In zijn prangende boek Retromania ziet de Britse journalist Simon Reynolds de toekomst van de pop somber in. Retrospectieves, reissues, revivals, remakes, reünies, remixes: popmuziek is vandaag dronken van zichzelf en zet nauwelijks nog een stap vooruit. Gelukkig is er licht in de duisternis: ‘Xenomania is de nieuwe trend!’

Alsof er eindelijk iemand op de aanwezigheid van de olifant in de kamer wijst. Zo laat Retromania: Pop Culture’s Addiction To Its Own Past zich lezen. Journalist Simon Reynolds drukt je met de neus op feiten die je zelf al had bemerkt, maar nooit bij elkaar opgeteld. Ja, popmuziek heeft zijn Sturm und Drang opgegeven voor pootjebaden in haar eigen verleden. Zeker, er is te veel muziek en dat leidt tot hyperinflatie – want wat is een plaat nog waard als ze niet of oppervlakkig wordt beluisterd? En inderdaad, retro zou wel eens het culturele equivalent van een economische recessie kunnen zijn. Toch is Reynolds geen doemdenker. Nog geen twee minuten nadat de naar Los Angeles uitgeweken schrijver thuis de telefoon opneemt, geeft hij een bewijs dat er in de pop nog toekomst zit: hauntology.

‘Sommige hedendaagse artiesten kopiëren het verleden niet, maar roepen er de geest van op’, legt Reynolds uit. ‘Het geeft hun kunst – of het nu fotografie of muziek betreft – een extra dimensie. Bij popmuzikanten als Ariel Pink en Foster The People bijvoorbeeld hoor je dat mistige, schemerige, wat akelige geluid. De songs en melodieën refereren aan het verleden, maar door de manier waarop ze zijn opgenomen, denk je aan een radiozender waarvan de ontvangst net niet wegvalt of een vergeelde foto. Dat is toch nog net iets anders dan een oude stijl zo goed mogelijk proberen na te bootsen.’

Toch toont het aan dat popmuziek al lang niet meer naar verre horizonten kijkt.

REYNOLDS: Je kunt er niet omheen dat het verleden nog nooit zo diep in het heden is geïnfiltreerd. Dankzij YouTube heeft iedereen met een internetaansluiting toegang tot een gigantisch collectief geheugen. Artiesten kijken vandaag tegen een enorm cultureel en muzikaal aanbod aan, en gebruiken dat als canvas voor hun eigen werk. Misschien is de volgende stap wel metamuziek – muziek óver muziek, volledig samengesteld uit gekende brokjes. Want het is zeker waar dat de primaire, viscerale, emotionele drang achter muziek is weggedeemsterd. Als je al emotie hoort, komt die vaak voort uit de liefde voor de muziek zelf. Record collection rock, noem ik dat. Een onbeschaamd gevoelig figuur als Morrissey zie ik niet meteen weer opstaan.

Retro is nochtans geen fenomeen van de laatste twee decennia. Al aan het eind van de jaren 60 grepen The Beatles met een nummer als ‘Back In The U.S.S.R.’ terug naar Chuck Berry, en Frank Zappa maakte met ‘Cruising With Ruben & The Jets’ zijn doo-woppastiche. Is er een verschil tussen de retro van toen en nu?

REYNOLDS: Zeker. De fiftiesrevival van de late sixties en vroege seventies was meer allesomvattend. Van autoconstructie tot architectuur, van cinema tot design: voor het eerst was men doordrongen van het idee dat een stuk recente geschiedenis béter was dan het heden. De hele populaire cultuur was bezaaid met stijlkenmerken uit de fifties: songs van Elton John, een film als American Graffiti, de televisieserie Happy Days. En toch was die beweging niet zo dominant als retro nu is. Tegelijkertijd kon je toen de opkomst van allerlei nieuwe muziekvormen meemaken: progressieve rock, disco, funk en new wave. Vandaag spreekt uit retro geen dieper verlangen naar vroegere dagen. Het verleden is simpelweg een staaltjesboek geworden, en daaruit kiezen muzikanten heel bestudeerd hun favoriete materiaal: ‘Laten we dit even met dat combineren en zien wat het oplevert.’

