Het moet zowat het tweede oudste beroep ter wereld zijn. Maar het spreekt, zoals dat andere oude beroep, nog altijd tot de verbeelding. Zaterdag gaan de Belgische rockartiesten busken in de Brusselse metro. ‘Niets is eerlijker dan op straat spelen. Wie goed is, krijgt geld. Wie slecht is: niets.’

‘Erst das Fressen, dann die Moral’, zei de bekende straatartiest Bertolt Brecht ooit.

Zaterdag staat de Belgische rockelite op straat. Of beter: in de Brusselse metro. Allemaal de schuld van Dis Huyghe van platenfirma Play It Again Sam. Het idee is ontstaan in de under- ground – zoals zo veel goede ideeën.

‘Als ik door de metro van grootsteden als Parijs, Berlijn of Londen wandel, valt het mij op hoeveel professionele muzikanten daar spelen’, vertelt Huyghe. ‘Mensen die ’s avonds in een opera meespelen of aan het conservatorium studeren. En overdag accordeon of dwarsfluit spelen: het is iets wat ik in de metro van Brussel zelden zie.’

‘Vandaar ‘Musikometro’. Het plan is dat artiesten als Pierlé, Kowlier of Rios straks een set gaan spelen van twintig minuten. Daarna vertrekken ze met hun muts en gitaar naar een ander metrostation. Waar ze net hetzelfde doen, zoals de echte buskers. Het is niet alleen reclame voor de metro. Voor hen is het ook iets heel anders. Normaal spelen ze op festivals voor een publiek dat luistert, dat speciaal voor hen gekomen is. Nu niet. We gaan zelfs niet aankondigen in welke metrostations ze zullen staan, de mensen moeten dat zelf maar ontdekken. Dat betekent dus dat hun publiek voornamelijk zal bestaan uit ambtenaren, de madammen van de Nieuwstraat, toevallige passanten… ’t Zal verdomd moeilijk zijn om hun aandacht te trekken. En te houden.’

‘Ik ben er zeker van dat sommige muzikanten zaterdag de middag van hun leven zullen beleven. Maar anderen zullen het zwaar hebben… Eerlijk: ik was eigenlijk heel verrast dat ze allemaal zo luid ‘JA!’ riepen.’

Het geluid van de straat

Misschien is dat niet eens zo verrassend. Het fenomeen ‘busken’ is zo oud als de straat – het moet zowat het tweede oudste beroep ter wereld zijn.

En: het spreekt nog altijd tot de verbeelding.

Het Engelse woord ‘busk’ is afgeleid van het Spaanse ‘buscar’, wat letterlijk ‘beroemd en geliefd willen worden’ betekent. Vrij vertaald in het Nederlands: van straat geraken.

In het grote muziekboek staan heroïsche verhalen van de geslaagden: Ex-buskers als Edith Piaf, Joni Mitchell, Dolly Parton. En recenter: Damien Rice, Manu Chao. In elke nieuwe editie van het Grote Muziekboek worden hun straatverhalen nog straffer.

Zo zou, volgens het Straffeverhalenboek, zelfs Bob Dylan als straatmuzikant begonnen zijn. Toen hij in de late jaren 50 op weg was van Minnesota naar New York. Hij had één probleem: zijn stem en mondharmonica kwamen nauwelijks boven het geluid van de straat uit. En omdat hij geen geld had voor een versterker, ontwikkelde hij dan maar zijn eigen luide stem- en mondharmonicatechniek. Eén die hij nooit meer zou afleren. Nobody sings Dylan like Dylan, zeiden ze later. Met dank aan de straat.

Sommigen hebben het busken nooit verleerd. Manu Chao trekt nog altijd regelmatig de baan op. En tik op YouTube de woorden ‘Bruce Springsteen’ en ‘Copenhagen’ in en zie: een amateuropname van The Boss die The River zingt in een anonieme straat in de Deense hoofdstad.

Vreemd genoeg is bijna niemand van de Belgische rockliga op straat begonnen. Behalve dan Roland, die debuteerde op de dijk van Oostende. En Tom Barman en Stef Kamil Carlens, die in de vroege jaren 90 met hun gitaar Europa doorkruisten.

‘Ik heb nooit zoveel zenuwen gehad als op straat’, zou Barman daar later over zeggen.

En Roland: ‘Wie op straat begint, loopt later niet naast zijn schoenen.’

