Hij is 24 jaar, werd door Rinus Van de Velde getipt en verkocht vervolgens in een week tijd alle werken van zijn eerste expo bij Tim Van Laere Gallery. Weinig jonge schilders voor wie het zo hard gaat als voor Ben Sledsens. ‘”Dat is al gedaan”, voor mij is dat geen argument.’

Goede kont, wel.’

‘Dat is mijn lief.’

‘Ik heb niks gezegd.’

Ben Sledsens, in witte Reeboks, een donkergrijze jeans en een zwart T-shirt met opgerolde mouwen, staat voor een canvas van twee meter bij één meter tachtig. Hij is bezig aan De bloemenplukster, een schilderij van een licht voorovergebogen blond meisje in een zwarte zomerjurk – zijn lief, dus – dat een roos probeert te plukken in een idyllische bloementuin. In zijn linkerhand houdt hij een mengkommetje met acrylverf, met de penseel in zijn andere hand probeert hij diepte te brengen in de achterkant van haar bovenbeen. Het is de vijftiende dag dag dat hij aan het doek schildert, tegen het einde van de week hoopt hij het af te hebben.

‘Lijkt dat been nu niet geschaafd?’ vraagt hij. Hij zet een stap achteruit.

‘Het oogt wel wat rood, ja.’

Hij legt het penseel neer en probeert met de vlakke hand de bruinrode toetsen die hij net heeft aangebracht af te vegen. Het bovenbeen van De bloemenplukster wordt plots blauw. Hij vloekt. Blijkbaar had hij nog een rest olieverf aan zijn hand hangen die hij nu abusievelijk over het doek heeft uitgesmeerd. Hoe harder hij veegt, hoe blauwer het wordt.

‘En nu lijkt het een kneuzing’, zeg ik.

‘Fak.’

Zijn atelier ziet eruit zoals een atelier eruit hoort te zien. Een oud, afbladderend appartement zonder warm water en zonder dubbel glas, gelegen boven een bloemenwinkel in Antwerpen. Hij werkt er alleen, hij woont er niet. Het schilderen gebeurt in wat ooit de eetkamer moet zijn geweest, een ruimte van twintig vierkante meter aan de achterkant van het appartement. De tafel ligt vol met half uitgeknepen tubes acryl- en olieverf, zodanig besmeurd dat het onduidelijk is waarin welke kleur zit; een bijzettafeltje stockeert nog eens tientallen graffitispuitbussen. Alles hangt onder de spatten en vegen verf. De muren, de vloer, de gordijnen, zijn iPad, de zetel: de hele kamer zou een pointillistisch totaalkunstwerk kunnen zijn.

Het is waar hij het voorbije jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Elke ochtend wandelt hij om iets voor elf van zijn ouderlijke huis – hij woont nog thuis – naar hier. Om zeven uur ’s avonds kookt hij iets op het mobiele gasvuurtje in de keuken en daarna werkt hij verder, meestal terwijl er vrienden in de zetel hangen. Om negen uur ’s avonds gaat hij terug huiswaarts. Het is de routine van een obsessieveling. Weekdag of weekend: maakt niet uit. Hij is altijd aan het schilderen.

Terwijl Sledsens het bovenbeenprobleem probeert op te lossen, zit ik in de zetel aan het raam. Op de vensterbank, naast een boombox die als radio dienstdoet, ligt een stapel schetsen op A5-formaat. Bovenaan ligt een kleine versie van De bloemenplukster, ruw getekend in potlood.

‘Was dat de aanzet?’

‘Zoiets, ja’, zegt hij. ‘Een paar weken geleden was ik met mijn vriendin op bezoek bij vrienden. Op een bepaald moment probeerde ze in de tuin een roos te plukken. Ze stond wat voorovergebogen, zodat de doornen haar benen niet konden prikken. Dat beeld is blijven hangen.’

‘Doe je dat veel?’

‘Schetsen? Elke dag. Ik heb altijd papier op zak. Als ik een beeld zie dat ik wil onthouden, teken ik het.’

