, dreigde Krist ermee om het persoonlijk met de grond gelijk te komen maken. Because that was not what Kurt was about. Dat die sculptuur van die linkshandige gitaar er nog altijd staat in het parkje naast de Wishkah, betekent volgens mij dus dat Krist er niks op tegen heeft. (lacht)

Dat ‘parkje’ naast de Wishkah heet officieel het Kurt Cobain Riverfront Park. Het ligt er zompig bij, aan het doodlopende eind van Second Street en naast de Young Street Bridge, die ook al het bruine sop van de Wishkah overspant. Het was onder deze brug dat Kurt Cobain nog een tijdlang geslapen zou hebben nadat hij op zijn achttiende door zijn moeder het huis was uitgeschopt. Een huis dat zich – net als elk van het dozijn adressen waar Cobain heeft gewoond of op iemands sofa gelogeerd – amper een steenworp verder bevindt. Zoals trouwens alles in Aberdeen, als je een beetje geoefend hebt.

Het is dat ik weet dat alles wat ik hier onder ogen krijg vanuit een goedbedoelde civiele drang is ontstaan, en daarmee de onwillige burgervaders een hak heeft gezet. Want luisterrijk is anders. Meer een uitgelezen plek om je hond uit te laten – wat twee buurtbewoners ook doen.

Ook al weet ik dat het economische verval een toename van drugsgebruik, familiaal geweld en zelfmoord heeft veroorzaakt in de gemeenschap achter me, dan nog kan ik de rauwe schoonheid van de streek niet ontkennen.

Nog maar zes jaar geleden kon de bejaarde Tori Kovach het niet meer aanzien. Verbaasd over de aanhoudende stroom bedevaarders die zich tussen de braamstruiken door een weg baande naar de onderkant van de brug, waar ze allerlei graffitiboodschappen achterlieten, begon hij de woekerende stadsgrond annex illegale stortplaats te fatsoeneren. Zoals hij toen aan de pers verklaarde, had hij het in feite meer voor Elvis Presley, maar: ‘Ik kom zelf ook uit een gebroken gezin. Alleen werd Kurt rockster, en ik lasser.’

Kovach zocht en vond lui die hem wilden helpen. Iemand maakte de houten zitbanken, een ander kwam ze schilderen. Sommigen kwamen de grond enigszins nivelleren – uiteindelijk ook met de monkelende medewerking van het stadsbewind. Een drukkerij zorgde voor het grote dubbelzijdige bord waarop de plek vriendelijk maar kordaat als een people’s park wordt opgeëist. Waarna Kovach dat gevaarte vastzette met ijzerprofielen die hij uit een afvalberg had gevist.

De gedenksteen met quotes in het Kurt Cobain Riverside Park.
De gedenksteen met quotes in het Kurt Cobain Riverside Park.© Kurt Blondeel

Het bord is ontegensprekelijk de aandachtsmagneet. Aan de ene kant: een deel van de songtekst van Something in the Way, die Cobain naar alle waarschijnlijkheid overhield aan de tijd die hij doelloos en verstoten onder de brug spendeerde. ‘Underneath the bridge / The tarp has sprung a leak / And the animals I’ve trapped / Have all become my pets / And I’m living off of grass / And the drippings from the ceiling / It’s okay to eat fish / Cause they don’t have any feelings.’ Aan de andere kant enkele mededelingen. Dat de naam Wishkah voortkomt uit indianentaal voor ‘stinkend water’. Dat een derde van Kurt Cobains as erin verstrooid is, ‘changing forever the meaning of the old indian name‘. Dat je het gevoeg van je huisdier moet opkuisen.

Wat nog? Een granieten, scheef in de grond gekwakte gedenksteen waarin enkele Cobainquotes zijn gebeiteld (‘Drugs are bad for you. They will f*** you up‘). Het beeld van de linkshandige gitaar. Een spuuglelijk, gebetonneerd paars frame, met als lullig opschrift: Kurt’s air guitar. Een enorme vuilnisbak.

Uit het modderkleurige oppervlak van de Wishkah, die hier en daar een geslaagd camouflagespel speelt met zijn oevers, steken verweerde staketsels. Die aanlegsteiger die Kovach nog had willen bouwen, laat op zich wachten. De onderkant van de brug biedt een kleurenexplosie van spuitverf.

In januari 1994 kochten Cobain en Love voor zichzelf en dochtertje Frances Bean een kast van een huis aan Washington Lake Boulevard. Drie maanden later zette de eigenaar er een jachtgeweer tegen zijn hoofd.