Middenstand vs. straatmuzikant

Mannen met baarden hebben altijd gelijk. De regisseuse Heddy Honigmann maakte ooit de machtige documentaire The Underground Orchestra over de straatmuzikanten van de Parijse metro. Over wat hen bond.

Dat bleek verrassend weinig te zijn – ze waren heel verschillend, konden elkaar vaak niet uitstaan en hadden allemaal hun reden om te busken. Maar één ding hadden ze wel gemeen: ze leefden allemaal on the razor’s edge. En dat kon vermoeiend en afmattend zijn. Ook Stef Kamil Carlens zei ooit dat hij aangezogen werd door het romantische ideaal van de straatmuzikant die van stad naar stad trekt, van nacht naar nacht. Kerouac achterna. Maar ergens onderweg besefte hij dat er in On The Road toch een paar hoofdstukken ontbraken. Dat het soms regent op straat. Dat het soms vervelend is om afhankelijk te zijn van de vrijgevigheid van anderen. En vooral van de middenstand die, zoals bekend, het land regeert.

Neem de Antwerpse Groenplaats. Daar voeren de plaatselijke middenstanders al jaren een strijd tegen de overlast van slechte straatmuzikanten. In Gent werden er valsenotenvrije zones ingevoerd. In het Nederlandse Leiden gingen ze nog verder: daar gooiden winkeliers een busker met zijn saxofoon de gracht in.

‘Geweld is natuurlijk nooit goed te praten. Maar ik begrijp die winkeliers wel’, zegt Lia Verhaar, voorzitster van BAM, een stichting die ijvert voor stilte op straat (en prominente leden als Kees van Kooten, Willem Vermandere en Jan Mulder heeft).

‘Het is één grote kakofonie op straat. Op elke hoek staat er tegenwoordig wel een. Een mens zet zich dan op een terras en gegarandeerd staat er weer een… Als de ober het menu brengt, vraag ik er altijd bij: ‘Kan ik ook de muziekkaart krijgen?’ Het zijn natuurlijk niet alleen de straatmuzikanten: ook de muzak in winkels, het geluid van stadsfestivals, straaljagers, noem maar op. Een mens moet al doodgaan voor hij nog een minuut stilte krijgt.’

Kijk, ik ben zeker niet tegen muziek. Integendeel: veel mensen van onze stichting zijn professionele muzikanten. Maar er zijn wel schouwburgen en concertzalen gebouwd om muziek in te spelen. Ik vind muziekkeuze iets heel persoonlijks. Hoe kan een straatmuzikant nu weten wat ik wil horen op dat moment? Stel u voor dat een ober zou zeggen: ‘Vandaag moet u dát eten.’ Dat is toch absurd?’

‘Daarom vind ik dat ze straatmuzikanten moeten verbieden. Het is ongewenste vorm van intimiteit. Ik weet wel dat straatmuzikanten een traditie zijn. Maar misschien is het ook goed om af en toe ’s met een traditie te breken?’

Betalen om te spelen

België is nochtans allesbehalve een nirwana voor straatmuzikanten. Het aantal straten waar ze mogen spelen is beperkt en een vergunning is verplicht. Al is dat laatste ook niet onoverkomelijk: in Antwerpen kost een buskersvergunning 2,5 euro per jaar. In andere steden is dat niet veel meer.

Eén uitzondering: Gent, waar het 10 euro per dag kost om op straat te spelen. Dat komt, horen we daar, omdat een aantal djembespelers ‘voor nogal wat overlast zorgde op de Graslei’. Die zijn nu weg. Net zoals de rest: straatmuzikanten beginnen in de stad van Artevelde meer en meer een bedreigd ras te worden. Alleen tijdens de Gentse Feesten zakken ze nog en masse af naar de stad.

De jacht op slechte straatmuzikanten, het blijkt meer en meer a sign of the times te worden. Begin dit jaar kondigde de Brusselse metro met de grote trom aan dat straatmuzikanten voortaan een examen moesten afleggen.

‘Omdat we meer en meer klachten kregen van mensen die zich ergerden aan het gejengel van sommige buskers’, vertelt An Van Hamme van de MIVB. ‘Mensen die hun instrument eigenlijk als excuus gebruikten om te bedelen. Daarom houden we nu elke maand een auditie. Niet dat we nu op zoek zijn naar de nieuwe Beethoven of Madonna, maar toch… Intussen zijn er twee audities voorbij. Dertig mensen boden zich aan. Die waren allemaal geslaagd, al zijn er wel drie met een herexamen en een tijdelijke vergunning. Ter vergelijking: vorig jaar hadden 60 mensen een vergunning. Ik heb dus niet de indruk dat het hen afschrikt: Meer nog, de geslaagde straatmuzikanten zien het als een soort van appreciatie voor hun werk. Ze leggen hun vergunning vaak naast hun muts. Zo van: ‘Kijk eens, ik ben geslaagd.’

