Of ze nu als een plagerige lolita op Robert De Niro’s duim stond te zuigen in ‘Cape Fear’, onomwonden aan Quentin Tarantino vroeg of hij alstublieft haar pussy wilde likken in ‘From Dusk Till Dawn’ of moordend over de Amerikaanse highways trok als de psychotische Mallory in ‘Natural Born Killers’: aan Juliette Lewis (32) is het zedige huismoederschap duidelijk niet besteed. Dat blijkt nog maar eens op haar tweede muzikale worp, de als cd vermomde schreeuworgie ‘Four On The Floor’.

Wanneer de breed gesticulerende en onwelvoeglijk luid pratende actreuse-chanteuse eindelijk is uitgeraasd over de overijverige airco in haar Londense hotelsuite – zelfs met onze teller in de hand kunnen we het aantal ‘fucks’ en ‘shits’ niet bijhouden – besluiten we te openen met het enige gemeende compliment dat we over haar nieuwe plaat weten te bedenken.

Je hebt hoorbaar plezier beleefd aan de opnames van ‘Four On The Floor’.

Juliette Lewis: Blij dat je dat zegt. Ik heb me kapot geamuseerd. De plaat moest dan ook klinken als pure feelgood rock-‘n-roll. Ik kan me nauwelijks inbeelden dat er een groep bestaat die meer fun beleeft dan wij.

Is er dan nooit ruzie bij The Licks?

Lewis: Nee, maar die ruzies vind ik nog het leukst van al. Ze zijn in de eerste plaats een gezonde uitlaatklep voor frustraties. En die ontstaan nogal makkelijk als je onder druk staat. Tijdsdruk bedoel ik dan, want aangezien de geweldige Dave Grohl zichzelf aanbood als drummer en zijn tijd nogal beperkt was, hebben we er op een paar dagen tijd een hoop nummers moeten doorjagen. Als je zo intensief aan het werken bent, durf je wel eens ontploffen als het niet meteen wil lukken met een liedje.

Ben je het type dat op zo’n moment met versterkers door de studio begint te gooien?

Lewis: Helemaal niet. Dat getuigt alleen maar van machteloosheid. Daarom vind ik het altijd leuk als andere mensen met versterkers beginnen te gooien. Nee, serieus: wie mij alleen kent van Natural Born Killers zal het misschien maar moeilijk geloven, maar ik raak niet zo gauw over mijn toeren. Als leader of the band heb ik toch altijd het laatste woord. (klapt enthousiast in de handen) Geweldig is dat!

Je zei ooit dat je je als frontvrouw van een rockband afzet tegen ‘de stereotiepe vrouw’. Aan welke stereotypen denk je dan?

Lewis: Er zijn twee soorten stereotypen waaraan een succesvolle vrouw moet beantwoorden. Enerzijds is er dat van het popprinsesje: een zedige, veilige middle of the road-verschijning met een Colgate-smile van oor tot oor, maar compleet expressieloos en voorspelbaar. Anderzijds heb je het al even idiote pornocliché: de blonde del met opgespoten lippen en zaadvragende ogen. Ik wil geen van beiden zijn. Maar ik hoef me niet eens tegen die stereotypen af te zetten, want ik ben er per definitie de antipode van. Ik heb een kraaienstem, géén borsten en een spastische kop. Dat neemt niet weg dat ik mezelf heel vrouwelijk voel. Ik ben net zoals al die andere vrouwen bijzonder ingewikkeld.

Als je nog maar half zo verknipt bent als je songs doen vermoeden, zou ik niet graag je partner zijn.

Lewis:(lacht luid) Je zou er nog van opkijken hoe traditioneel ik ben in mijn relaties. Ik kan best wel lief zijn, bemoederend zelfs. Verkijk je vooral niet op de vrouw die in Hot Kiss compleet door het lint gaat omdat ze haar man mist en geen blijf meer weet met haar lustgevoelens. En ik ben ook helemaal niet de mannenverslindster die je hoort in Smash And Grab of de tippelaarster in Death Of A Whore. Dat zijn personages die ik speel.

Als zangeres put je dus ook uit je acteerervaring?

Lewis: Tuurlijk! Het zou een beetje stom zijn om het niét te doen. Als ik de hoer uit Death Of A Whore tegen haar verkrachter ‘Fuck you, fuck you and fuck you some more’ laat roepen, dan bén ik ook even die hoer. Ik leef me in als in een filmrol.

Je zet op deze plaat, net als in je films, graag een brutale mond op. Denk je nooit: ‘Wat zal m’n lieve moedertje denken als ze dit weer hoort?’

Lewis: Daar maak ik me geen zorgen over. Mijn ouders zijn behoorlijk ruimdenkend. Maar ik beken: I love strong language!

Is het toeval dat de meeste regisseurs met wie je al hebt samengewerkt – Martin Scorsese, Quentin Tarantino, Oliver Stone – notoire muziekfreaks zijn?

Lewis: Dat zal wel niet, hé. Ik vond het in ieder geval altijd heel leuk dat de films waarin ik speelde zulke geweldige soundtracks hadden. Voor From Dusk Till Dawn heeft Robert Rodriguez overigens zélf de score verzorgd. Er zijn niet veel mensen die dat kunnen, me dunkt. Maar vooral van Oliver was ik zwaar onder de indruk. Anders dan bij Martin en Quentin, die pas in de montagefase muziek in hun films integreren, was muziek alomtegenwoordig op de set van Natural Born Killers. Vlak voor de hallucinante gevangenisscène zette hij van die rare Indian chants op om ons in de juiste sfeer te brengen. Via Oliver heb ik ook Patti Smith leren kennen. Hij liet me op de set Rock & Roll Nigger horen, een liedje dat in deze politiek hypercorrecte tijden niet meer geschreven zou kunnen worden en dat mij voor eeuwig fan maakte.

Je hebt wel eens gezongen in films, maar heb je nooit overwogen in een hedendaagse musical te spelen?

Lewis: Ja, dat zou ik geweldig vinden. Ik had graag meegedaan in The Rocky Horror Picture Show of All That Jazz. Of Dancer In The Dark van Lars Von Trier. Op die rol van Björk was ik echt stikjaloers. Maar het zou wel een alternatieve musical moeten zijn, zonder al te veel gedoe. Want dat ben ik na vijftien jaar acteren echt wel beu: die intimiderende en manipulatieve machinerie die altijd rond zo’n film hangt. Ik ben blij dat ik in mijn muziek de personages kan neerzetten die ik wil, en geen personages die door iemand anders zijn uitgedacht. En in tegenstelling tot de filmindustrie is de muziekbusiness een wereld waar je heel veel zelf kan doen. Niemand komt er zich mee bemoeien als ik op een podium mijn spastische zelve sta te wezen.

Waarom omschrijf jij jezelf voortdurend als ‘spastisch’?

Lewis: Heb je mij al eens goed bekeken? Ik ben een ongecontroleerd hoopje vlees en ik praat veel te luid. Anders dan ‘spastisch’ kan ik mezelf niet omschrijven. Ik vind dat wel jammer hoor. Ik sta altijd met bewondering te kijken naar mensen die beheerst door het leven stappen, altijd hun cool bewaren en nooit hun stem verheffen. Zo zou ik ook graag zijn. Maar nee, ik ben en blijf een Amerikaanse boerentrut.

‘FOUR ON THE FLOOR’ : UIT OP 2/10 BIJ PIAS

Door Vincent Byloo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content