De muzikant van vandaag is meer navigator dan innovator?

REYNOLDS: Inderdaad. Men zeilt op de zee van data, vist daar allerlei vreemde dingen uit op en gaat ermee aan de slag, zonder er veel aan te veranderen. Ik heb onlangs Claire Boucher geïnterviewd, een jonge muzikante uit Québec die muziek maakt onder de naam Grimes. Haar muziek put uit bijna onmogelijk veel verschillende bronnen. ‘Post-internet’ noemt ze het zelf. ‘Ik heb alles gehoord en blijf luisteren, wat me heel vatbaar maakt voor wat me ook bereikt.’ Waarmee ze bedoelt dat ze zich als een balletje in een flipperkast van de ene hoek naar de andere laat katapulteren. Daarom klinken haar platen zo schizofreen. Net door die massale input kent haar ambitie geen grenzen: ze wil dertig platen uitbrengen! En elk van die platen moet een aparte wereld vormen. Net zoals Tolkien deed, met zijn nieuw verzonnen taal en mythologie.

Uit je boek blijkt dat we het idee van continuïteit moeten opgeven. Popmuziek beweegt zich niet langer in rechte lijn voort, maar in cirkels.

REYNOLDS: Ja. Als je zoals vandaag voor een onoverzichtelijk muzikaal archief staat, sluit je je af van de huidige muzikale conversatie. In de sixties was rhythm & blues de gemeenschappelijke muzikale taal van de meeste blanke muzikanten. In die context vonden hun vernieuwingen plaats. Maar vandaag zit de ene met zijn hoofd in sixties garagepunk, de andere in eighties softrock. Dat zorgt voor meer individualiteit, maar ook voor meer verbrokkeling. Er is geen gemeenschappelijke marsrichting meer. Dan kom je in de huidige situatie: haast elke stijl uit het verleden heeft nu een hedendaagse vertegenwoordiger.

Er zijn inderdaad maar heel weinig platen die ‘2011’ klinken.

REYNOLDS: Dat is waar. Enkel in hiphop vind je nog wel wat dingetjes die je nog niet had gehoord, maar daar val je niet van achterover.

Misschien moeten we originaliteit als maatstaf voor muziekbeoordeling dan maar laten varen?

REYNOLDS: Veel mensen geloven dat originaliteit sowieso altijd een waanidee is geweest. Creatie bestaat niet, alleen re-creatie, vinden ze, en die gedachte zou naar verluidt bevrijdend werken. Zelf geloof ik er niet in: er is net heel véél innovatieve pop gemaakt. Tuurlijk, Led Zeppelin heeft meer dan één oude bluessong gepikt zonder over de oorsprong te reppen. Maar het overdonderende geluid van die band was wel degelijk vernieuwend.

Platen lijken minder te raken – heeft dat met de leeftijd te maken of toch het huidige muzikale aanbod?

REYNOLDS: Om dat te weten te komen, heb ik in mijn boek objectieve criteria gehanteerd. De opkomst van nieuwe genres, bijvoorbeeld. Wat constateer je? Dat er het afgelopen decennium weinig écht nieuwe vormen en bewegingen zijn ontstaan – en dan heb ik het zowel over muziek als over dans- of kledingstijlen. Goed, hiphop, elektronische muziek en metal blijven zich wel ontwikkelen, maar de rotvaart van vroeger is eruit. Al die genres hebben een ooit leeg cultureel gebied helemaal ingenomen, en nu is er nog maar weinig manoeuvreerruimte over. Daardoor blijven revoluties uit. Een andere vaststelling is dat jonge mensen zich nog weinig met innovatie bezighouden. Dubstep is een van de zeldzame nieuwe geluiden die het voorbije decennium zijn ontstaan, maar veel bombarie hoorde je daar niet over. Nieuwheid wordt niet meer gewaardeerd, ook niet bij critici.

