Een wereldtournee en een nieuwe plaat in het vooruitzicht, en een verse singlecompilatie onder de arm: R.E.M. is na twee hobbelige decennia nog steeds de ongekroonde koning van de alternatieve rock. Michael Stipe geeft commentaar. ‘We zijn nog altijd goed. Bij momenten zelfs groots.’

Are you a fan? Do you like R.E.M.?

Het is een verrassend directe vraag voor iemand die zichzelf vroeger als ‘pathologisch onzeker en schuchter’ omschreef. Michael Stipe slingert de woorden ergens halverwege het gesprek in ons gezicht. We zijn een paar seconden overdonderd door de verrassingsaanval en met de eerste angstdruppels op de bovenlip lost ons gestamel langzaam op in een diplomatiek (maar daarom niet minder gemeend) antwoord: een band die met een song als Everybody Hurts de halve planeet kan troosten, mag wat ons betreft alles. ‘Okay, thanks’, glimlacht Stipe. ‘Mensen hebben nu eenmaal een verschillende smaak. That’s music.’

Op een podium is het charisma van Michael Stipe onovertroffen en kan hij moeiteloos de gevoelens van duizenden fans kanaliseren. Het contrast met de man die tijdens ons gesprek in de backstageruimte van Rock Werchter schichtig om zich heen kijkt en als een mitrailleur antwoorden afvuurt, is dan ook opmerkelijk. Na 23 jaar in het spotlicht, voelt de zanger zich merkbaar ongemakkelijk als middelpunt van de belangstelling. En dat is hij, onvermijdelijk. Als de spreekbuis van een generatie ergens verschijnt, beginnen de atomen in de lucht spontaan te knetteren, een normale reactie voor een celebrity van zijn formaat. Lang voor R.E.M. in de vroege jaren negentig naar een supersterstatus werd gekatapulteerd en de rest van het decennium zou domineren met een intelligente hybride van popmuziek en vormexperimenten, was Stipe echter een buitengewoon verlegen adolescent. Hoewel hij zich door de jaren heen steeds meer profileerde als opiniemaker (politiek, ecologie en de aidsproblematiek) en zich ontfermde over andere artiesten die – net zoals hij ooit – worstelden met de tol van de roem (Kurt Cobain, Courtney Love en Thom Yorke), zit er nog steeds een residu van die schuchtere jongeman in de inmiddels 43-jarige zanger.

We proberen het ijs een beetje te breken met de Rolling Stones-annex-festivalspecial van dit magazine. Stipe monstert de Stonescover, grijnst ‘ A little bit of airbrushing going on here, eh?’ en begint spontaan commentaar te leveren bij de foto’s van collega-muzikanten en naaste vrienden. ‘Oh, een geweldige kerel, echt een schatje (Michael Franti), zij is fantastisch (PJ Harvey) en zij is briljant (Björk). Courtney ziet er goed uit (Courtney Love), zij zijn ongelofelijk goed (Radiohead) en hij is mijn grootvader (Iggy Pop), maar dat weet hij niet. Neen, ik heb het hem nog niet verteld. De laatste keer dat we elkaar zagen, was in een studio in Miami. Hij speelde me een song van zijn nieuwe album voor. Het was niet het gepaste moment om over zulke dingen te praten… Okay, let’s do it.

Als de halve wereld je gezicht kent, is het allicht niet evident bescheiden te blijven. Hoe vermijd je de valkuilen van de roem?

Michael Stipe: Door er absoluut geen moment in te geloven. Als er op onze eerste plaat een wereldhit had gestaan, dan was ik er vandaag niet meer geweest. En dat meen ik. Maar we zijn traag vooruitgegaan, het duurde een klein decennium om van bar band naar internationale topgroep te evolueren. Op korte termijn was dat frustrerend, achteraf bekeken was het een zegen. Maar het grote succes is eigenlijk een misverstand. We werden overrompeld door die ene hit.

Losing My Religion.

