In ‘Kingdom of Heaven’ trekt Sir Ridley Scott op kruistocht met een leger geharnaste vedetten, figuranten in maliënkolders en hemels mooie CGI-effecten. Een gesprek met de koning der filmepen over ridderlijkheid, het geheim achter een bevredigende veldslag en kunstige commercie. ‘Film gaat niet om passie, maar om logica.’

Door Dave Mestdach

Paul Verhoeven probeerde Hollywood meer dan twee decennia warm te maken voor zijn Crusades-project, maar uiteindelijk was het Ridley Scott die zich als eerste aan een peperduur epos over de kruistochten mocht wagen. Omdat Scott in tegenstelling tot Verhoeven door The Queen tot Sir Ridley Scott werd geridderd? Weinig waarschijnlijk. Scotts oeuvre is gewoon doordesemd van de historiek, heldenmoed en ruiterlijkheid – denk maar aan The Duellists, Legend1492: Conquest of Paradise en vooral Gladiator, waarmee hij het zieltogende genre van de historische spektakelfilm onverhoopt nieuw leven wist in te blazen.

Voor Kingdom of Heaven werden alvast aardse kosten noch hemelse moeite gespaard. Zowel Orlando Bloom, Liam Neeson, Jeremy Irons, Eva Green, David Thewlis, Edward Norton en Brendan Gleeson werden in een harnas gehesen, terwijl het middeleeuwse Jeruzalem met spectaculaire computerbeelden werd herschapen. Tel daar nog eens honderden historisch accuraat uitgedoste figuranten bij, plus een rits exotische locaties in onder meer Marokko en Spanje en je krijgt: een Hollywood-epos dat niet zozeer de Heilige Stad maar wel de box-office wil veroveren.

Kingdom of Heaven is geen getrouwe reconstructie van bloedige religieuze twisten, maar een fictief coming-of-age verhaal over de jonge Franse wapensmid Balian van Ibelin (Orlando Bloom) die anno 1187 richting Jeruzalem trekt. Niet om er in de naam van God Tempeliers of Saracenen in mootjes te hakken, wél om er zich op te werken tot verdediger van de Heilige Stad, verliefd te worden op de sensuele prinses Sibylla (Green) en de opgehitste gemoederen tussen de Tempeliers en de moslimleider Saladin (Ghassan Massoud) te bedaren.

‘Natuurlijk is dit geen islamofobe film’, zucht Scott, ongevraagd anticiperend op de nu al aangekondigde controverse. ‘Integendeel! De moreel zuiverste personages zijn Balian – die pleit voor tolerantie tussen christenen, moslims en joden en zelfs het bestaan van God in twijfel trekt û én de wijze Saladin, die door de Tempeliers in een oorlog wordt gelokt. De kruistochten vormen niet meer dan het decor. Kingdom of Heaven gaat vooral over het aanvaarden van je lot, het nakomen van je plichten en het verdraagzaam zijn tegenover anderen.’

Een tijdje terug vroegen we Martin Scorsese of hij ‘The Aviator’ zélf goed vond. Hij antwoordde: ‘Nee, maar ik vind de kleuren wel mooi.’ Wat als we jou dezelfde vraag zouden stellen?

Ridley Scott: Ach, Marty moet zichzelf dringend wat meer ontzien. (lacht) Ik zou zulke dingen nooit beweren. Niet omdat ik minder kritisch ben voor mezelf, wél omdat ik geleerd heb om vooral kritisch te zijn in de montagekamer. Of beter nog: op de set. Wat ik niet goed vond aan Kingdom of Heaven is er sowieso al uitgeknipt. De bioscoopversie is meteen ook mijn director’s cut.

Had je knipwerk ook geen commercieel motief?

