Twaalf jaar geleden toonde Quentin Tarantino zich meer dan gecharmeerd door een kleine Belgische film met een toen nog onbekende Belgische acteur. ‘C’est arrivé près de chez vous’ sloeg de wereld met verbijstering en Benoît Poelvoorde (40) was gelanceerd. Nu Tarantino de jury van het festival voorzit, vroeg hij dezelfde Poelvoorde om naast hem te zitten. Door Tine Hens

Jaloers, dat was Tarantino toen hij zich in mei 1992 liet overrompelen door de absurde waanzin die de grenzen van ieder fatsoen aftast van de latere cultfilm C’est arrivé près de chez vous. Ook hij liep rond met het idee een faux documentaire te draaien over een seriemoordenaar. Hij liet het plan varen na C’est arrivé près de chez vous. De film was niet meer dan een uit de hand gelopen grap van vier jonge Walen: Rémy Belvaux, André Bozel, Vincent Tavier en Benoît Poelvoorde. Hun eerste samenwerking was een kortfilm , Pas de C4 pour Daniel Daniel. Een beperkt publiek van niet altijd even grote liefhebbers van het genre kreeg de film begin jaren negentig te zien. Leerkrachten van de kunstacademie Félicien Rops in Namen catalogeerden de vier als hopeloze gevallen. Te eigengereid om de technische knepen van een vak te leren en te onbesuisd om ze de meest fantastische plannen uit het hoofd te praten. In de schaduw van de citadel, tussen pot en pint, werd besloten een documentaire over een seriemoordenaar te draaien. Met de camera in de hand, in zwart en wit en voor evenveel geld als er op hun spaarboekje stond. Nauwelijks een frank.

Cannes ging uit de bol. Mensen zouden elkaar met het snoer van een microfoon gewurgd hebben voor een zitje voor de film. C’est arrivé près de chez vous deed even dat andere evenement van geweld vergeten: Reservoir Dogs van de toen net ontdekte Quentin Tarantino. De nonchalante onderkoeldheid waarmee Benoît Poelvoorde de vijftien minuten roem voor zijn seriemoordenaar opeist, deed Martin Scorsese de uitspraak ontvallen dat hij ‘nooit iets dergelijks gezien had sinds het debuut van zijn vriend Robert De Niro’. De film nam vier prijzen mee uit Cannes. Poelvoorde vond er zijn vrouw Coralie, die nu zijn zakelijke leven regelt.

Dat Poelvoorde nu zijn dagen doorbrengt als een van de meest gevierde acteurs van Wallonië en Frankrijk is eerder het gevolg van een toeval dan van een vooropgezet plan. Hij werd in 1964 geboren in Namen en als kind droomde hij ervan striptekenaar te worden. Of cartoonist. Alleszins iets met tekenen. Het theater, en zelfs de film, stonden te ver van zijn bed. Het is dankzij het gebroken been van een medeleerling dat Poelvoorde voor het eerst zijn komische talenten voor een publiek kan vertonen. ‘Men raadde mij een bepaalde jongen aan die naar het schijnt de hele klas deed lachen’, vertelt Bruno Belvaux, zijn theaterleerkracht. ‘Vier zinnen van Benoît en ik begreep wat men bedoelde.’ ‘Het is typisch’, zal Poelvoorde later vertellen, ‘dat ik mijn bestaan als acteur te danken heb aan het fietsongeluk van een ander.’

Benoît is twaalf als zijn vader, een vrachtwagenchauffeur, sterft. Van zijn moeder krijgt hij alle vrijheid om te doen en te laten wat hij wil. ‘Geniet en profiteer, maar doe niemand kwaad’, is haar advies. ‘Ze is een fantastische vrouw’, zegt hij. ‘Ze omhelst de bomen in de tuin. Ja, de bomen.’

