Net als in Brazil en Twelve Monkeys flitst Terry Gilliam je in The Zero Theorem weer een niet zo verre en niet zo vrije toekomst in, met een even maf, manisch en dystopisch resultaat. Straks te zien en te gast op het Bifff in Brussel, nu al op de sofa van uw favoriete blad. ‘Zodra een idee begint te gisten, raak ik eraan verslaafd en wil ik er een overdosis van.’

‘I could have been a contender’, sakkerde Marlon Brando als uitgerangeerde bokser in On the Waterfront. ‘But what do I get? A one-way ticket to Palookaville.’ Het zijn woorden die de filmannalen in gingen, en het zijn woorden die, mits een beetje verbeelding plus wat retorische zin voor dramatiek, ook op Terry Gilliam zouden kunnen slaan.

Op zijn 73e mag de Monthy Python-veteraan dan nog altijd één brok wild om zich heen schoppende energie zijn, de woeste hoogtes van Brazil (1985), The Fisher King (1991), Twelve Monkeys (1995) en Fear and Loathing in Las Vegas (1998) liggen al een poosje buiten zijn bereik. En als er één regisseur is die het voorbije decennium de nodige uppercuts heeft moeten incasseren – zijn Don Quichot-project viel in extremis in het water, de hoofdrolspeler van The Imaginarium of Doctor Parnassus, Heath Ledger, viel zelfs dood – dan is het good old Terry wel. Dat hij geen contender meer is in de alsmaar meer naar popcorn en jongeren riekende arena’s van Hollywood, waar hij als fanatieke fantast en begeesterd beeldenstormer trouwens nooit kind aan huis is geweest, hoeft dan ook niet te verbazen. Maar onkruid vergaat niet – en Gilliam al helemaal niet.

Bijna dertig jaar na zijn meesterwerk Brazil, twintig na zijn bijna-meesterwerk Twelve Monkeys en na een decennium met alleen maar flops en tegenslagen komt de tot Brit genaturaliseerde Amerikaan weer aanzetten met een nieuwe film, een die – een twijfelachtige primeur in zijn carrière – géén Belgische distributeur vond. Wie zijn dystopische scifikomedie The Zero Theorem in de bioscoop wil zien, moet weliswaar niet naar Palookaville, maar wel naar het Brusselse Festival van de Fantastische Film, waar Gilliam straks ook te gast is.

In wat samen met Brazil en Twelve Monkeys een soort futuristische trilogie vormt, kijkt hij terug zijn glazen bol in, om daarin tussen alle barokke, typisch gilliameske gekte een kaalgeschoren Christoph Waltz te spotten als het computergenie Qohen Leth. Die moet in opdracht van een alomtegenwoordig bedrijf een alomvattende computercode zien te kraken, maar krijgt tussendoor de nodige vreemde vlerken over de vloer – ook Matt Damon en Tilda Swinton zeggen even goeiedag – en zit de klok rond te wachten op een telefoontje van hogerhand dat hem de zin van het leven zal reveleren.

‘Mij hebben ze nog altijd niet gebeld’, grinnikt Gilliam, die de komende zomer weer even in Monty Python-dienst treedt, tijdens de reünietournee van de Beatles van de comedy. ‘Ik weet ook nog steeds niet wat ik wil worden als ik groot ben, of wie ik zelf ben. Er zijn twee Terry’s. Diegene die voor je zit, een nieuwe film uit heeft, enthousiast is en even in de belangstelling staat. En er is de Terry thuis, een miserabele oude vent die de hele tijd over alles loopt te zagen. Mijn werk is mijn manier om aan die norse zeur te ontsnappen. Mijn thuis is mijn manier om aan die manische positivo te ontsnappen. Ik ben een levende pingpongbal, en ik weet nog steeds niet wie of wat het palet in handen heeft.’

Is dat altijd zo geweest of ben je veranderd met ouder worden?

TERRY GILLIAM: Er zijn veel regisseurs die leven voor hun werk en bijgevolg geen leven hebben. Technisch zijn ze vaak briljant, maar vroeg of laat hebben ze niks meer te vertellen. Ik daarentegen ben nog steeds dezelfde knoeier als toen ik die animatiefilmpjes voor Python ineen zat te knutselen, maar ik heb nog minstens honderd ideeën in mijn hoofd zitten. Thuis doe ik vaak wekenlang niks behalve zuchten, zeuren en mijn vrouw ambeteren, maar zodra een idee begint te gisten, raak ik eraan verslaafd en wil ik er een overdosis van. Dat manisch-depressieve heeft altijd al in mij gezeten.’

Wat ook niet veranderd is, gelet op The Zero Theorem, is je dystopische toekomstvisie.

GILLIAM: Dystopisch? Realistisch, bedoel je. Brazil en The Zero Theorem zijn geen sciencefictionfilms, maar films over de wereld waarin we leven, zonder haar vertekenende vernislaagje. Wie controleert de wereld? Het management, banken, bedrijven. Wie controleert ons leven? Computers, iPhones, onlinewinkels. Precies zoals in The Zero Theorem dus. Ik herinner me nog dat, toen ik naar de unief trok, ik mezelf voornam om nooit schulden te maken. Ik heb mezelf ook nooit iets meer gepermitteerd dan wat ik kon betalen. Mijn vrijheid – financieel, geestelijk en artistiek – was mijn kostbaarste bezit. Nu heb je door de economische crisis miljoenen mensen die tot hun nek in de schulden zitten en geen kant meer op kunnen. Nog een geluk dat ik in mijn carrière nooit een dikke hit heb gescoord en heb gedacht: weet je wat, ik koop een Ferrari, een eiland in Polynesië en een paar Picasso’s. Die laatste bekijk ik wel in het museum. Kom ik tenminste nog eens buiten.

