Net als haar economie heeft de Japanse cinema beteretijden gekend, al komen er nu toch twee films van Japansemakelij in de zalen: Still Walking van HirokazuKore-Eda én Tokyo Sonata van Kiyoshi Kurosawa,twee ontroerende familiedrama’s waarin de crisisprominent aanwezig is. Heeft film dan toch nogeen toekomst in het land van de rijzende zon?

Voor de hedendaagseJapanse film bleek 1997 een absoluut sleuteljaar. Takeshi Kitano won deGouden Leeuw van Venetië met Hana-bi, Naomi Kawase won voor haar debuut Moe no suzaku in Cannes de Camera d’Or én SuoMasayuki scoorde met Shall WeDance? de grootste Japanse filmhit ooit in de Verenigde Staten. Eenopmerkelijke revival, want veelmemorabele cinema had Japan – ondanks haar rijke traditie en productieve output – de decennia daarvoor heus niet voortgebracht.

Sterker nog: volgens insiders was de lokale filmindustrie aan het eind van de jaren 80 zelfs op sterven na dood, zowel qua inhoud als infrastructuur. Zo ging nouvelle-vague-boegbeeld Nagisa Oshima – auteur van de schandaalhit L’empire des sens – in een essay zelfs zo ver om te stellen dat ‘de Japanse film’ al in de jaren 60 was opgehouden te bestaan, toen de homogeniteit binnen de Japanse maatschappij zoek raakte en het plaatselijke studiosysteem ineenstortte.

Het verdampen van het monopolie van de drie grote studio’s Shochiku, Toho en Toei had inderdaad een enorme impact, maar daarin lag ook de kiem voor de heropleving vanaf midden jaren 90. Dankzij het groeiende aantal alternatieve producenten, distributeurs en exploitanten werden namelijk alsmaar meer gedurfde producties op de markt gebracht die niet alleen op eigen bodem aansloegen, maar over de hele wereld.

Japan is na Hollywood en Bollywood nog steeds de derde grootste filmmarkt. Het produceert jaarlijks zowat 280 films. De meeste daarvan zijn commerciële prefabproducten, maar de diversiteit blijft niettemin enorm. Het is moeilijk om de uitzinnige cultspektakels van Takashi Miike of de animesprookjes van Hayao Miyazaki onder één noemer ‘Japanse film’ te plaatsen. Helaas vallen de boxofficecijfers de jongste jaren lelijk tegen, en nu de wereldwijde financiële crisis ook in het land van de rijzende zon erg hard toeslaat, staat die verscheiden productie danig onder druk. Anders gezegd: de comateuze patiënt van de jaren 80 mag de voorbije tien jaar dankzij nieuwe, onafhankelijke distributie- en productiekanalen en beeldenstormers als Kitano, Kurosawa en Kore-Eda dan wel opnieuw tot leven zijn gewekt, zijngezondheid blijft erg wankel.

Nochtans hoeven die socio-economische ontwikkelingen niet per definitie zorgwekkend te zijn. Zoals gezegd bood de internationalisering van de Japanse maatschappij net tal van nieuwe artistieke impulsen, terwijl de economische en institutionele crisis inmiddels al enkele jaren heerst zonder de inspiratiebronnen droog te leggen. Veel filmmakers opteren er voor om net de vinger aan de pols van de imploderende sociale structuren en tradities te houden, terwijl anderen de sombere realiteit dan weer ontvluchten met nieuwe, digitale middelen en escapistische genreprenten.

In de regel gaan de meer realistische en geëngageerde ‘auteursfilms’ op festivals met de meeste aandacht lopen, genre After Life en Nobody Knows van regisseur Kore-Eda. Toch zijn het vooral op fantasy mikkende prenten die de voorbije jaren voor commerciële successen zorgden. Denk bijvoorbeeld aan de hausse aan J-horror van eind jaren 90 met kaskrakers als Ringu, The Grudge en Dark Water, spookfilms die verankerd waren in een eeuwenoude literaire traditie, maar dan een hedendaagse updateen uiteindelijk ook een Hollywood-remake kregen.

Bovendien bleken ook de futuristische of fantasmagorische animefilms – verfilmde mangastrips – de jongste jaren populairder dan ooit, met als absolute toppers Prinses Mononoke en Spirited Away van Hayao Miyazaki en de Studio Ghibli. En dan zijn er ook nog de buitenbeentjes als Takashi Miike ( Ichi the Killer), Takeshi Kitano ( Zatôichi) enShinya Tsukamoto ( Tetsuo), cultfilmers die tussen mainstream en arthouse, traditie en experiment en extreme genrecinema en persoonlijke fetisjen zweven.

Of de nieuwe crisis definitief een einde zal maken aan die hybride output of – net als de crisis van de late eighties – net nog meer eigenzinnige, goedkope en onafhankelijk geproduceerde films zal opleveren, blijft voorlopig koffiedik kijken. Kiyoshi Kurosawa – geen familie van Akira overigens – ziet de toekomst optimistisch, maar vooral nuchter tegemoet. ‘Of je nu een hit scoort of niet’, verklaart de maker van de sociologische thrillers Cure en Pulse, ‘rijk word je niet als regisseur van Japanse speelfilms. Dan kan je beter in de reclame of voor de televisie werken. Dat neemt de druk weg om commercieel te scoren en laat me paradoxaal genoeg toe om de films te maken die ik wil.’ Zijn collega’s – ook die buiten Japan trouwens – weten wat hen te doen staat.

Tokyo Sonata

Nu in de bioscoop.

Still Walking

Vanaf 27/5 in de bioscoop.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content