Met Rundskop ontsteeg hij zichzelf als acteur, met The Loft klopte hij aan de grote poort in Hollywood en met Un goût de rouille et d’os staat hij naast Marion Cotillard in de nieuwe film van Frankrijks grootste regisseur van het voorbije decennium. ‘When I was 35, it was a very good year.’ Frank Sinatra deed er een jaar langer over: voor Matthias Schoenaerts was zijn 34e een regelrecht wonderjaar.

Hotel Ambassadeurs, Juan-les-Pins, niet ver van de luchthaven van Nice. Hier heeft Matthias Schoenaerts samen met cast en crew tien weken doorgebracht voor Un goût de rouille et d’os, waarin hij en Marion Cotillard de hoofdrollen vertolken . De opnames gaan de laatste maand in, daarna wordt er naar Brussel, Luik en het Juragebergte getrokken voor de laatste scènes. We ontmoeten Schoen-aerts in een volstrekt lege lobby: het hotel houdt zijn deuren enkel open voor de equipe van Jacques Audiard, de man achter De battre mon coeur s’est arrêté en Un prophète. Lang geleden was Juan-les-Pins het symbool van de Franse jetset, vereeuwigd in Peter Sarstedts Where Do You Go To (My Lovely)?, nu is het een toonbeeld van toeristisch verval. Doen de palmbomen aan het zwembad met wat goede wil denken aan de hoogdagen van les années soixante, dan duwt de zielloze spaghetti bolognaise die we geserveerd krijgen ons weer in de realiteit van vandaag.

De man die voor ons zit, is allesbehalve zielloos. Met dezelfde bevlogenheid waarmee hij dit jaar in Rundskop schitterde, spreekt hij onze cassettes vol. Als hij lacht, vult hij de kamer; als hij over zijn vader spreekt, trekt een trieste gloed over zijn ogen. Hij verontschuldigt zich voor de grote woorden die hij kwistig rondstrooit, maar hij kan het niet anders beschrijven, zegt hij. Hij komt ermee weg: Schoenaerts is een man die je gelooft. Als we zeven uur later in de taxi naar ons hotel rijden, overheerst één gedachte: wellicht is het de laatste keer dat we hem zo uitgebreid aan het woord krijgen. Want 2011 heeft één ding alvast duidelijk gemaakt: het buitenland trekt aan ‘Mattájas Shunnerts’.

Hoe kijkt de Man van het Jaar terug op 2011?

MATTHIAS SCHOENAERTS: Eerlijk? Ik zit nog niet in de sfeer van het terugkijken. Het hele jaar is een aaneenschakeling van intensieve projecten geweest. Het is begonnen met de ontploffing van Rundskop. Een sneeuwbal die aan het rollen ging en plots gigantisch groot werd. Toen ik daarvan wilde bekomen, belde Erik Van Looy geheel onverwacht dat ik in The Loft zat. En meteen na de laatste opnames in Brussel ben ik naar Parijs vertrokken om me voor te bereiden op Un goût de rouille et d’os, de film van Jacques Audiard. Ik heb het jaar beleefd in een staat van hyperconcentratie. Ik heb nauwelijks tijd gehad om te genieten van wat achter me ligt, laat staan dat te overschouwen. Gelukkig zijn er dan journalisten om je daarbij te helpen. (Lacht)

Laten we dan maar meteen beginnen bij ‘Rundskop’. Wat was het moment waarop je doorhad dat dit niet zomaar een film was?

SCHOENAERTS: De eerste keer dat ik hem zag. Ik heb nog nooit meegemaakt wat ik toen beleefde. Normalerwijze is het moeilijk om bij zo’n visie in een film te verdwijnen. Je hebt eraan meegewerkt, je ziet de constructie. ‘Ah, ze hebben voor dat shot gekozen’, zulke gedachten. Bij Rundskop had ik dat niet: ik kwam volledig ondersteboven uit de zaal. Ik was kinderlijk blij na afloop, zielsgelukkig met wat Michaël (Roskam; nvdr.) ervan gemaakt had. Dat was mijn eerste reactie tegen hem: ‘Godverdomme, jongen, nu heb je toch wel iets geflikt.’ Dat gevoel van trots had ik nog nooit gehad. Dat deed deugd: misschien had ik daar als acteur wel nood aan.