Een jongmens met een flappenmuts zit er op zijn laptop te tokkelen, een elektrische bas zonder versterker naast hem. Ik spreek hem aan, maar hij reageert nauwelijks. Terug op het gras komt een jong koppeltje aangewandeld. Geen regenjassen, alleen sweatshirts met kappen. Het hare is er een van Nirvana. Ze wonen in de buurt, zeggen ze, en komen hier vaak rondhangen. ‘Het is gewoon een plek om te zijn’, schokschoudert hij. ‘Veel meer is er niet te doen, behalve thuis naar video’s kijken en wat in het winkelcentrum slenteren.’

‘Werken? Zeventig procent van de bevolking hier heeft geen job. Ja, in de zomer kun je enkele weken in een hamburgertent gaan staan. Wie echt geld wil verdienen, moet al naar de olievelden van Noord-Dakota trekken. Daarom leven families hier zo veel mogelijk samen: dat levert meer voedselbonnen op.’

Het meisje, achttien, staat er perplex bij. Ze begrijpt niet waarom iemand uit Europa helemaal naar haar hometown zou willen komen. ‘Ik woon hier al heel mijn leven, maar ik wist niet dat Kurt Cobain binnenkort twintig jaar dood is. Ik heb nog een tatoeage, als je die wilt zien?’ Ze ontbloot haar pols. Nirvana.

Het doet me denken aan wat Jeff Burlingame me nog had meegegeven. Dat er in Aberdeen altijd een fractie van tieners rondloopt die met ontzag naar de enige drie noemenswaardige groepen opkijkt die de stad heeft gebaard: thrashgroep Metal Church, metalpunkband Melvins en Nirvana. Dat het in dat opzicht onbegonnen werk is de invloed van frontmannen Kurdt Vanderhoof, Buzz Osborne en Kurt Cobain te meten. Dat het spirituele gidsen zijn, en dat je dat nog het meest merkt bij de jongelui die iets van hun leven willen maken. Simpelweg omdat die drie bands dat hebben gedaan.

Ik keer Aberdeen de rug toe. Het versmachtende regengordijn hangt nog altijd over de stad. Ook al weet ik dat het economische verval een toename van drugsgebruik, familiaal geweld en zelfmoord heeft veroorzaakt in de gemeenschap achter me, dan nog kan ik de rauwe schoonheid van de streek niet ontkennen. Nu pas vallen me de grote houten villa’s op waarmee de beboste heuvels zijn besprenkeld, mooi binnen de gekartelde lijnen die donkere naaldboomrijen aan de horizon tekenen.

Ik zet de radio aan. Twee countrysongs na elkaar, allebei over bier. ‘God is great, beer is good, people are crazy‘, filosofeert de ene. ‘I’m gonna sit right here, on the edge of this pier, watch the sunset disappear, and drink a beer‘, lalt de andere. Wat was het dat Kurt Cobain ooit beweerde? ‘Ik voel me alleszins meer verwant met mijn vrouwelijke dan met mijn mannelijke zijde. Of toch het Amerikaanse idee van wat een man hoort te zijn. Bekijk maar een reclamefilmpje voor bier en je snapt wat ik bedoel.’ Ik denk dat ik mee ben.

Seattle. Van een pilscommercial naar een voor ontbijtgranen. Dit is de blakende metropool die, tot voor de doorbraak van de grunge in 1991, in de eerste plaats instituten zoals Jimi Hendrix, Boeing, Microsoft en Starbucks had voortgebracht. Hier spoelde Kurt Cobain uiteindelijk aan voor het laatste anderhalve jaar van zijn leven, na een tussenstop in staatshoofdstad Olympia (waar hij het merendeel van de songs voor Nevermind had geschreven), en een miserabele heroïneperiode in Los Angeles (naar waar wederhelft Courtney Love hem in de zomer van 1992 had meegezeuld). Menige popscribent veegde Nirvana toentertijd op dezelfde geografische hoop met Pearl Jam, Soundgarden en Mudhoney: Seattle! Anderen meenden dat Aberdeen – twee uur doorrijden naar het westen – daar een voorstad van was.

Het huis op Lake Washington Boulevard waar de Nirvanazanger een eind aan zijn leven maakte.
Het huis op Lake Washington Boulevard waar de Nirvanazanger een eind aan zijn leven maakte.© Kurt Blondeel

Nochtans konden de groepsleden – Cobain, Novoselic en de aan de oostkust opgegroeide Dave Grohl – het zich pas permitteren om naar deze geïsoleerde grootstad te verkassen toen de eerste royalty’s voor Nevermind binnendruppelden. In januari 1994 kochten Cobain en Love voor zichzelf en dochtertje Frances Bean een kast van een huis aan Washington Lake Boulevard. Drie maanden later zette de eigenaar er een jachtgeweer tegen zijn hoofd.