The Zero Theorem kost nog geen tien miljoen dollar, en toch heb je grote namen als Christoph Waltz, Matt Damon en Tilda Swinton weten te strikken.

GILLIAM: Omdat ze tegen standaardtarief wilden werken. Tilda had één draaidag, Matt vier. We draaiden hun scène, gaven hen een lekkere maaltijd op het einde van de dag, en we zetten hen netjes weer op het vliegtuig. Ik heb al vaak het geluk gehad dat acteurs me een geste deden. Johnny Depp hielp me The Imaginarium of Doctor Parnassus af te werken na het overlijden van Heath Ledger. Jeff Bridges had zoveel lol beleefd aan The Fisher King dat hij Tideland bijna voor niks wilde doen. Deze keer gold hetzelfde voor Matt, met wie ik The Brothers Grimm had gemaakt.

Het grote verschil met het grijzige Brazil is dat de toekomst er deze keer een stuk fleuriger uitziet.

GILLIAM: Iedereen zit te glimlachen achter zijn computer, iedereen draagt fluokleurtjes, mensen shoppen in kraaknette winkelparadijzen en kinderen rolschaatsen op straat. Dat is pas eng! Het is een chronisch happy, door en door valse consumptiedictatuur. Of we daarmee slechter af zijn dan vroeger durf ik niet te zeggen. Ik weet niet of ik pessimistisch of optimistisch moet zijn. Ik weet niet of ik voor of tegen iPhones ben. Hell, ik ben verliefd op mijn iPhone. Wat een wonderlijk, wondermooi, intens sexy ding. (lacht) Ik zoek, zoals zo veel mensen, gewoon een manier om met deze wereld om te gaan. En misschien moet je er net in meegaan als je hem weer humaner wilt maken, in plaats van je er radicaal tegen te verzetten. Als je jezelf er te ver van isoleert, wordt dat verzet in geen tijd gerecupereerd. Mijn generatie kwam in de jaren zestig in opstand tegen oorlog, racisme, seksisme. We zouden de wereld veranderen. Maar we waren de straat nog niet uit en je had al hippieautoreclames, hippietandpasta en hippievan-alles. Alles draait om consumptie. Het is geen kapitalisme meer, maar corporatisme. Het zijn een paar honderd, op zichzelf en winstcijfers gerichte bedrijven die de dienst uitmaken. Politici of individuen hebben niks meer te zeggen. Vandaar de naam van de rebelse beweging uit de film: Occupy Mall Street.

Geen wonder dat je met die houding nooit een sant in Hollywoodland bent geweest.

GILLIAM: Ik zou nog altijd 100 miljoen dollar bijeen kunnen krijgen. Ik had zelfs een Harry Potter-film kunnen maken als ik dat had gewild. Maar ik heb mijn buik vol van het gezeur dat zoiets meebrengt. Plus: ze weten dat ik een lastpak ben die niet zomaar in de pas loopt. Met The Fisher King, Twelve Monkeys en Fear and Loathing heb ik drie grote studiofilms gemaakt – de makkelijkste, vlotste producties uit mijn carrière trouwens – maar die waren niet zo infantiel als het gemiddelde, gladde Hollywoodproduct, dat enkel ter verstrooiing dient. Ik wil mensen over dingen doen nadenken, maar dan op een entertainende manier. Wat dat betreft, citeer ik graag mijn favoriete filosofe Mary Poppins: ‘A spoonful of sugar helps the medicine go down.’

En dus maak je in alle vrijheid films voor weinig geld, of regisseer je tussendoor een opera, zoals twee jaar geleden La damnation de Faust, in opdracht van de Vlaamse Opera.

GILLIAM: Precies. (citeert Peter Fonda uit de Corman-cultklassieker The Wild Angels)‘We wanna be free. We wanna be free to do what we wanna do. And we wanna get loaded. And we wanna have a good time.’(lacht) In de tijd van Python was er niemand die zich met ons bemoeide. We konden zeggen wat we wilden. We konden spotten met wie we wilden. Op de BBC! Dat is tegenwoordig ondenkbaar. Iedereen denkt twee keer na voor hij iets zegt. De spontaneïteit is weg, het zorgeloze is weg. Dat is treurig.

Hetzelfde geldt voor de Hollywoodcinema van tegenwoordig. Wat vond je van The Lone Ranger, met je buddy Johnny Depp?

GILLIAM: Rommel. Dat heb ik Johnny ook gezegd. Ook Pacific Rim – en ik ben een grote fan van Guillermo del Toro – vond ik luid en oppervlakkig, maar wat wil je als je met 200 miljoen dollar werkt? Gelukkig hoef ik al die ellende niet meer te ondergaan. Mijn zoon verdient nu toch het grote geld. Hij is fotomodel. Je ziet hem overal, op elke straathoek. Vraag me wel niet waar hij zijn looks vandaan heeft, want op mijn vrouw lijkt hij ook niet. (schatert)

THE ZERO THEOREM

12/4 om 20.30 uur, PSK, Brussel.

BIFFF

8 tot 20/4 in het PSK, Brussel. Alle info: bifff.net

DOOR DAVE MESTDACH – FOTO FILIP VAN ROE

TERRY GILLIAM ‘DYSTOPISCH? REALISTISCH, ZUL JE BEDOELEN. BRAZIL EN THE ZERO THEOREM ZIJN GEEN SCIENCEFICTION, MAAR FILMS OVER DE WERELD WAARIN WE LEVEN, ZONDER HAAR VERTEKENENDE VERNISLAAGJE.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content