Scott: Natuurlijk wel, daar ga ik niet hypocriet over doen. Je wéét gewoon dat film zowel met kunst als met commercie van doen heeft, zeker op dit niveau. Het gaat niet om passie, maar om logica. Je kan beter zélf de schaar bovenhalen dan een gevecht aangaan dat je toch niet kunt winnen. Dan zijn het gewoon anderen die knippen, met alle gevolgen van dien. Sommigen van mijn achtbare collega’s steigeren als ik zulke dingen zeg. Ze doen zich graag voor als de ridders van de zevende kunst en veroordelen principieel elke toegeving aan de commercie. Maar ik tracht slim en pragmatisch te zijn. Anders had ik nooit een ambitieuze, epische en dure film als Kingdom of Heaven kunnen maken. Een film van 150 miljoen dollar schept verantwoordelijkheden.Een regisseur die zo’n film uitsluitend voor de kunst maakt, zonder aan het publiek of de box-office te denken, is geen idealist maar een egocentrische idioot. (lacht) Je mag niet vergeten dat films maken nu ook veel duurder is geworden dan vroeger. Mijn eerste film, The Duellists, heb ik gedraaid voor 900.000 dollar, all in. Ik hield er zelf 100 dollar aan over: ik mocht al blij zijn dat ik de film had mogen draaien. Maar toen kwam ook niemand van de filmstudio kijken om te zien of ik die 900.000 dollar – een gigantisch bedrag, dacht ik toen – wel goed besteedde. (lacht) Intussen gaat het er allemaal iets minder romantisch toe, maar tot nog toe heeft dat nooit tot ruzie of frustraties geleid. Op de set krijg ik nog steeds de nodige vrijheid en bewegingsruimte. Niet omdat producenten me zo aardig vinden, wél omdat ik hun vertrouwen inmiddels heb verdiend.

‘The Duellists’ ging ook over ridderlijkheid, net als ‘Kingdom of Heaven’. Wat fascineert je zo aan dat thema?

Scott: De krankzinnige mechaniek achter menselijke conflicten, denk ik. In Kingdom of Heaven bekijk ik het thema van onder naar boven. Balian is een jongen uit de sociale onderklasse, een eenvoudige wapensmid, maar wel één met hersens in zijn kop. Hij leeft ook volgens het credo van zijn vader: ‘Wat is een mens waard, wanneer die de wereld niet beter tracht te maken?’ Zo iemand beschikt dus over een ridderlijke ethiek, ook al werd hij dan nooit tot ridder geslagen. Hij streeft te allen tijde het goede na en hij neemt een zekere waardigheid en ingetogenheid in acht, zelfs te midden van een bloedig conflict. Dat klinkt misschien simpel, maar waar vind je zo’n ethische rigueur nog tegenwoordig? Zelfs in het voetbal is het volledig verdwenen. (lacht) Toen ik jong was, zag je Bobby Charlton schuchter een hand opsteken als hij een goal had gemaakt. Tegenwoordig vliegen voetballers op elkaar af alsof ze mekaar zwanger willen maken. Geef mij dan maar de ridderlijke fierheid!

Tegenstanders van de film toonden zich alvast bepaald onridderlijk. Ze noemden het ‘onverstandig’ om binnen het huidige politieke klimaat uit te pakken met een film over ‘een religieus beladen onderwerp’.

Scott: Ach, dat gaat ofwel om mensen die de film niet hebben gezien, ofwel om mensen die het script niet hebben gelezen. En vaak om een combinatie van de twee. (lacht) Zo zal je er altijd hebben, natuurlijk, al heb ik de indruk dat sommige media de gemoederen maar wat graag ophitsen, vooral de Engelse tabloids. Maar hoe meer je je tegen die fanatici verzet, hoe hoger de vlam oplaait. Mijn reactie is dus: schreeuw maar raak. I don’t bother.

Je liep al lang rond met de idee om een film over de kruistochten te maken, niet?

Scott: Ja, van bij het begin van mijn carrière, eigenlijk. Als reclameman was ik al ongelooflijk gefascineerd door historische verhalen. Voeg daar nog mijn voorliefde voor ridderlijke idealen aan toe, en dan kom je algauw op de kruistochten uit. Ik hield ook enorm van de samurai-films van Akira Kurosawa, die eigenlijk over net dezelfde ridderlijke ethos gaan. Een andere inspiratie indertijd was Ingmar Bergman, zeker met zijn ridderfilms Het Zevende Zegel en de Maagdenbron. Ook die gaan in wezen over rechtvaardigheid, spirituele zuiverheid en andere morele dilemma’s. Toen ik jaren later in het filmwereldje belandde, wist ik één ding zeker: ik moest en zou ooit een ridderfilm maken.