Achteraf lijkt het alsof je ook nood had aan een rol als die van Jacky Van Marsenille om een stap verder te zetten in je carrière. Een rol waarin je kon laten zien wat je in je mars had.

SCHOENAERTS: Ik was toe aan een allesverslindende rol, ja. Het was, in mijn ontwikkeling als speler, tijd om tot een soort manifest te komen. Niet in de theoretische zin van het woord, maar puur in de praktijk: waar kom ik uit als ik een jaar lang mijn aandacht op één rol richt? Wat voor acteur ben ik eigenlijk – en ben ik wel acteur? Daar wilde ik achterkomen.

Je ging erg ver in dat verkennen. Naar verluidt vatte je al eens post op Antwerpse pleinen, louter om te zien hoe de omgeving op je nieuwe uiterlijk reageerde. Geruchten?

SCHOENAERTS: Dat is een paar keer gebeurd, ja, maar dat is spielerei. Toen de make-upploeg mijn neusprothese klaar had, heb ik hem aan een real-life test onderworpen. Ik ben naar huis gereden, heb een jeans en een leren jasje aangetrokken en ben op een bankje op het Koningsplein gaan zitten. Ik wilde weten wat de respons van de mensen was. Het werkte. Er lopen daar heel wat junks rond die van iedereen geld willen. Aan mij hebben ze geen euro gevraagd. Ze bedelden bij de mensen naast mij, keken dan eens, en gingen naar de volgende. Op zo’n moment weet je dat je uiterlijk geloofwaardig is. (Lacht)

Het zegt veel over de overgave waarmee je de film hebt benaderd. Dat is ook ons het meest van ‘Rundskop’ bijgebleven: het absolute van de film.

SCHOENAERTS: Dat was ook mijn eerste indruk bij het scenario: Rundskop verdraagt niets anders dan het absolute. Alles wat minder is, is een gimmick, een constructie, een idee, een leugen. Nu, je kunt daar als acteur alles voor doen, uiteindelijk is het de regisseur die dat naar een film moet vertalen. En daar ben ik Michaël oneindig dankbaar voor. Als debuterend regisseur heeft hij rigoureuze keuzes durven te maken. Je mag niet onderschatten hoe groot de druk van buitenaf is. In elke fase zijn er betrokken partijen die hun mening hebben over het project. Op een bepaald moment is er zelfs geopperd dat het aan het einde van de film goed moest komen tussen Julia en Jacky – ‘De mensen hebben dat nodig’. Er is heel veel overtuiging nodig om op zo’n moment ‘neen’ te zeggen en aan je eigen verhaal vast te houden.

Dat heeft ook met tijd te maken. Klinkt heel simpel, maar het verklaart wel waarom Rundskop zo bijzonder was. Michaël heeft er zes jaar over gedaan om alle financiën in orde te krijgen. Achteraf is dat een zegen gebleken. Tijd is aandacht. Hoe meer tijd je hebt, hoe meer dingen je kunt uitpuren. Uren en uren heb ik met Michaël gepraat over de scènes, de personages en de toon. Hij wist waar hij heen wilde, niemand kon hem van zijn stuk brengen. Mochten we de film drie jaar eerder gedraaid hebben, was dat misschien anders geweest.

Het is iets wat ik in de Vlaamse film te weinig zie: er wordt onvoldoende tijd geïnvesteerd. We moeten uitkijken voor het stramien om in drie weken een scenario bijeen te krabbelen, vervolgens vijf weken te draaien en de film drie maanden later al in zaal te brengen – met passieloze opdrachtfilms tot gevolg. Ik weet niet wie daarvan beter wordt. De producent, vermoed ik, maar als geld de reden is om cinema te maken, is het resultaat waardeloos. Ik hoop dat een film als Rundskop heeft laten zien dat aandacht en tijd wel tot iets anders kunnen leiden.

Acteurs noemen hun ambacht vaak ‘spelen’, alsof het een logisch vervolg is van het cowboy en indiaanverleden uit hun kindertijd. Voor jou lijkt acteren iets groters. Is dat het verschil tussen een goed acteur in België en een acteur die iets in de wereld te zoeken heeft?