De bloemenplukster is zijn eerste werk sinds begin deze zomer zijn solo-expo bij Tim Van Laere Gallery is afgelopen, de galerie die onder meer ook Rinus Van de Velde vertegenwoordigt. Een expo die de 24-jarige Antwerpenaar, pas afgestudeerd, in één klap tot de wonderboy van de Belgische schilderkunst bombardeerde. Een week na de opening waren alle schilderijen verkocht – denk aan prijzen in de grootte-orde van tienduizend euro. Om maar te zeggen: het gaat hard voor Ben Sledsens. Wie de expo heeft gezien, snapt meteen ook waarom. Er zit een voor zich sprekend gemak in zijn werken. Niet alleen technisch. Hij slaagt erin een eigen beeldtaal te creëren, die evenzeer doet denken aan Henri Matisse, Pierre Bonnard en Henri Rousseau als aan strips en graffiti. Hij combineert de grote thema’s van de schilderkunst – naakte baadsters, stillevens, natuurlandschappen – met kleurrijke scènes uit het dagelijkse leven. Vaak zíjn dagelijkse leven: veel van wat Sledsens schildert, komt terug in de schetsen die hij maakt. Alsof hij zijn eigen leven verknipt en herwerkt tot het in de kunstgeschiedenis past.

BEN SLEDSENS: Via Rinus Van de Velde. Rinus had op Facebook een flyer zien passeren van een expo die ik net daarvoor in Antwerpen had. Blijkbaar zag hij daar iets in, want hij heeft hem kort daarna aan Tim Van Laere, zijn galerist, getoond, die ook onmiddellijk enthousiast was. Vorig jaar was dat. Ik was me net aan het voorbereiden voor de masterexpositie aan de Academie in Antwerpen toen ik telefoon kreeg van Tim. Of hij niet eens langs mocht komen in mijn atelier. Tim is me dan blijven volgen. En na een tijdje vroeg hij of ik een expo wilde doen in de galerie.

Als jongste debutant in haar geschiedenis.

SLEDSENS: Is dat?

Dat is.

SLEDSENS: Dat wist ik niet. Nu, op zich is dat geen verdienste. Iedereen heeft zijn eigen weg als kunstenaar of schilder. Bij mij is dat heel hard werken. Dat is altijd zo geweest. Het zal ermee te maken hebben dat ik al lang wist dat ik dit wilde doen.

Nooit een plan B gehad?

SLEDSENS: Nee. Schrijnwerker lijkt me nog wel een leuk beroep. Sowieso iets met mijn handen. Maar eigenlijk is dat nooit aan de orde geweest. Schilderen was het enige plan.

Hoe ben je beginnen te schilderen?

SLEDSENS: Ik heb niet het gevoel dat ik er ooit mee begonnen ben: het is meer iets waar ik geleidelijk aan naartoe geduwd ben. Mijn ouders zijn notaris en advocaat – academisch succesvol, zeg maar. Voor mij zat dat er niet in. Ik was niet de beste leerling op school. Ik geloof dat ik zeven keer van school ben veranderd voor mijn middelbaar voorbij was. Uiteindelijk kwam ik op de kunstschool terecht, hier in Antwerpen. Daar voelde ik: dit is mijn ding. Ik haalde goede punten. Ik was er goed in. Voor het eerst had ik het gevoel dat de dingen op hun plaats vielen.

Als kind wilde ik striptekenaar worden. Ik was grote fan van Guust Flater van Franquin en De avonturen van Nero & co. van Marc Sleen. De tekstballonnen las ik niet, ik keek alleen naar de prentjes en probeerde in dezelfde stijl te tekenen. Maar aan de kunstschool merkte ik al snel dat er betere tekenaars rondliepen dan ik. Alleen in het schilderen stak ik erboven uit. Ik ben graag de beste in iets – zo zit ik in elkaar, vrees ik – dus heb ik me helemaal daarop gestort. Ik ben schilderkunst gaan bijstuderen in avondschool – ook al om mijn ouders te laten zien dat ik het echt wilde. En dat werkte. Toen ik afstudeerde, mocht ik naar de Academie. Een heel klassieke opleiding, je leert er echt de basis: veel stillevens, veel modellen, veel landschappen. Ik wilde eerst de basis van de schilderkunst onder de knie hebben.

Schilderde je toen al zoals nu?

SLEDSENS: Nee. Ik maakte vooral grote realistische portretten – een beetje in de lijn van Lucian Freud, als je er een naam op wilt plakken. Heel serieus. Heel doorwrocht. In het tweede jaar aan de Academie ben ik van koers veranderd. Ik weet zelfs exact wanneer. We waren op schoolreis in München. In een van de musea kwam ik terecht in een kamer met werk van Georg Baselitz, een Duitse schilder. Dat was een openbaring.

Wat zag je er dan in?