Stipe:Exactly. Vroeger hadden we een strikte politiek rond singles. De eerste single van een nieuw album moest altijd de meest extreme song zijn. We wisten dat radiostations in de Verenigde Staten en in Europa die toch zouden oppikken en een extreem nummer, of een minder duidelijke popsong liever, breekt de programmering open en creëert zo ruimte voor andere, minder bekende bands. Losing My Religion was zo’n single: het heeft geen refrein, geen gitaren, het gaat vijf minuten aan een stuk door, het is een fucking mandolinesong. Bezwaarlijk een popnummer, toch? Maar tegen al onze verwachtingen in werd het onze grootste hit.

R.E.M. heeft altijd koppig een eigen koers gevaren. Wou je als een Trojaans paard onconventionele muziek in de mainstream smokkelen?

Stipe: Als ik naar de muziekbusiness kijk, is dat inderdaad onze functie, denk ik: onconventionele dingen aanvaardbaar maken. To push stuff a little bit. We zijn Aphex Twin niet, we zullen nooit Aphex Twin zijn en we proberen dat ook niet, maar we willen op onze manier de mainstream zoveel mogelijk openbreken. Aan de andere kant hebben we natuurlijk wel een popsensibiliteit die onze songs catchy maakt. Je hoort ze, ze kruipen onder je vel en je wilt ze opnieuw en opnieuw beluisteren. In het beste geval toch. ( lacht)

R.E.M. bereikte een status van volledige artistieke vrijheid, moeten jullie soms toch nog compromissen sluiten?

Stipe: Natuurlijk. Iedereen sluit compromissen. Iedereen. Is dat noodzakelijk slecht? Ik weet het niet. Het is misschien een slechte vergelijking, maar als je een plaat maakt en voortdurend denkt over hoe je ze live zal brengen, dan compromitteer je de plaat. Ook andersom: als je live speelt en je denkt aan hoe je daar een plaat van kan maken, dan compromitteer je het optreden. De studio is de studio, je probeert iets te vangen dat dezelfde energie en opwinding heeft als toen je het schreef.

In het voorjaar werkten jullie aan een nieuw album. Weet je al hoe dat zal klinken?

Stipe: Veertien songs zijn zo goed als klaar. De helft daarvan is prima, de andere helft moet nog bijgeschaafd worden. Het materiaal is ofwel heel luid, ofwel heel zacht. Final Straw is een klein, zacht nummertje. Je kunt het amper horen. ( lacht) Bad Day en Animal van onze Best Of geven de andere richting aan: het zijn luide, fucked up nummers. Het nieuwe album is voorzien voor de lente of de zomer van 2004, maar de deadline verschuift steeds. We hebben de luxe om zoveel tijd te nemen als nodig. Het kan dus nog alle kanten uit.

Helpt de jarenlange ervaring om materiaal te selecteren?

Stipe: Je weet onmiddellijk of iets deugt of niet. Iemand vroeg me onlangs nog: hoe weet je wanneer een album klaar is? Simpel: je stopt er gewoon alles in wat je hebt en je probeert jezelf ervan te overtuigen dat het album het allerbeste is wat je op dat ogenblik op de wereld kan loslaten. Sommige artiesten werken zeven of acht jaar aan een plaat. Dat is onzin, ze weten volgens mij gewoon niet wanneer ze moeten stoppen. Oké, iedereen gaat voor de absolute perfectie, maar wij zijn een imperfecte band. We spelen juist met die imperfecties om te zijn wie we zijn.

R.E.M. is duidelijk meer dan de som van zijn delen.

Stipe: Dat hebben we al vaak gezegd. ( glimlacht) Maar het is wel waar.

Hoe zie jij de afzonderlijke delen?

Stipe: Peter (Buck) is een musician’s musician, een wandelende encyclopedie van de rock-‘n-rollgeschiedenis. Hij weet precies waardoor groepen uit elkaar vallen en welke fouten er keer op keer gemaakt zijn. Dankzij Peter kan R.E.M. goed werk blijven uitbrengen. Herhaling is het grote gevaar. Als je jezelf herhaalt, is het einde nabij. Veel bands beseffen dat niet. Ze zijn verslaafd aan de opwinding, de adrenaline, de aandacht…, maar zodra je in die valkuil trapt, vervaagt het besef van hoe goed of slecht je werkelijk bent. In alle eerlijkheid: ik denk dat wij nog steeds goed zijn. Groots zelfs. Peter is ook erg muzikaal. Hij denkt constant aan muziek. Mike (Mills) is ook muzikaal, maar minder cerebraal. Als hij achter een instrument zit, komt de inspiratie vanzelf . Die twee werken dus op een zeer complexe manier samen. Er is een zekere dichotomie, maar er is ook een plaats waar ze overlappen. En die heet R.E.M.