Toch ging er uiteindelijk goed twintig jaar overheen.

Scott: Omdat het er lange tijd naar uitzag dat Paul Verhoeven een film over de kruistochten ging maken. Uiteindelijk heeft Arnold Schwarzenegger mij dat project nog aangeboden. Maar dat scenario was niet wat ik zocht – veel te Hollywoodiaans. Pas toen ik het script van Bill Monahan las, wist ik dat mijn plannen eindelijk concreet konden worden. Voor alle duidelijkheid: dat was ten tijde van Black Hawk Down, acht maanden vóór 9/11. (lacht)

Met ‘Gladiator’ deed je de spektakelfilm uit zijn as verrijzen, maar lang duurde de heropstanding niet. Vorig jaar liet het publiek het massaal afweten bij ‘Troy’, ‘King Arthur’ en vooral ‘Alexander’ van Oliver Stone. Geen schrik?

Scott: Niet echt, nee. Dat Alexander een commerciële flop werd, verwondert me niet. Hoe kun je in ’s hemelsnaam een boeiende film maken over een kerel die nooit nederlagen heeft geleden? Waar zit het drama? Ik had er Oliver nog voor gewaarschuwd! Maar toen was hij er al veel te gepassioneerd mee bezig. Allicht nam hij het me ook kwalijk dat ik zélf een tijdje met Alexander in de weer was geweest. Ik begrijp dat ook, want het was zijn droomproject. Zelf loop ik al een hele tijd rond met een project voor een historisch drama over het Midden-Oosten û Tripoli. Ik krijg het niet rond, maar mocht een ander daar wel in slagen, zou ik óók pisnijdig zijn. (lacht)

De veldslagen in ‘Kingdom of Heaven’ ogen erg spectaculair, zoals we dat van jou gewend zijn. Wat is het geheim achter een goeie veldslag?

Scott: Heel simpel: beseffen dat actiescènes en veldslagen ook wel eens saai kunnen worden. Voor een regisseur bestaat er niks heerlijkers: ’t is dé gelegenheid om alle registers open te trekken. Maar het publiek voelt er zich vaak murw door geslagen. Kijk naar Saving Private Ryan. Geweldige film, maar die actiescène van 18 minuten in het begin is véél te lang. Dat wilde ik bij Kingdom of Heaven vermijden. Ik wilde alleen tonen hoe het er in de Middeleeuwen écht toeging: barbaars en wetteloos. De kruistochten hadden niks met goddelijke idealen te maken, wel met macht en geldzucht. Een soort kapitalisme avant la lettre, zeg maar.

Het gewicht van de film rust op de frêle schouders van Orlando Bloom. Volgens de geruchten werd hij je opgedrongen door Fox, omdat hij een jonger publiek aanspreekt dan Russell Crowe – naar verluidt jouw eerste keuze. Klopt dat?

Scott: Hmm… een beetje. (lacht) Ik geef toe dat ik eerst andere acteurs in gedachten had. Maar Orlando werd me niet opgedrongen door Fox, ze boden me gewoon de kans om hem als leading man te ontdekken. Uiteindelijk heeft hij zich ontpopt als de ideale hoofdrolspeler: opvallend rijp en genuanceerd. Hij heeft een geweldige job gedaan en dat méén ik.

Slotvraag. Waarom gaat deze film niet over ons aller Godfried van Bouillon, de kruisvaarder die als eerste Jeruzalem op de moslims heeft veroverd?

Scott: Ben je gek? Als er één fanatieke slachter rondliep onder de kruisvaarders dan was het Godfried van Bouillon wel. De bloedbaden die hij heeft aangericht, zijn met geen pen te beschrijven. Als je daarover een film zou maken, zou het publiek al na de derde scène gaan overgeven. Sorry voor jullie Belgen, maar Godfried was bepaald geen godsvruchtig man.

Een filmpje over Leopold II dan?

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content