SLEDSENS: Moeilijk om uit te leggen. Op zich is Baselitz zelfs geen referentie voor mijn werk. Ik denk dat ik een soort vrijheid zag in zijn schilderijen. Het zag er plezant uit. Baselitz deed wat hij wilde: dat wilde ik ook doen. Het leek ook terug te gaan op dingen die ik vroeger had getekend. Dingen als strip en illustratie, die ik had laten vallen om me op de technische kant van het schilderen toe te leggen.

Die expo heeft de doorslag gegeven, was de eerste stap naar zelf snappen wat ik wilde. Meteen daarna ben ik veel vrijer beginnen te schilderen. Dat stripverleden dook er opnieuw in op, maar ook invloeden van Matisse en Rousseau, schilders die ik altijd al heb bewonderd. Veel bloemen en planten ook. Ik ging schilderen zoals ik wilde schilderen.

Het lijkt een eigen universum. De wereld door de ogen van een estheet.

SLEDSENS: Dat kan wel, ja. Eigenlijk denk ik daar niet veel over na – ik schilder gewoon – maar het zou wel fijn zijn als het zo overkomt. Veel van mijn schilderijen zijn gebaseerd op herinneringen – van vakanties, van zomers, van wandelingen in de natuur. Het schone leven, zeg maar. De lijn van Matisse. Een beetje escapistisch en naïef, maar wel een wereld waarin ik graag zou willen wonen.

SLEDSENS GAAT VERDER met schilderen. Het blauwe bovenbeen laat hij even voor wat het is en hij begint aan een vlak rechtsonder op het canvas dat zo meteen een stuk bloementuin moet worden. Met zijn penseel zet hij op het gevoel groene strepen. Het lijkt achteloos.

‘Kun je je zo wel concentreren?’ vraag ik.

‘Ik ben nooit geconcentreerd. Concentratie is niet mijn ding.’

Het blijkt zijn stijl van schilderen te zijn. Sledsens is het wispelturige type. Voortdurend begint hij op een nieuwe plek te schilderen. Het wit van de schoenen van de vrouwelijke figuur. De bloemen. Haar blonde haren. De keien op de voorgrond. Alles tegelijk. Hij schildert dingen over elkaar, kijkt of ze werken en veegt ze vloekend met de vlakke hand weg als dat niet zo is – het begint me duidelijk te worden waarom de hele kamer onder de verf hangt. Elke vijf minuten pakt hij een stoel erbij, gaat op een meter van het schilderij zitten en denkt na.

‘Het is altijd wat zwoegen tot het schilderij klaar is’, zegt hij.

‘En hoe weet je wanneer het af is?’

‘Als ik stop met vloeken.’

Hij staat weer op, knijpt wat blauwe en rode verf in zijn mengkom en begint aan de paarse bloemblaadjes. Het lijken een soort seringen te worden. Het zou ook leliegras kunnen zijn. Een van de twee.

‘Echt?’ zegt hij. ‘Ik had geen flauw idee hoe die bloemen heten. Geen enkele bloem, eigenlijk.’

‘Werk jij niet boven een bloemenwinkel?’

‘Ja. Maar ik kan geen namen onthouden. Die paarse staan bij mijn moeder in de tuin. En deze…’ Hij tikt met zijn voet tegen een struik gele bloemen onderaan op het doek – het lijkt op forsythia. ‘… heb ik ooit eens bij vrienden gezien. Ik onthou alleen hoe ze eruitzien, niet hoe ze heten.’

Heb je dat alleen met bloemen?

SLEDSENS: Nee. Met alles. Mijn geheugen werkt zo. Ik kan geen namen onthouden – niet van mensen, niet van bloemen, niet van films – maar wel beelden. Een heel stom voorbeeld, maar een paar maanden geleden probeerde ik met een vriend de Pokémon op te sommen die we als kind verzameld hadden. Vóór de Pokémon Go-hype, voor alle duidelijkheid. (lacht) Van geen enkel figuurtje kende ik nog de naam, ik wist alleen nog hoe ze eruitzagen. Ik kon ze beschrijven, hij kon de naam erop plakken: dat is het verschil.

Vandaar ook die zeven scholen?

SLEDSENS: Ja. Ik had leerstoornissen, zoals ze dat noemen. Ik heb een vorm van ADD – vandaar ook mijn permanente zenuwachtigheid – en dyslexie. Ik ben niet het zwaarste geval, maar ik had er op school wel begeleiding voor nodig. Ik moest meer moeite doen dan de rest van de klas om minder te kunnen. Maar misschien moeten we het daar niet te uitgebreid over hebben. Het is niet mijn favoriete onderwerp.