SCHOENAERTS: Ik geloof ook in dat kinderlijke plezier van acteren. Tegelijk denk ik: het moet meer zijn dan dat. Ik voel dat er iets dieper in mij zit dan de pure behoefte om te spelen. Vraag me niet wat dat dan is: ik kan er geen woorden op plakken. ‘Alsof doen’ is nog zo’n definitie van acteren die ik niet snap. Ken je het verhaal over Laurence Olivier en Dustin Hoffman op de set van Marathon Man? Hoffman moest een scène spelen waarin hij buiten adem binnenstapt. Om de scène voor te bereiden liep hij een paar rondjes rond de studio. Waarop Olivier reageerde: ‘Why don’t you just act, dear boy?’ Wel: ik versta daar dus niets van. Doen alsof je buiten adem bent: ik kan dat zo niet benaderen. Doen alsof je verdrietig of boos bent: hoe ziet dat er dan uit? Is dat een soort expressiemaniërisme? Ik denk dat authenticiteit essentieel is in wat cinema zou moeten zijn. Er moet een persoonlijke voeling zijn met wat je speelt. Pas op: alleen maar op je persoonlijke ervaring acteren, vind ik ook arm. Verbeelding is belangrijk voor een acteur, maar doen alsóf is in mijn ogen haast verwerpelijk.

Iets doet vermoeden dat dat ook een persoonlijke levensfilosofie is.

SCHOENAERTS: Ik heb dat met alles, ja. Ik beleef de dingen graag intens. Als ik ga voetballen – al is het maar op amateurniveau – heb ik het gevoel dat ik op de finale van het Wereldkampioenschap sta. Het heeft met beleving te maken. Ik ben op zoek naar dingen die dat in mij losmaken. Voel ik dat niet, dan suck ik. Ik wil er geen romantische termen op plakken, maar passie of liefde: uiteindelijk is het dat wel. Ik moet vanuit dat vuur kunnen werken. Het is wat mij wakker houdt, wat me doet zoeken en wat me in beweging brengt.

Ik zou daar soms beter wat rustiger in worden. Dat is wat mijn dierbaren me ook duidelijk proberen te maken. Alleen kan ik dat niet: ik ben een fundamenteel onrustig wezen. Ik hoor vaak dat ik een heel rustige indruk maak – en ik ben blij dat ik zo overkom – maar diep vanbinnen verkeer ik in een constante staat van spanning en opwinding.

Laten we het eens over het tweede luik van jouw 2011 hebben: ‘The Loft’, een film die zo mogelijk nog minder introductie behoeft dan ‘Rundskop’. Volgens de laatste berichten zou het hele project afstevenen op een straight-to-dvd-release: het was verbazend hoe de pers zich zo snel keerde tegen een film waarvan ze eerst niet genoeg kregen.

SCHOENAERTS: Voor alle duidelijkheid: dat nieuws is volledig uit de lucht gegrepen. Het laatste wat ik gehoord heb, was dat vijf grote distributeurs zeer geïnteresseerd waren. Ik denk dat Erik Van Looy en de producenten de best mogelijke deal willen sluiten en pas naar buiten komen met het nieuws als alles in kannen en kruiken is. De testvisies zijn trouwens zeer goed onthaald, liet Erik me weten. Na de eerste visie belde hij me op vanuit Amerika. ‘De reacties waren heel goed,’ vertelde hij enthousiast, ‘alleen hadden sommige mensen in de zaal door dat één van de acteurs geen Amerikaan was.’ Ik dacht: ‘Verdomme het is niet waar.’ Ik heb maanden met een dialectcoach gewerkt om mijn Amerikaans zo juist mogelijk te krijgen zodat ik zeker niet zou overkomen als die Europeaan die Engels spreekt, en dan val ik nóg door de mand. ‘Het is niet wat je denkt’, zei Erik. ‘Ze hadden het over Karl Urban.’ (Lacht) Karl is een Nieuw-Zeelander, je hoort dat er wel lichtjes aan. Terwijl bij mij blijkbaar iedereen zich afvroeg wie ik was en waarom ze mij nooit eerder hadden gezien. Op dat moment betrapte ik me toch op enige trots.

