Patrick Deboes

© KARL

Met de Jo Röpcke Award, vernoemd naar de legendarische filmjournalist van de openbare omroep, bekroont dit blad een man of vrouw die ‘zich verdienstelijk heeft gemaakt voor de Vlaamse film’. In dit rampzalige coronajaar en als eerbetoon aan de beproefde bioscoopsector gaat de prijs voor het eerst naar een zaaluitbater: Patrick Deboes, sinds 1995 de drijvende kracht achter de Gentse arthousecinema Sphinx.

Proficiat, Patrick! Weet je nog wel wie Jo Röpcke was?

Patrick Deboes: Zeker. Als tiener keek ik wekelijks naar zijn programma Première. Ik herinner me hem als een voornaam en kritisch filmjournalist die het kaf nog van het koren kon scheiden, ook als het ging om grote Amerikaanse films. Zo’n journalisten zijn zeldzaam geworden.

Wat betekent de prijs voor jou?

Deboes: Het is een eer om in die lijst van gereputeerde Vlaamse filmmakers opgenomen te worden. Maar het doet vooral deugd dat de bioscoopexploitanten in de kijker worden gezet. Er zijn in Vlaanderen heel wat mensen die dagelijks vechten om de betere films op het witte doek te brengen. Zeker in deze crisisperiode kunnen we alle aandacht gebruiken.

Hoe ben je als exploitant begonnen?

Deboes: Ik ben erin gerold. Ik kom uit Antwerpen en ging daar wekelijks naar de cinema. Later ging ik moraalfilosofie studeren in Gent en ontdekte ik Studio Skoop, wat een echte filmschool voor me was. Daarna hielp ik filmevenementen organiseren in de Sphinx, waar ik de smaak van het programmeren te pakken kreeg. Vanaf 1989 ben ik betrokken bij de Sphinx als programmator. Sinds 1995 ben ik uitbater.

Is corona de grootste crisis die je al hebt meegemaakt?

Deboes: Mijn vorige relatie is de grootste crisis die ik heb meegemaakt. (lacht) Films als Raining Stones van Ken Loach en de Trois couleurs-trilogie van Kieslowski hebben de Sphinx indertijd op de kaart geprikt. De late jaren negentig waren lastig. Het begin van het millennium was een goede periode, dankzij hits als Amélie Poulain, die een breder publiek tot bij ons brachten, en dankzij ons café dat toen opende. Daarna gingen we elk jaar lichtjes achteruit, tot we vijf jaar geleden voor een kentering zorgden door nog meer in te zetten op het evenementiële aspect. Het gaat al lang niet meer om films programmeren alleen. Door de omschakeling van analoog naar digitaal is het filmbedrijf compleet veranderd, zowel hoe men films produceert, distribueert als consumeert. De Sphinx is van een traditionele stadsbioscoop geëvolueerd naar een modern cultuurbedrijf waar twintig mensen werken, iets waar ik bijzonder trots op ben. Ups en downs zijn er altijd geweest maar niks dat er zo diep heeft ingehakt als corona. Voor de lockdown waren we zelfs nog nooit een week dicht gegaan. Dit keer is het een kwestie van overleven. Zonder de steun die we al van het stadsbestuur en het Vlaams Audiovisueel Fonds hebben gekregen, hadden we het tot hier niet getrokken. Want de kosten blijven, maar de inkomsten zijn gedecimeerd.

Hoe de Amerikaanse majors de bioscopen momenteel in de steek laten, is schandalig.

Kun je daar cijfers op plakken?

Deboes: De ticketverkoop is zowat gehalveerd, terwijl alle andere inkomsten – zoals schoolvoorstellingen – zijn weggevallen. Ook ons café doet het minder nu de herfst is aangebroken. We moeten compenseren door te snoeien in personeelskosten. Extra pijnlijk is dat niet alleen de exploitanten, maar ook de onafhankelijke filmdistributeurs hun uiterste best doen om ook nu elke week goede, nieuwe titels uit te brengen. In veilige omstandigheden bovendien. Ik weet dat het de Belgische afdelingen niet zijn die de beslissingen nemen, maar hoe de Amerikaanse majors de bioscopen momenteel in de steek laten, door hun publiekstrekkers uit te stellen of zelfs rechtstreeks op streaming aan te bieden, is schandalig. Omdat het uitgerekend de majors zijn die altijd al de hoogste eisen stelden en het meest van de bioscopen hebben geprofiteerd. Geen Bond. Nu ook weer geen Soul van Pixar, een familiefilm die de herfstvakantie had kunnen redden. Het ziet ernaar uit dat we het nog maanden zonder zulke toppers moeten stellen. En zelfs een tweede lockdown valt niet langer uit te sluiten. We blijven dag na dag naar oplossingen zoeken, maar lang moet deze situatie écht niet meer duren.

Patrick Deboes
© KARL

Cynici zullen zeggen dat we straks toch allemaal zullen streamen en dat cinema sowieso ten dode was opgeschreven.

Deboes: Dat liedje hebben we al elfendertig keer gehoord. Bij de opkomst van tv, VHS, de dvd, het internet… Toch werden vorig jaar in België nog altijd 20 miljoen bioscooptickets verkocht, een cijfer dat de jongste jaren stabiel is gebleven. Cinema heeft zichzelf telkens aan de nieuwe omstandigheden aangepast. Omdat cinema uniek en onkopieerbaar is. Het is de enige manier om een film niet alleen te bekijken, maar ook ten volle te beleven. Het is een totaalervaring die deel uitmaakt van een breder cultuurproces dat je niet los kunt zien van de zaal, het moment en het momentum. Er is niks mis met streamen – ik pleit er al jaren voor om de releasewindows te verkorten en nieuwe films op meerdere platformen tegelijk aan te bieden – maar je kunt het vergelijken met schilderijen online bekijken in plaats van in het echt. Je kunt Rembrandt en Rothko ook googelen, maar moeten daarom de musea dicht? Plus: film is als format nog altijd een essentiële schakel in onze audiovisuele cultuur, die dankzij de digitale revolutie, Netflix, YouTube, TikTok en noem maar op nog nooit zo alomtegenwoordig was. Stellen dat cinema geen toekomst of waarde heeft, als commercieel product én als kunstvorm, is ziende blind zijn.

Moet je iets van Don Quichot hebben om nu nog bioscoopexploitant te willen zijn?

Deboes: Ik denk dat dat nooit kwaad heeft gekund. Het is altijd een risicoberoep geweest. (lacht)

Wat mag ik jou en je concullega’s de komende maanden toewensen?

Deboes: Dat we het overleven. Iedereen in de sector. Omdat we het, los van het financiële en praktische, toch ook nog altijd uit liefde voor de cinema doen.

Bio Patrick Deboes

Geboren op 23 november 1960 te Tienen, verwekt in Belgisch Congo.

Studeert moraalwetenschap aan de UGent, met een thesis over Pierre Bourdieu.

Programmator en organisator van een openluchtfilmfestival omtrent Humphrey Bogart en van het documentairefestival Over Spelende Kinderen en Taterende Viswijven, beide in 1988 in Gent.

Vanaf 1989 voltijds programmator bij de Sphinx. Zes jaar later wordt hij daar ook uitbater van.

Voorzitter van filmprogrammaplatform La Luna en van VAC (Vlaamse Arthousecinema’s).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content