Ligt het gevoelig?

SLEDSENS: Gevoelig is niet het juiste woord. Het zijn etiketten die op je geplakt worden en een bepaalde connotatie hebben. Alsof het een handicap is. Terwijl ik het net naar mijn hand heb kunnen zetten. Ik buit het uit op een goede manier. Voor mij is het iets positiefs: uiteindelijk is het hoe ik in de kunsten ben terechtgekomen.

Had Picasso ook niet dyslexie?

SLEDSENS: Geen idee. Ik weet wel dat Picasso alles wat je hem vroeg uit het hoofd kon tekenen. Dat heb ik ook. Maar daar stopt de vergelijking. (lacht) Nu, het zou me niet verbazen als er een link is met ADD en dyslexie. Het heeft te maken met een soort beeldgevoeligheid. Als ik met iemand over straat loop, merk ik dat ik veel meer indrukken opneem. Er komen veel meer beelden op me af. In een museum heb ik dat ook: ik snap niet dat mensen zo lang voor een schilderij kunnen staan. Ik heb alles veel sneller gezien. Ik denk dat ik makkelijker en meer beelden verwerk dan andere mensen.

Denk je ook eerder in beeld dan in taal?

SLEDSENS: Het is vooral mijn geheugen dat zo functioneert. Je hebt die schetsen op A5-formaat net zien liggen. Eigenlijk is dat een soort uitdraai van de beelden en indrukken die ik die dag ben tegengekomen. Andere mensen schrijven dat op in een dagboek, ik teken ze. Wat ook is: ik kan meer uit een beeld halen dan andere mensen. Dit gaat raar klinken, maar vóór ik mijn vriendin leerde kennen, had ik een tekening gezien die zij gemaakt had. Ik zag die tekening en ik wist dat ze iemand was die bij mij zou passen.

Klinkt inderdaad raar.

SLEDSENS: Ik heb dat met alle tekeningen en schilderijen. Ik voel of het bij me past. Daarom dat ik het ook zo moeilijk vind om te antwoorden als je me vraagt waarom ik Baselitz of Matisse goed vind. Het is geen intellectuele appreciatie, die onder woorden te brengen valt. Het is een soort emotie. Puur op basis van het beeld. Ik weet ook weinig over kunstenaars. Ik lees mijn kunstboeken nog altijd zoals ik strips lees: ik skip de tekst en kijk alleen naar de prentjes.

Dat intuïtieve zit ook in hoe je zelf schildert, lijkt het.

SLEDSENS: Absoluut. Alles vertrekt vanuit het beeld. Als ik ergens één toets zet, voel ik waar ik de volgende moet zetten. En zo bouw ik mijn schilderijen op. Ik wil niet te intellectueel zijn in mijn schilderijen. Er zit veel achter – of toch voor mij – maar niet iedereen moet dat snappen. Als mensen blij worden van naar mijn schilderijen te kijken, is dat voor mij ook goed.

‘AH, WACHT, IK HEB HET. HIER.’ Sledsens reikt me zijn iPhone aan. YouTube staat open in full-screenmodus. ‘4 Artists Paint 1 Tree. A Walt Disney Adventure in Art’ staat er in technicolor op het scherm. Het blijkt een educatieve minidocumentaire uit 1958, ingeleid door Walt zelve, die min of meer toont wat de titel belooft. Vier Disney-animatoren tekenen in een weide dezelfde boom, met telkens een ander resultaat. De ene komt uit bij een abstract geometrisch werk, bruusk gesculptuurd met een paletmes. De andere levert een zwart-witaquarel af die niet zou misstaan in een Tim Burton-film. Nog een andere eindigt op een detail van de knoestige schors.

‘Eigenlijk zou dat als plan B nog beter zijn dan schrijnwerker, als ik er zo over nadenk.’

‘Disney-animator?’ vraag ik.

‘Meer bepaald: Disney-animator van de bomen in de achtergrond. Je moet er eens op letten als je oude, met de hand getekende Disneyfilms kijkt. De fauna achter de figuurtjes is ongelooflijk.’

Vanwaar die fascinatie voor de natuur?