Opvallend ook: wie er meedoet aan zo’n auditie. Een meisje dat dwarsfluit speelt en die door te busken haar studies op het conservatorium in Luik wil betalen. En wat wil oefenen. Growing up in public, zoiets . En daarnaast: heel veel Roemenen en zigeuners.

‘Mij verbaast dat niets’, zegt Tomas De Groote van het Belgisch-Roemeens Cultureel Huis. ‘Er zijn in Brussel heel veel Roemeense straatmuzikanten. Muziek spelen zit in hun bloed: ze zijn ermee opgevoed. Wij beschouwen hen vaak als bedelaars. Maar voor hen is het gewoon alsof ze naar hun werk gaan. Een job als een ander. Het neemt niet weg dat de concurrentie op straat vaak enorm is. Daarom dat veel van die Balkanmuzikanten blij zijn dat het kaf nu van het koren gescheiden wordt. Zoals overal zitten er fantastische en euh… iets minder goede muzikanten bij.’

Natuurlijke selectie

Dis Huyghe van PIAS vindt de audities voor straatmuzikanten maar niets. ‘Ik begrijp wel dat er iets moet gedaan worden aan de overlast. En ik heb ook wel ’s tien cent gegeven aan iemand om ‘ervan af te zijn’. Maar toch: busken, dat is eigenlijk het vroegere MySpace. Iedereen die vindt dat hij kan zingen, gaat op straat staan. Als je goed bent, krijg je geld. En als je slecht bent niets. Eerlijker kan toch niet? De slechten geven het na een tijd toch op. Het is een natuurlijke selectie: een overheidsinstelling moet zich daar niet mee bemoeien.’

Is de straat een goede plaats om van straat te geraken? ‘Het is zeker niet zo dat platenfirma’s de straten afdweilen. Net zomin als we dat doen met MySpace. Dat gaat ook niet: het zijn er gewoon te veel. Maar iemand die op straat opvalt: wees maar zeker dat die opgemerkt wordt.’

En nu de moraal.

Hoeveel er in de muts zit. Hoewel, dat blijft een gevaarlijk onderwerp om over te schrijven. Op de Antwerpse Meir stond jarenlang een legendarische Nederlandse muzikant. Hij was blind, speelde prachtig mondfluit en kreeg van iedereen wat. Tot hij op een dag in de krant zei dat hij in een viersterrenhotel woonde. Niemand die hem nog wat gaf. Straatmuzikanten mogen blijkbaar niet in een viersterrenhotel wonen.

Maar we hadden het over de muts. Voor de jongerenzender JimTV trad het Gentse meisjesidool Gabriel Rios als straatmuzikant op in de Diestsestraat in Leuven. Hij zong zijn songs, weliswaar vermomd als clochard. Geen hond die naar hem omkeek. Na een uur spelen lag er 16,55 euro in zijn muts.

‘Niet veel’, horen we op straat. ‘Een goede straatmuzikant verdient op een dag tussen de 80 en de 100 euro.’

Maar misschien doet dat er niet toe, is het niet de essentie. Een maand geleden, op de Place Saint-Michel in Parijs. Vijftig man staat mee te zingen met een zwarte busker. De zanger vraagt: ‘Hebben jullie nog een verzoek?’

Iemand roept ‘Lola’. De zanger zingt Lola en iedereen zingt mee. Luid applaus.

Iemand roept ‘Man on the Moon’. De zanger zingt Man on the Moon en iedereen zingt mee. Nog luider applaus.

Iemand roept ‘Stand By Me.’ De zanger zegt: ‘Dit is altijd mijn favoriete moment van de dag. Ik hoor juist dat de buren de politie gebeld hebben… Stand By Me is voor morgen… In Amsterdam.’ Hij neemt zijn gitaarkoffer en verdwijnt tussen het verbouwereerde publiek. De metro in.

‘To be honest, you must be outside the law’, zong Dylan ooit. Volgens het Straffeverhalenboek verzon hij die regel op straat.

Door Stijn Tormans l Foto: Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content