Wat we ons plots afvragen: hoe spreekt een Amerikaan ‘Matthias Schoenaerts’ uit?

SCHOENAERTS: Begin er niet over. (Lacht) Ik heb alles al gehoord. Van Mattájas tot Máttiejes, van Shunnerts tot Skoenars. En hier in Frankrijk is het al even erg. Ik denk dat ik het voorbije jaar al tien verschillende versies heb gehoord.

Nooit overwogen om een andere naam te gebruiken?

SCHOENAERTS: Ik heb even met de gedachte gespeeld om de naam van mijn moeder te gebruiken: Wish. Niet alleen perfect uitspreekbaar voor de gemiddelde Amerikaan, hij heeft ook een mooie betekenis. Ik heb het aan Erik voorgesteld, maar hij twijfelde: hij vreesde dat het bij een eerste buitenlandse film raar zou overkomen. Ik heb hem dan maar laten beslissen – uiteindelijk is het in de credits toch ‘Matthias Schoenaerts’ gebleven. Ach, nu word ik waarschijnlijk gewoon de acteur met de onuitspreekbare achternaam. (Lacht)

Tijd voor een scoop: zitten er nog andere Amerikaanse projecten in de pijplijn?

SCHOENAERTS: Ik vind het potsierlijk om met namen te smijten voor het zeker is. (Lacht geheimzinnig) De raad van mijn agente ginder is om de komende jaren mijn agenda niet te betonneren. ‘Neem je break nu het kan, want daarna zal je hem helemaal niet meer kunnen nemen’, zegt ze. ‘En zorg dat je de jaren daarna openhoudt, want er gaat veel gebeuren.’ Het zijn spannende tijden op dat vlak, maar nu kijk ik vooral uit naar die pauze.

Is België Matthias Schoenaerts kwijt?

SCHOENAERTS: Ik zou niet weten waarom. Ik blijf in Antwerpen wonen – geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om naar de VS te verhuizen. Er staat trouwens nog een Belgische film in de steigers: The Wasteland, de derde langspeler van Pieter Van Hees (het slotstuk van diens drieluik na ‘Linker-oever’ en ‘Dirty Mind’; nvdr.). Een mooi project dat ik jaren geleden al heb toegezegd: ik zie niet in waarom ik daar nu op zou terugkomen.

Ik ben niet bereid grote opofferingen te maken om in het buitenland te kunnen werken. Ik geloof in de natuurlijke beweging van de dingen. Als je het moet forceren, wantrouw ik het al. Als je het forceert, riskeer je de verkeerde man op de verkeerde plek te zijn en creëer je de omstandigheden voor ongeluk, verdriet en teleurstelling. Ik probeer elk volgende project te doen zoals het moet: met hart en ziel. De rest regelt zichzelf wel.

Is dat ook hoe Jacques Audiard bij jou terechtgekomen is: de natuurlijke gang van de dingen?

SCHOENAERTS: Absoluut. Na Rundskop nam een Franse agente contact met me op. Een van de eerste projecten die ze me voorstelde, was Un goût de rouille et d’os. Ze waren al zes maanden op zoek naar een hoofdacteur om naast Marion Cotillard te spelen. Ik moet zeggen dat ik een siddering langs mijn rug voelde lopen toen dat ter sprake kwam. Audiard is niet zomaar een regisseur voor mij. Al van Sur mes lèvres, de eerste film van hem die ik zag, was het een droom om ooit met hem te werken – een wens die na De battre mon coeur s’est arrêté en Un prophète alleen maar groter werd.

Ik heb twee castingsessies gedaan, daarna liet Audiard weten dat hij me persoonlijk wilde ontmoeten. Plaats van afspraak was een restaurant boven een klein cinemazaaltje in Parijs. Het was een aftastend gesprek: we hadden het over het scenario en de film, maar ook over de filmposters aan de muur, de wereldgeschiedenis, politiek en het slechte eten in het restaurant. (Lacht) Een paar weken later kreeg ik tijdens een lunchbreak op de set van The Loft het bericht dat het in orde was. Dat moment zal me voor altijd bijblijven.

Had hij ‘Rundskop’ gezien?