SLEDSENS: Ik wandel graag, dat zal er veel mee te maken hebben. Het is een soort ritueel. Een avond of drie per week ga ik wandelen in park Den Brandt, het park met de mooiste beuken van Antwerpen, om wat na te denken en naar de bomen te kijken. Ik ben ook net terug van een week wildkamperen in Frankrijk, op zoek naar nieuwe landschappen. Op een rare manier inspireert dat me. Het zal iets met het schilderen te maken hebben: als je veel natuur tekent, ga je er ook anders naar kijken.

Je bent niet de man van het spannende leven?

SLEDSENS: Er duikt vaak een wandelaar op in mijn schilderijen. Zo’n landloper met een knapzak aan een stok, een archetype. Ergens is dat het onbereikbare ideaalbeeld voor mij. Verloren lopen in de totale vrijheid van de natuur. Dat idee trekt me aan. Ik zou ook graag en plein air schilderen. Een ezel opstellen in het midden van een landschap en gewoon schilderen. Sowieso komt dat er nog van. Ik heb al wat op het internet zitten surfen naar een kistezel, maar ik ben er nog geen tegengekomen die me aanstond.

Dat klinkt bijna naïef romantisch.

SLEDSENS: Dat ís naïef romantisch. Maar dat mag toch?

Het is gewoon iets dat ik niet met de hedendaagse kunstwereld associeer.

SLEDSENS: Maar dat maakt het net interessant: dat niet iedereen daarmee bezig is. Ik zag onlangs een interview met Tal R, die hele series naakte modellen heeft geschilderd. ‘Elke kunstenaar wil wel een naakte vrouw in zijn studio’, merkte de interviewer op. ‘Ja, maar wie schildert ze nog?’ antwoordde hij. Hij heeft een punt. Dat soort thema’s zijn zodanig weggeëvolueerd in de schilderkunst dat ze nu opnieuw kunnen.

Je ziet ook dat dingen als romantiek en esthetiek opnieuw heel hard leven. Tal R schildert opnieuw vrouwelijk naakt. David Hockney heeft net een reeks klassieke portretten gemaakt van mensen in de kunstwereld. Peter Doig brengt nieuw leven in de landschapsschilderkunst. Dat zijn grote namen van nu die zich de klassieke vormen van de kunstgeschiedenis weer toe-eigenen.

Kortom, het is het juiste moment om een kistezel te kopen?

SLEDSENS: (lacht) De schilderkunst is dood, zo wil het cliché het. Maar in mijn ogen begint het nog maar net. Alles lijkt mogelijk. Er heerst vrijheid. ‘Dat is al gedaan’, is geen argument. Ík heb het namelijk nog niet gedaan. En dat volstaat voor mij.

HET IS AL ROND NEGENEN. De voorgrond van het schilderij is veranderd in een impressionant perk van paarse, gele en rode bloemen. Het schilderen zit erop voor vandaag; Sledsens maakt zich klaar om naar huis te vertrekken. Voor hij de deur achter zich sluit, trekt hij nog snel een foto van De bloemenplukster met zijn iPhone.

‘Waarvoor is dat?’ vraag ik.

‘Dat doe ik elke avond. Als ik thuis zit, kan ik dan verder nadenken over wat ik morgen moet doen.’

‘Het stopt nooit bij jou, hè.’

‘Laat ons zeggen dat ik slecht slaap.’

Met dank aan de stad maastricht, enci-gebied.nl

VOLGENDE WEEK BEN SLEDSENS

door Geert Zagers – Foto’s Athos Burez

‘Als kind wilde ik striptekenaar worden. Maar aan de kunstschool merkte ik dat er betere tekenaars rondliepen dan ik. Alleen in het schilderen stak ik erboven uit. En ik ben graag de beste in iets.’ Ben Sledsens

‘Veel van mijn schilderijen zijn gebaseerd op herinneringen – van vakanties, van zomers, van wandelingen in de natuur. Het schone leven, zeg maar. Een beetje escapistisch en naïef, maar wel een wereld waarin ik graag zou willen wonen.’ Ben Sledsens

‘Een paar maanden geleden probeerde ik met een vriend de Pokémon op te sommen die we als kind verzameld hadden. Ik kende er geen enkele meer, maar wist wel nog hoe ze eruitzagen. Ik heb dat met alles, mijn geheugen werkt zo.’ Ben Sledsens

‘Er duikt vaak een wandelaar op in mijn schilderijen, zo’n landloper met een knapzak aan een stok. Ergens is dat het onbereikbare ideaalbeeld voor mij: verloren lopen in de totale vrijheid van de natuur.’ Ben Sledsens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content