‘Pop leeft op geleende tijd en gestolen energie’, schrijf je. Moeten we onze verwachtingen voor de toekomst terugschroeven?

REYNOLDS: Hangt ervan af. Er gaat geen week voorbij zonder dat ik wel iets interessants of cools oppik. Maar in het licht van het grotere geheel blijven die ontdekkingen toch wat magertjes. Wat ik met die gestolen energie bedoel, is ‘parasitaire pop’. Neem een nieuwe hippe naam zoals Zola Jesus. Zij heeft goth opgewaardeerd, en ik vind haar best goed. Alleen: dan denk je aan de creatieve energie die nodig is geweest om goth begin jaren 80 te doen ontstaan. Siouxsie And The Banshees en Bauhaus hadden ook hun invloeden – The Velvet Underground en glamrock – maar ze brachten wel een nieuwe cultuur tot leven, compleet met bijbehorende kledij, haarsnit en attitude. Daar ging een risico mee gepaard, want gekleed en geschminkt als een levend lijk over straat lopen moest je dúrven. Vandaag is het een fluitje van een cent om goth als stijl te adopteren. Niet alleen bestaat het al, het is aanváárd – kijk maar naar de outfits op de catwalks en de films van Tim Burton. There’s no edge to being a goth anymore. Zo gaat het overal in de pop: mensen bouwen hun huis op terreinen die anderen hebben ontgonnen. Veel heroïek gaat daar niet mee gepaard.

Een van de meest fascinerende vragen die je in ‘ Retromania’ stelt, is deze: kan cultuur overleven als ze geen beperkingen kent?

REYNOLDS: Dat is een kwestie van voor eigen deur vegen. Persoonlijk geef ik nog altijd toe aan de drang om zo veel mogelijk muziek in huis te halen, onder meer door te downloaden. Maar die poging om bij te blijven leidt wel tot vluchtige beluisteringen. Het probleem is ook dat de poort waarlangs muziek binnenkomt – mijn computer – dezelfde is als die naar het hele universum. ( Lacht) Terwijl je luistert, word je voortdurend afgeleid: door blogs, websites, je inbox. Eigenlijk moet je tegenwoordig een grote inspanning doen om muziek echt te laten inzinken. Mijn liefde voor muziek wordt aangesterkt door radio. Ik woon in Los Angeles en zit dus vaak in de auto. Dan staat de radio op en kun je verder niets anders doen dan uit het raam staren – mijn vrouw rijdt altijd, moet ik erbij zeggen. In de wagen zijn er geen onderbrekingen, geen afleidingen, en kan ik muziek de aandacht geven die ze verdient.

Je boek heeft een heel open, mild optimistisch einde. Heb je een idee van wat de toekomst brengen zal?

REYNOLDS: Dat is echt moeilijk te voorspellen. Daarvoor is het internet als allesbeheersend medium en werkmiddel nog te jong. Het snijdt dwars door alle banden met tijd en geschiedenis heen, en ook plaats is niet meer van tel: veel jonge muzikanten laven zich aan wereldmuziek uit de verste hoeken van de planeet. Daarvoor heb ik onlangs het woord ‘xenomania’ bedacht: een enthousiasme voor alles wat vreemd is. Op blogs wisselen mensen Afrikaanse en Indonesische muziek uit. Uit dat exotisme spreekt volgens mij een behoefte naar een nieuw geluid. Misschien is dat wel een positieve ontwikkeling.

Retromania

Nu uit bij Faber & Faber.

KURT BLONDEEL – ILLUSTRATIE SAM VAN ALLEMEERSCH

SIMON REYNOLDS: ‘EEN ONBESCHAAMD GEVOELIG FIGUUR ALS MORRISSEY ZIE IK NIET METEEN WEER OPSTAAN.’

SIMON REYNOLDS: ‘ VANDAAG IS ER EEN ENTHOUSIASME VOOR ALLES WAT VREEMD IS. XENOMANIA NOEM IK HET. HET WIJST OP EEN BEHOEFTE AAN EEN NIEUW GELUID. ‘

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content