‘In Seattle kun je niet beter boeren’, vertelt Charity Drewery van Stalking Seattle, ‘a rock & roll sighseeing tour’ in en om de stad. Daarbij laat de fanatieke zaakvoerster/chauffeur/gids in tweeënhalf uur alle bars, concertzalen, appartementen, wijken, studio’s en curiosa zien waarvan de rechtgeaarde grungefan zelf niet wist dat hij erin geïnteresseerd kon zijn. ‘Madison Park is zo posh en exclusief als maar kan. Wat me ertoe leidt aan te nemen dat het helemaal Courtneys idee was om hier te komen wonen. Ik zag Kurt veeleer in Shoreline terechtkomen, een halfuur ten noorden van de stad, in een groene straat die op een van de baaien uitloopt. Rustig, ongedwongen. Dave Grohl heeft daar wél nog gewoond.’

Naast de statige woonst, die een fraai uitzicht biedt op Lake Washington, strekt zich Viretta Park uit. ‘Kurt’s Park’, zouden zijn fans ervan willen maken, maar dat is buiten de gefortuneerde omwonenden gerekend. Die vinden het al overlast genoeg, elk jaar twee keer een menigte die de rust komt bezoedelen: op Kurt Cobains geboortedag 20 februari, en natuurlijk vooral op 5 april, volgens het lijkschouwersrapport de dag waarop de zanger zijn stofwisseling een halt toeriep op de zolder van de inmiddels gesloopte garage. In Viretta Park was het dat Courtney Love in de dagen erna de rouwende fans kwam troosten.

Net als in het rivierparkje in Aberdeen word je ook hier niet bepaald door sprakeloosheid overmand. Er staat slechts: een bank. Iemand is met de bovenste dwarsplank van de rugleuning aan de haal gegaan. Daar moet, gezien de uit zijn functie ontheven bout die er danig gekromd bij hangt, een bewonderenswaardige krachtsontplooiing aan te pas zijn gekomen. En vooral een bedenkelijk soort motivatie. Wie ziet in godsnaam de waarde in van een bruinrood geverfd stuk hout waartegen – middels viltstift, wit correctorpenseeltje of bot zakmes – talloze varianten op de oude nomadenboodschap ‘Killroy was here’ zijn gepleegd? Alleszins niet ‘Fernando from Bolivia 02/12/13’ en ‘Nevermind Janette’.

‘De inwoners van Aberdeen mogen terecht trots zijn op de rol die onze gemeenschap heeft gespeeld in het leven van Kurt Cobain, en de internationale erkenning die ze heeft gekregen dankzij Kurt Cobains artistieke verwezenlijkingen.’

Bill Simpson, burgemeester Aberdeen

Verder is hier niets te rapen of te horen, behalve ruisende stilte. Het gehijg van een joggende dame en het gesleutel van een wielrenner die op de bank zijn binnenband verwisselt daargelaten. In Aberdeen kreeg Kurt Cobain tenminste nog een ster in Wishkah Street. Ook al is die zo onooglijk dat de toerist er makkelijk twee keer achteloos overheen beent.

Anderzijds: in het centrum van Seattle, recht onder de welbekende Space Needle, biedt het futuristische, door Frank Gehry ontworpen EMP Museum (Experience Music Project) nog tot eind 2015 de tentoonstelling Nirvana: Taking Punk to the Masses. Een laagdrempelig, maar daarom niet minder gedegen relaas van hoe Nirvana het orgelpunt vormde van een do it yourself-beweging die al eind jaren zeventig was ontstaan. Een revolutie in de knop die gaandeweg – via labels, clubcircuits, fanzines en natuurlijk lokale scenes over de hele States verspreid – naar de drempel van de globale doorbraak denderde. En hoe het ten slotte Nirvana was dat de poort forceerde. De omschrijving op Krist Novoselics Pukkelpoppasje van 1991, achter glas, naast tal van gitaren, truien, brieven en privébandkiekjes, vat de hele zwik perfect samen in twee woorden. ‘Functie: Nirvana.’

De volgende dag ontmoet ik in Shoreline – inderdaad een idyllische enclave – schrijver Charles R. Cross. Van zijn hand verschenen onder meer Heavier than Heaven, een van de definitieve biografieën over Kurt Cobain, en het superieure koffietafelboek Cobain Unseen. In zijn nieuwe, omstandige essay Here We Are Now noemt Cross Kurt Cobain onomwonden ‘de laatste rockster’.