SCHOENAERTS: Die heeft hij pas bekeken toen het al rond was. Hij was wel enthousiast. ‘Ca m’a foutu par terre’, zei hij. Ondertussen heb ik hem dat ook al een paar keer op de set horen roepen: als hij dat zegt, is hij écht onder de indruk. Laatst zat ik op een filmfestival in Parijs aan tafel met Jacques en Marion, en ik hoorde hem zeggen dat ze Rundskop absoluut moest gaan zien. Ik aanschouwde het tafereel – Jacques Audiard die het tegen Marion Cotillard over Rundskop had, een film die ook als mijn boeleke aanvoelt – en ik moest even wakker geschud worden. Ontroerend om te zien, beter kan ik het niet omschrijven.

Je hebt nu tien weken met hem gewerkt. Wat maakt Audiard de regisseur die hij is?

SCHOENAERTS: Hij is in de eerste plaats heel gedreven. Echt een brok dynamiet op de set. Het ene moment staat hij te roepen. (Imiteert een wild om zich heen slaande Audiard) ‘Woppa! Fantastisch! Ja! Ja! Prachtig!’ Soms zelfs tijdens de takes – dan moet de geluidsman zich kwaad maken omdat de acteurs nog aan het spreken zijn. Drie minuten later kan hij dan weer droogweg zeggen dat het hem zijn kloten uithangt. Ik hou daar wel van: het is het temperament dat nodig is om de films te maken die hij wil maken.

Audiard is een echte acteurregisseur. Hij is ervan overtuigd dat een verhaal verteld moet worden aan de hand van zijn personages. Als die niet boeiend genoeg zijn, heb je geen film. En dus probeert hij om het maximum uit zijn acteurs te halen. Hij waakt erover dat we niet in maniërisme, trucjes of ijdelheid vervallen. Voor elke scène tracht hij je met een onzekerheid op te zadelen. Dat mag je heel direct opvatten: op een dag zei hij tegen mij ‘Il faut que tu le fasses plus rapide mais moins vite. Allez, action! Moteur!’ en hij duwde me de set op. (Lacht) Vlugger maar minder snel: ik versta daar dus niets van. Begin dan maar eens aan een scène. Maar zodra je doorhebt waarom hij het doet en wat hij ermee wil bereiken, moet je toegeven dat het werkt.

In Vlaanderen is er nauwelijks iets over de film geweten. Waarover gaat het verhaal?

SCHOENAERTS: De film is gebaseerd op twee verhalen van de Canadese schrijver Craig Davidson uit de bundel Rust and Bone: het ene gaat over een orkatrainer die haar benen verliest (‘Rocket Ride’; nvdr.), het andere over een amateurbokser aan lagerwal (‘The Fighter’; nvdr.). Audiard heeft die personages in een soort liefdesverhaal gegoten over twee mensen die elkaar terug naar het leven brengen. Mensen die van elkaar gaan houden buiten hun wil om en plots niet meer zonder elkaar kunnen. Ik speel de bokser, Marion de orkatrainer. Chapeau dat ze dit wil doen. Het is een van haar eerste Franse films sinds ze in Amerika gewerkt heeft, en ze heeft niet bepaald voor een klassieke glamourrol gekozen.

Toen Davidson ‘The Fighter’ schreef, waarop jouw verhaallijn gebaseerd is, nam hij steroïden om zijn personage beter te kunnen doorgronden. Ik las dat je dat voor ‘Rundskop’ ook hebt overwogen: is het er deze keer wel van gekomen?

SCHOENAERTS: Het was hier niet aan de orde. Ik ben weer zeven kilo moeten bijkomen, maar ik moest een natuurlijke kracht uitstralen, geen artificiële. Ik heb zelfs een buikje moeten kweken om hem niet te atletisch te maken. Grappig: voor Rundskop moest ik alles eten wat ik walgelijk vond, voor deze film moest ik alles eten wat ik lekker vond. Regelmatig naar de Quick gaan, Häagen-Dasz lepelen, de hele bazaar . Dat ging een stuk makkelijker, moet ik zeggen. (Lacht)

Dat boksen begint een terugkerend thema in je carrière te worden. Roskam heeft gebokst, Davidson heeft gebokst, je bokst zelf. Toeval?