En wat is jouw rol?

Stipe: Ik ben helemaal niet muzikaal, ik luister nauwelijks naar muziek. En ik ben ook niet kieskeurig. Ik houd van t.A.t.U., maar ik houd evengoed van Dylans Like A Rolling Stone. Ik breng de anderen een soort muzikale naïviteit bij. Qua voorkeuren en appreciatie ben ik iets extremer dan Mike en Peter. Mike is wellicht de meest conventionele van ons drie. Peter is even extreem als mij, maar op een andere manier. Leg die stukken samen en je krijgt een erg interessante puzzel.

Een evidente vraag misschien: hoe hard was het toen Bill Berry de groep in 1997 verliet?

Stipe: Ach, nu kan ik me ermee verzoenen, R.E.M. draait prima als trio. Maar het heeft even geduurd voor het zover was. Het voelde alsof een familielid was gestorven. En dat niet alleen: als er iemand wegvalt, verschuiven de interne relaties dramatisch. In de perstekst zei ik iets als: ‘Een hond met drie poten is ook een hond. Hij moet gewoon anders leren lopen.’ En we zijn nu gewoon een hond met drie poten. (lacht)

Was het moeilijk om de hond anders te leren lopen?

Stipe: Om als ons te klinken? Wel, het geluid van R.E.M. wordt gemaakt door de melodieën, mijn stem en Peters gitaarspel. Het vertrek van Bill heeft daar amper iets aan veranderd.

23 jaar R.E.M.: zou je het allemaal opnieuw doen?

Stipe: Als negentienjarige opnieuw beginnen en dit allemaal overdoen? Ik zou een paar dingen anders aanpakken denk ik. Waarschijnlijk wel… ( pauze). Zeker wel!

Stel: je mag een tijdmachine lenen om aan je jongere zelf advies te geven. Welke leeftijd kies je en wat zou je zeggen?

Stipe:(na een lange pauze) Ik zou teruggaan naar mijn zeventiende en zeggen: ‘Je bent oké, alles komt goed. Stop gewoon met piekeren.’ Ik ben van nature nogal een tobber. En ik was een lelijke tiener. Een slechte huid, een afschuwelijk kapsel. Daar had ik het toen best moeilijk mee. Maar euh, als volwassene is alles toch nog goed gekomen.

Wat zou je jongere zelf antwoorden?

Stipe: Niets. Hij zou me in mijn maag schoppen. ( lacht) En me halfdood in de goot laten liggen.

Is er dan…

Stipe: ( onverstoorbaar) It’s so funny. Op die leeftijd kon ik dwars door iemand heen kijken. Iemand aanstaren zonder te knipperen, tot ze zo kwaad werden dat ze me sloegen of wegliepen. Ik doe dat gelukkig niet meer, ik was gewoon verschrikkelijk verlegen. Er is natuurlijk geen enkele reden om zo afgrijselijk schuchter te zijn, maar ik wist toen niet beter.

Heb je die verlegenheid overwonnen door op het podium te staan?

Stipe: Dat heeft me erg geholpen, ja. Maar ik ben vanbinnen nog altijd heel timide. Ik bedoel: ik zat hier vandaag op mijn eentje te eten, doodsbang dat iemand mij zou aanspreken.

Moet je voor de show dan geen geweldige mentale barrière overwinnen?

Stipe: Vroeger was ik een wandelende contradictie. Eén brok ambitie in het lichaam van iemand die nog geen zin durfde af te maken en wegzonk in de sofa als iemand tegen hem sprak. En toch sta ik voor duizenden onbekenden op een podium. Ik weet niet wat er precies gebeurt, maar het voelt alsof er iemand anders staat. Ik stel het ook nooit in vraag, ik doe het gewoon. Als ik daarover nadenk, word ik gek.

Door Bram Van Moorhem

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content