’the office’, de mockumentary die een erezaak maakt van plaatsvervangende schaamte en ergernis
THE OFFICE: SEIZOEN 1 & 2 – BBC/WARNER, 396 MINUTEN
In The Office steekt Ricky Gervais als David Brent andere ergerlijke mannetjes als Basil Fawlty, Alan Partridge of de rosse lolbroek-bediende in The Fast Show naar de kroon. Brent leidt een slabakkende papierhandel, en ziet een manier om zich populair te maken wanneer een cameraploeg van de BBC een documentaire draait in het kantoor. The Office lijkt vormelijk op een realitysoap – maar de verhaallijnen zijn te spitsvondig en de karakters te uitvergroot om waar te zijn. Er zijn géén nadrukkelijk leuke grappen of lachband, maar het zijn de schaapachtige blik van Gervais naar de camera en de ongemakkelijke stiltes, die elke episode onweerstaanbaar geestig maken.
De grote tragedie van David Brent is dat hij een zelfingenomen paljas is, en paniekerig hunkert naar de waardering van zijn ondergeschikten. Hij is er heilig van overtuigd dat al zijn werknemers hem niet enkel beschouwen als een van hun beste vrienden, maar hem ook erg respecteren als baas. In werkelijkheid deelt niemand die mening: Brent wordt veracht, uitgelachen, en gemeden als de pest. De enige die op goede voet leeft met Brent is Gareth, de kantoorengerd die zich assistent-manager waant, maar in feite een manusje-van-alles is. Doorheen de serie wordt als running gag de draak gestoken met Gareth, vooral door zijn collega Tim en Dawn, de receptioniste.
Tim is nog het sympathiekste sleutelpersonage: een 30-jarige bediende met vettig haar en zweetvlekken onder de oksels, die bovendien nog bij zijn ouders woont, en zichzelf kwelt met een onmogelijke liefde voor de reeds verloofde Dawn. Hij is de pantoffelheld van de serie, maar een van de weinigen die ze alle vijf op een rij heeft. En dat is al heel wat.
In elke aflevering ligt de nadruk op de meligheid van de werkplaats, geïllustreerd door onnozele gadgets en trends die al eeuwen passé zijn – bewuste anachronismen als de Flat Eric aan de kapstok, een zingende vis aan de muur (Brent: ‘You can’t put a price on comedy’) of de werknemers die de debiele catchphrase ‘ Whazzup!’ roepen naar elkaar. Pathetisch, maar net daarom weer zo grappig.
Gewoonlijk krijgt de kijker meer genegenheid voor de karakters naarmate de reeks vordert. Niet noodzakelijk zo bij The Office. Brent blijft een ergerlijke egomaniak, Gareth is een borderline sociopaat en homofoob, Chris Finch een grove bullebak, en Big Keith het mystieke vacuüm op kantoor: je vermoedt enkel apathie achter zijn emotieloze gezicht, en je blijft even graag uit zijn buurt. In Serie 2 ontspoort elk personage. Brent krijgt de competitie van een veel sympathiekere chef op bureau, Tim heeft een kantoorliefje, Brents ‘vriend’ Chris Finch blijkt de incarnatie van het Kwaad en Dawn doet alles om weer in het gevlij te komen bij Tim. Ricky Gervais gaat in de tweede serie met grove borstel door gevoelige onderwerpen als racisme, rusthuizen, homoseksualiteit en handicaps. Zo wil Brent politiek hypercorrect zijn, maar rijdt hij zich toch keer op keer klem voor de camera.
Een belangrijk kentermoment is aflevering 5 van de tweede serie: ‘ Red Nose-Day‘, de Britse solidariteitsdag. Brent gaat over zijn nek en eist agressief aandacht op met een beschamende MC Hammer-dansroutine. Dan gaat hij zijn boekje te buiten bij zijn oversten. Net als hij het laatste greintje krediet derft, voel je pas sympathie: Brent verliest zijn waardigheid en smeekt om niet ontslagen te worden.
Twee seizoenen van The Office na elkaar bekijken is afmattend. De episodes zijn echter zo verslavend dat je Ricky Gervais op het eind nog het meest van al haat – een nieuwe serie van The Office komt er namelijk nooit meer aan.
Door Gunther Van Assche
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier