Paul Baeten
Paul Baeten Columnist bij Knack Focus

P.B. GRONDA, schrijver van onder meer Onder vrienden en Straus Park, duikt elke week in de populaire cultuur.

Jerry Seinfeld vraagt zich in een recente Comedians in Cars Getting Coffee af waarom een symfonie of een schilderij wel kunst mag worden genoemd en het werk van een komiek zoals George Carlin niet.

Een goede vraag, zeker nu de definities omtrent kunst dringend herschreven moeten worden. Al was het maar om hun verouderde relatie met het politieke beleid en zeker ook het publiek eindelijk te vernieuwen.

Ongeveer tweehonderd jaar geleden zei een zatte Fransman dat kunst een waarde op zich was: l’art pour l’art. Voor hetzelfde geld zei hij ‘je vais au bazar’. Je weet het nooit, met die smerige Fransen.

Helaas gleed dat idee wat uit, tot het punt dat een eerlijke discussie over de kwaliteit van het werk niet meer mogelijk is. Het is tenslotte kunst. Dus ja…

Er worden veel rare dingen gemaakt, zoveel is wel duidelijk. ‘De mensen snappen dat niet’, zou een politicus zeggen, en hij zou voor een keer een punt hebben. We zijn allang blij als een kunstpaus ons komt vertellen wat we goed mogen vinden, en wat zeker niet.

Van wijn wordt vaak gezegd: ik ken er niks van, ik moet ‘m gewoon lekker vinden. Natuurlijk is dat zo. Wat heb je namelijk aan wijn die gerenommeerd is als je er hoofdpijn van krijgt? Er is wat kenners naar voren schuiven als normbepalend, en er is wat je zelf vindt.

Daar krijgen we meteen de basis van een groot probleem bij kunstkritiek. Mensen verwarren hun persoonlijke appreciatie met de bredere, kritische beoordeling die per definitie door veel mensen, relatief onafhankelijk van elkaar en over een langere periode moet gebeuren. Pas met de nodige afstand kunnen we iets in perspectief zien.

Desondanks kun je in het algemeen stellen dat kunst au fond iets is dat veel meer geworden is dan wat het in strikte termen had moeten zijn. Omdat het mooier is, omdat er beter is over nagedacht, omdat het bepaalde vragen impliceert…

Er zijn architecten die inwisselbare burgerhuisjes tekenen en er zijn architecten die kunstwerken neerpoten. Je kunt dus niet zeggen dat de architectuur in haar geheel een kunst is. Maar wel dat binnen architectuur kunst kan ontstaan.

Zoals dat voor architectuur geldt, geldt dat voor haast gelijk welk domein.

Omgekeerd geldt het trouwens ook. Het is niet omdat iemand een artistiek getinte bezigheid heeft dat die daarom kunst maakt; niet iedereen achter een schildersezel of met een doka is een kunstenaar.

We moeten werken aan een verschuiving bij onze benadering van kunst. Nu denken we veelal verticaal: sommige pilaren catalogiseren we haast automatisch als kunst. Schilderkunst, beeldhouwkunst, literatuur, veel fotografie in zwart-wit en haast alle rare dingen zolang ze binnen de muren van een museum staan. Horizontaal denken zou betekenen dat we alle mogelijke gebieden nemen – stand-up comedy dus ook – en telkens opnieuw op zoek gaan naar werk dat door het plafond van de discipline knalt en meer wordt. De andere optie is het woordje kunst verder laten devalueren tot het niks meer te maken heeft met enige realiteit en verder wegsukkelt in dom elitarisme.

P.B. GRONDA

JERRY SEINFELD VRAAGT ZICH AF WAAROM EEN SYMFONIE OF EEN SCHILDERIJ WEL KUNST MAG WORDEN GENOEMD EN HET WERK VAN EEN KOMIEK NIET.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content