SCHOENAERTS: Dat heeft te maken met dat absolute waarover we het zonet hadden. Boksen is geen vrijblijvende sport: verliezen kan het einde betekenen – van je carrière, maar ook van je leven. Dat is de wetenschap waarmee je in de ring stapt. Allebei ben je bereid dat lot te dragen. Dat ís wel iets. Ik vermoed dat de mensen met wie ik graag werk voor diezelfde gevoeligheid vatbaar zijn. Het mooiste aan het boksen, is het intuïtieve. Wanneer het instinct het van de kennis overneemt, ben je er als bokser. Dan ben je zó getraind, dat het anticiperen op de slagen van de tegenstander een natuurlijke reactie is. Op zo’n moment wordt het haast iets spiritueels, een energiedans. Die snelheid, die precisie, en dan met die druk: fenomenaal.

Mogen we daar een metafoor in zien van hoe je als acteur het liefst werkt?

SCHOENAERTS: Dat is wat ik als acteur toch probeer te bereiken, ja: puur instinctief spel. Dat je niet anticipeert, niet nadenkt, niet intellectualiseert of psycho-logiseert, maar gewoon bent, ademt en bestaat.

2011 was niet alleen een jaar van hoogtepunten. In september was het vijf jaar geleden dat je vader, Julien Schoenaerts, overleed.

SCHOENAERTS: Mijn vader is nooit ver weg. Ik droom nog vaak over hem. Heel tastbare dromen – het is altijd confronterend als ik dan wakker word.

Waarom we erover beginnen: we zagen toevallig een filmpje op YouTube, waarin Rudolph Mestdach hem vraagt wat schoonheid en troost voor hem betekenen.

SCHOENAERTS: Ik weet welk fragment je bedoelt, maar ik kan er niet naar kijken. (Stilte) Ik moet bekennen dat ik er af en toe wel naar kijk, maar het ontroert me zo dat ik dan uren van mijn melk ben. De dingen die hij daarin zegt, zijn zo juist. Ik ben er nog niet klaar mee. Zelfs niet na vijf jaar. De impact van zijn overlijden is nauwelijks te overzien. Het lijkt een eindeloos proces, een golfbeweging die me af en toe verzwelgt in nostalgie. Strontvervelend, vind ik het. Maar tegelijk geniet ik er op een vreemde manier ook van. Alsof het verdriet me in zekere zin ook dichter bij hem brengt.

‘Matthias draagt een hele wereld met zich mee, alsof zijn vader naast hem loopt. Voor Julien was spelen een manier om te zoeken naar het opperste geluk. Dat doet Matthias ook, zo tilt hij spelen naar een hoger niveau, en dat voel je’, zei Frank Van Passel over jou en je vader. Is hij de belangrijkste sleutel om te snappen wie jij als acteur bent?

SCHOENAERTS: Ik durf mezelf niet naast mijn vader te zetten. Hij was veel meer dan een acteur. Ik wil hem niet mystificeren, maar hij kwam meer in de buurt van een magiër. Ik heb hem niet vaak genoeg zien spelen om het zelf te beseffen, maar ik heb het ondervonden wanneer mensen hem op straat aanspraken. Mensen die soms maar één voorstelling van hem gezien hadden, dertig jaar geleden, maar toch in tranen uitbarstten en hem dankten alsof hij een soort medium was. Dat is meer dan één keer gebeurd. Dat ze op die manier reageren, heeft niets te maken met het feit dat je een goed acteur bent, wel met het feit dat er iets diepwezenlijks is doorgegeven, dat ver voorbij acteren gaat. Daar ben ik nog lang niet. Als hij in Frankrijk of Engeland geboren was, stond mijn vader in de orde van pakweg Marlon Brando.

Je vader is altijd in België blijven werken, maar jij trekt nu naar het buitenland. Is dat een verschil in ambitie?

SCHOENAERTS: Met ambitie heeft dat niets te maken. Hij hield gewoon niet zo van film. Zijn wereld was die van het theater. Wat hij wilde doen, lukte hem hier perfect. Hij kon zijn eigen projecten opzetten, vaak zonder regisseur. Waarom zou hij dan weggaan? