Niet het Wilde Westen maar het Zuiden van Spanje vormde het decor voor menige mythische western. Vandaag zijn de voor toeristische doeleinden bewaarde filmsets in het desolate Almería spooksteden op zich.

Sergio Leone zou het zo in beeld hebben gebracht: een wide shot van rotsachtige sierras; in de vallei het houten wildwestdorp, de witgewassen pueblo, een fort opgetrokken uit luciferhout. Zwembadblauwe lucht herbergt een zon die in stuiversromans steevast met ‘koperen ploert’ wordt aangeduid. Schaduwen zijn diepzwart en ogenschijnlijk gefiguurzaagd.

In de verte klinkt het geluid van klapdeuren, het gebonk van laarzen op een plankenvloer. Een gestalte verschijnt op de veranda van de saloon. Leone zou lang afstand houden, om – zonder tussenshot – te cutten naar een close-up van het gezicht. Intense ogen. Zweet dat parelt over een grove, getaande huid. De ogen volgen een kat die naar het tegenovergelegen bankgebouw snelt. Dat zou dan weer een overzichtsshot zijn. Huizen op een canvas van dorre vistas.

‘Rotkat’, gromt de cowboy. ‘Always stealing potato chips.’ De chips zijn bestemd voor toeristen en kosten 70 eurocent. Uit verborgen boxen schalt John Denver. Het stadje is bijna uitgestorven. Ik tel één Duits gezin met videocamera, twee Engelse backpackers en een handvol Spanjaarden. De acteur die voor hulpsherrif doorgaat zit verveeld zijn riem bij te snijden.

Dit is geen film maar het residu ervan.

The Good, The Bad and the Greedy

Verliefd worden op Almería heeft iets van vallen voor een lelijke vrouw. Hoe ontdek je schoonheid in dit ruige Spaanse achterland? Leone’s antwoord: door er de tijd voor te nemen. Het is alweer vier decennia geleden dat de Italiaanse regisseur hier grote delen draaide van zijn epische spaghettiwestern The Good, The Bad and the Ugly. Hij was niet de eerste, noch de laatste die naar het droogste punt van Europa toog. Delen van Patton werden hier geschoten, David Leans Lawrence of Arabia, Spielbergs Indiana Jones and The Last Crusade. Maar bovenal was dit het domein van de spaghetti’s. Italiaanse geldschieters beantwoordden de teloorgang van de Amerikaanse western met een stortvloed aan goedkope tegenhangers. Andalusië was het gedroomde Texas.

Zo kwamen en gingen zeshonderd houtje-touwtjeproducties met afgekauwde plots; gemaakt voor snelle winst en dito vergetelheid. Leone, die als assistent het vak had geleerd in de Romeinse Cinecittàstudio’s, was de uitzondering. Hij was opgegroeid met de westerns van John Ford, en droomde van ‘de open vlakte en de mensen die uit alle windrichtingen aanspoelden om dat grandioze Amerika te vormen’. Tot hij in de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd werd met échte Amerikanen. De GI’s ontbeerden het altruïsme van de klassieke westernheld; hen ging het om verzetjes en bezit. Het legde de basis voor Leone’s cynisme. De nobele weldoener had geen plaats meer, heldere morele keuzes waren een illusie. Er was alleen maar geldelijk gewin en ‘existentiële improvisatie’.

Met A Fistful of Dollars (1963) – de schaamteloze rip-off van Kurosawa’s Yojimbo – begon Leone dat cynisme uit te diepen. Een Man Zonder Naam – tv-acteur Clint Eastwood – speelt in een dorp twee families tegen elkaar uit, alleen maar om er zelf wijzer van te worden. Maar het was ook de stijl van Leone die opviel. Zijn bedachtzame tempo, apocalyptische sfeer, zwarte humor en confronterende geweld. Leone gebruikte artistieke shots, waaronder de afwisseling van extreem weids en extreem dichtbij. Eastwood had Leone ervan overtuigd menige dialoog te schrappen, waardoor veel zou draaien om de ogen en de stille taal ervan. Zo begon Leone zich à la Fellini te verlustigen aan gezichten. Het maakte zijn films tot opera. Dat, en de excentrieke muziek van huiscomponist Ennio Morricone. Wanneer op de set, ‘voor het juiste gevoel’, diens thema’s gedraaid werden, stonden geharde werklui te wenen aan de zijlijn.

For a handful of tourists

Inmiddels is de western ten grave gedragen. Ook in Almería. De sets zijn opgekocht door voormalige stuntmannen die het rustiger aan wilden doen. Ze maakten er toeristische attracties van. De grootste is Mini-Hollywood, een ordinair kinderparadijs waar de straten geasfalteerd zijn. Je kan er terecht in een speeltuin vol metalen toestellen en – oh gruwel – een heuse feestschuur. De kleinste is Western Leone, dat als set diende voor het requiem Once Upon a Time in the West. Oorspronkelijk omvatte het slechts de ranch Sweetwater, waar de bende van Henry Fonda huishield. Later werd het uitgebreid ten behoeve van andere films en toerisme.

Onze reis leidt naar Cinema Studios, Fort Bravo, de meest authentieke van de dorpen. Het werd in ’65 gebouwd voor For A Few Dollars More en was het decor van The Good, The Bad and The Ugly. Een afbladderend bord langs de provinciale weg naar Tabernas heeft de weg gewezen naar onverharde paden waar we bijna een as over breken. In een oude keet zit een ongeschoren inboorling met honkbalpet pruimtabak te kauwen. Hij tikt met vieze vingers op het bord met toegangsprijzen.

Het park ligt nog vijftig meter verder – een spookstad. Doffe verf, rottend hout; alles gewikkeld in geluidloze hitte. Sommige gebouwen zijn voldragen bouwwerken, andere zijn façades die met balken en gipsplaat recht worden gehouden. Onder een afkapping staan dromedarissen met scheefgezakte bulten. Een drietal cowboys sloft landerig door de straten, een vierde schept paardenstront in een kruiwagen.

In de saloon hangen foto’s van het roemrijke verleden. Jack Nicholson draaide hier zijn regiedebuut Goin’ South – en verrek, daar is de galg waaraan hij bijna werd opgeknoopt. De schamele prijsmomenten van recente makelij zijn een Pepsireclame met David Beckham en een videoclip van Sting. ‘Waken voor overexposure’, aldus mede-eigenaar Rafael Molina. De treurige waarheid is dat gewoon niemand meer komt. Maar ik vermoed dat juist daarom deze plek een diepe vreugde aanboort. Een zalig soort vergeten zijn.

Vroeger ontging de aantrekkingskracht van de western me. Een simplistisch genre, met zijn sjablonen en clichés, de rituele dans van shoot-out, lynch- en knokpartij. Later ontdekte ik hoe de western een spiegel was van zijn tijd. De grote, helfhaftige westerns van de jaren 40, de cynische geweldorgies van Leone en Peckinpah, de politiek correcte goedmakertjes van de jaren 80. Maar onder die metamorfoses zit een tijdloze kwaliteit. De mens, teruggeworpen op zichzelf en de natuur. Een bevrijdende verlatenheid.

Onthaasten met Leone

Die verlatenheid is hier bijna tastbaar. De dag bestaat uit sloffen door de pueblo en met een flesje frisdrank wegdommelen in de schaduw. Zitten, ademen, kijken, niksen – een wakende slaap. Wie zijn stedelijke ongedurigheid niet van zich af kan zetten, wordt hier gillend gek. Slaag je daar wel in, dan is de beloning de zon langs de hemel te zien kruipen. Maar ook: een wegschuifelende tor, of een mug, weggeslagen door een paardenstaart. We zijn geneigd alle wachttijd als verloren te beschouwen; onze blik op straks, het doel. Maar wie om zich heen kijkt en luistert, verdoet nooit zijn tijd.

Ik denk aan de eindeloze openingsscène van Once Upon A Time. Een windmolen draait piepend rondjes, geharde mannen doden hun tijd in stilte. Tijdens een korte oprisping van geweld regent het lijken. Dan keert de stilte terug. In de western ontwikkelt de plot zich schoksgewijs: interpunctie in zinnen van voortkabbelende tijd. Dat voortkabbelen bestaat uit de trek, een nachtelijk kampvuur, slapen onder de sterren. Beheersing, geweld, berusting.

Fort Bravo kent zijn eigen oprisping in de vorm van een dagelijkse show. Ingeluid door Morricone rijden twee desperado’s de hoofdstraat in. Er ligt goud in de bank, er is een overval, de boeven worden gevangen en ontsnappen weer. Opwinding: iemand wordt achter een paard het dorp door gesleurd. De knappe sherrif schiet de roverhoofdman van een balustrade. Deze landt met een salto in een zacht bedje van stro.

Dan hervat het lome leven zich. Het is bijna een opluchting. De hartslag daalt, de perceptie verschuift weer. Het is kijken zoals Leone filmde: met oog voor het grootste geheel en het kleinste detail. Zoals een haiku tegelijk over een dwarrelende bloesem kan gaan, en het eindeloze van de dood. Je komt los van jezelf, wat dat ook moge betekenen. Plots besef je dat de eindeloze indrukkenstroom van het stadsbestaan vluchtig en gewichtloos is. Details bezinken niet, omdat ze in de wirwar onopgemerkt blijven. Het ene flinterdunne moment stapelt zich op het andere. Iets dat je slechts vanuit een ooghoek ziet. Dat afketst en niet meer doordringt.

Misschien kun je dat leven nog het best beschrijven als een gemonteerd bestaan. En alle montage is manipulatie. Leones westerns gingen tegen de trend van versnelling in. Met ellenlange shots van dit dorre Spaanse land, of van gezichten die minimale fluctuaties in emotie toonden. Zwíjgende gezichten. Films over outlaws, gemaakt dóór outlaws, die zich net zo hard als de cowboy verzetten tegen de moderniteit.

Poor lonesome outlaw

Met Once Upon a Time in the West componeerde Leone zijn dodendans voor het Westen. De oude gunslingers Henry Fonda en Jason Robards halen hun laatste kunstje uit, maar weten zich al gehuld in de stank van vergankelijkheid. Ze ruiken hun eigen dood, en die van de wereld van ongebonden mannen.

Het Wilde Westen is voor het gevoel tijdloos en eindeloos. Maar het bestond slechts in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het werd opgeslokt door de vooruitgang: de trein en de krioelende stadjes die langs het spoor uit de grond schoten. De excentrieke Ier Brett McBain heeft die toekomst al gezien – hij hoopt fortuin te maken wanneer het spoor noodgedwongen zijn ranch Sweetwater zal passeren. Fonda en Robards zijn tegenspartelende antiquiteiten. De nieuwe tijd brengt sociale en juridische orde, maar vernielt de ongelimiteerde persoonlijke ruimte van de lone rider.

Aan het eind van Stagecoach wordt gezegd: ‘They’ll be saved from the blessings of civilization.’ Dat conservatisme is de western eigen. Een aanklacht tegen urbanisatie en industrialisatie wordt gekoppeld aan het verlangen naar eenvoud en natuur. De filmcowboy redt zichzelf door na elk avontuur richting ondergaande zon te rijden. Zijn verbintenissen zijn tijdelijk; hij hecht zich niet. Maar wat als hij geen kant meer op kan?

Zoals de trein het Wilde Westen wegveegde, zo heeft ook Fort Bravo de tijd niet aan zijn zijde. Filmmakers komen er niet meer; zij zien meer heil in goedkope locaties in Bulgarije en Roemenië. In de spaghettitijd was de provincie Almería een economische negorij, en dus interessant voor zij die productiekosten wilden drukken. Inmiddels doorsnijden snelwegen het woeste land, dwarrelt fabrieksrook boven bergtoppen en strekken zich over de velden zeëen van plastic uit waaronder fruit en groente groeien. Tumbleweed rolt niet door slaperige stadjes, maar duikt hoog in de Sierra Nevada onder de bumpers van voortjakkerende auto’s. De moderne tijd is opgerukt tot vlak achter de façades van het westerndorp. Enigszins verscholen ligt een stortplaats vol autowrakken en afgeschreven telefooncellen. Op sommige prijken nog de verkiezingsposters van de Partido Popular. Er wordt voortgaande betrouwbaarheid en voorspoed beloofd. Dorpsezel Pepe balkt er smakelijk om.

De vrije western

Wanneer we wegrijden zit nog steeds die ongeschoren gringo te bakken achter zijn geïmproviseerde balie. Het is stil in de auto, we zwijgen weemoedig. Mijn reisgenote lijken de tranen in de ogen te staan. ‘Verdomme,’ zegt ze, ‘ik was gelúkkig daar!’ Ik antwoord met het afgemeten ‘yeah’ van Eastwoods Man Zonder Naam. Vrouwentaal en mannentaal.

De western raakt aan ons verlangen om los te komen van tijd en verantwoordelijkheid. In het Wilde Westen bestaat de buitenwereld niet. Europa? Washington? Je hebt zelfs geen idee van de dorpen die je misschien tegenkomt, zo nieuw en naamloos zijn ze. Het levenstempo is dat van het paard en de cyclische natuur. Plannen maken voor later? Er is alleen maar nu. In het mythische filmwesten val je over de rand van de wereld. Er zijn geen deadlines te halen, studies te voltooien, carrières te maken, belastingen te betalen. Het is weer even dat gevoel hebben van kamperen met vriendjes. Zonder toezicht, aan niemand verantwoording schuldig.

Achter ons ligt de laatste stuiptrekking van het filmwesten. Maar de western, die zal nooit echt verdwijnen. Zolang het leven bevrijdende verlatenheid ontbeert, blijft haar lokroep. Of het nu de spaghetti’s van Leone zijn, of de klassiekers van John Ford: nieuwe generaties zullen verlangen naar de vrijheid van de frontier.

Door Auke Hulst

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content