‘Ik zeg niet dat Eddie Vedder geen rockster is’, argumenteert Cross in het buurtrestaurant naast de pizzeria waar de drie Nirvana-leden twintig jaar geleden verzamelden, vooraleer ze verderop, in de Robert Lang Studios, hun allerlaatste gezamenlijke opnamesessie aanvatten. ‘Maar een Ster met een hoofdletter? Iemand met zoveel charisma dat hij of zij op de tijdslijn van grootse rock-‘n-roll past, naast John Lennon, Bruce Springsteen, Bob Marley, Bono? Iemand die naast een songschrijfgenie ook een sociaal-culturele impact kan voorleggen? Want dat is het verschil: Justin Timberlake is ook een ster, maar kan geen songs schrijven.’

Een brug in Aberdeen die allicht ook Something in the Way inspireerde.
Een brug in Aberdeen die allicht ook Something in the Way inspireerde.© Kurt Blondeel

‘Toen Kurt Cobain hiernaast die pizza at, vervolgens de heuvel afreed en You Know You’re Right opnam, was hij volkomen zichzelf in die songtekst. In al die jaren daarna is Jack White misschien nog het dichtst in zijn buurt gekomen. Al heeft hij nooit een Smells Like Teen Spirit geschreven, een song die een hele generatie heeft gedefinieerd. White is in de eerste plaats een geniale estheet.’

Here We Are Now – inderdaad: het zoveelste Cobainboek – is volgens Cross gestoeld op een centrale vraag: hoe meet je de culturele impact van één individu? ‘Iedereen die nu hogere studies aanvat, was nog niet geboren toen Kurt nog leefde. Voor al die jonge mensen is het bijna alsof je een boek over Lincoln zou schrijven: zo enorm ver verwijderd van hun leefwereld. Terwijl Cobain wel degelijk de cultuur, en dus hun leven, heeft beïnvloed. Zijn impact op muziek was gigantisch, die op de mode hilarisch, en die op hiphop zo bizar dat je het niet kunt verzinnen.’

In Aberdeen kreeg Kurt Cobain tenminste nog een ster in Wishkah Street. Ook al is die zo onooglijk dat de toerist er makkelijk twee keer achteloos overheen beent.

‘Daarenboven vormt Kurt Cobain nog altijd het bekendste zelfmoordgeval van de jongste tijden. Er vallen wel wat parallellen te trekken met Philip Seymour Hoffman, die aan een overdosis drugs is bezweken, maar er is ook een cruciaal verschil. Tegenwoordig kijken we tegen drugsverslaving aan als tegen een ziekte. Dat iemand zo beroemd kan zijn en eraan kan sterven, heeft dingen veranderd. In de toon waarmee de pers Hoffmans dood heeft aangepakt, kon je duidelijk een soort empathie voelen, die er niet geweest zou zijn als ook Kurt Cobain niet door die hel was gegaan.’

Terug in België lees ik met verbazing dat Aberdeen dan toch een standbeeld van Kurt Cobain heeft onthuld op zijn geboortedag. Het prijkt in het Geschiedkundig Museum, er was twintig jaar geleden al aan begonnen, maar het krijgt nu pas een officiële plaats. Hoe immens triest ironie soms kan zijn: het ding – Cobain met een gitaar in zijn hand en een traan in zijn oog – is spuuglelijk. Maar burgemeester Bill Simpson is er klaarblijkelijk blij mee: ‘De inwoners van Aberdeen mogen terecht trots zijn op de rol die onze gemeenschap heeft gespeeld in het leven van Kurt Cobain, en de internationale erkenning die ze heeft gekregen dankzij Kurt Cobains artistieke verwezenlijkingen.’ Qué?

‘Geloof geen woord van wat de burgemeester uitkraamt’, mailt Jeff Burlingame meteen. ‘Hij probeert gewoon zijn gezicht te redden, nadat Aberdeens aangrenzende zusterstad Hoquiam in december al eerst was door een eigen Cobaindag uit te roepen: 10 april, de dag waarop Nirvana binnenkort ingehuldigd zal worden in de Rock and Roll Hall of Fame. Ik vrees dat de situatie, die al bedroevend was, er na alle negatieve publiciteit omtrent Aberdeens eerste Kurt Cobain Day niet op zal verbeteren. Integendeel: welke credibiliteit houden ze nu nog over voor toekomstige verjaardagen?’

Och, zolang Krist Novoselic die voorhamer nog heeft, is er hoop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content