Na jaren van internaat bij de Jezuïeten begint Poelvoorde aan een kleurrijke schoolcarrière die hem van college naar college, van atheneum naar atheneum in Namen leidt. Hij staat bekend als dat arrogante joch, dat moeilijke geval en ook een beetje als die rare. In plaats van te voetballen in zijn vrije tijd, volgt hij assisenzaken. ‘De types die voor de rechter verschenen waren, absoluut niet te verdedigen. Toch vraag je je telkens af welk kind zo’n man was. Altijd werd er door de advocaten gehamerd op de trieste jeugd.’ Het is dit aftasten van de onderbuik van de maatschappij en de dunne lijn tussen tristesse en hilariteit die het deeg vormen waarmee Poelvoorde al zijn personages zal kneden. ‘Au fond is hij een trieste clown’, zal Belvaux stellen.

Poelvoorde is op zijn best als hij mannen neerzet die absoluut niet sympathiek zijn, niet de behoefte hebben om zich sympathiek te maken, maar zich wel blindelings in de golven van een totaal nutte-loze passie storten, al is het de wielerwereld in Le vélo de Ghislain Lambert, het imitatorencircuit van Claude François in Podium, of de gekte van het Guinness Book of Records in Les convoyeurs attendent, waarin een vader zijn zoon verplicht om het record te breken van het openen en sluiten van deuren in 24 uur. Het komische van Poelvoorde zit ‘m in het diepmenselijke tragische, een uitdrukking die op zijn gezicht gebeiteld staat. Zijn personages zijn of voelen zich geen slachtoffers, maar worden het altijd weer. Slachtoffers van succes, van roem, van hooggespannen verwachtingen en van te verre dromen. Het zijn fantastische losers die zelf als laatste door hebben dat alles verloren is. En er is niemand die medelijden met hen heeft als ze eenmaal van hun zelfverzonnen troon vallen. Het zijn mensen van wie men zegt dat het hun eigen schuld is, omdat ze niet altijd eerlijk waren, omdat ze in wezen laf zijn, of omdat ze anderen gebruiken. In zijn volgende film, Le retour de James Bataille van Didier en Thierry Poiraud, speelt Poelvoorde aan de zijde van Vanessa Paradis een impresario zonder enige scrupule. Dat hij daarmee voortborduurt op hetzelfde thema, stoort hem niet, omdat hij vooral voortborduurt in stijl. Poelvoorde herhaalt zichzelf nauwelijks. Zijn personages zijn unicums die wapperen aan eenzelfde waslijn die Poelvoorde heet, maar verder geen band hebben met elkaar.

Er is maar één ding waar Poelvoorde naar het schijnt moeilijk en hardnekkig conservatief over doet: frieten. Hij voert kruistochten voor het frietkraam en de puntzak. Hij weigert zijn frieten thuis op te eten, maar savoureert ze terwijl hij tegen het betonnen muurtje achter het frietkot leunt. Het is een traditie die verdwijnt, maar niet zonder Benoît Poelvoorde. Ooit hoopt hij een Michelingids van het frietkraam te maken. Het is dat pittoreske belgicisme waar de Fransen wel van houden. Bij Poelvoorde is het niet gespeeld. Het is écht. Ook dat slaat aan in Frankrijk. Een man zonder bombarie, zonder poeha en exuberante verlangens. Het enige wat Poelvoorde nu wil, is een stille man spelen. Weg van het gelach, of het nu bulderen of gniffelen is. Het is de smeekbede van iedere clown: ‘Neem me ernstig.’ Al op zijn zeventiende was hij naar het schijnt gekwetst omdat men de romanticus in hem miskende. ‘Ik wilde grootse dingen doen, indruk maken, meeslepen.’ Het idee dat enkel dieptreurige helden dat kunnen, heeft Poelvoorde in zijn filmcarrière ondertussen ontkracht. Dat hij meespeelt in de nieuwste film van de zeer ernstige Franse regisseuse Nicole Garcia is geen bewijs van het tegendeel, hopen wij.

Tine Hens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content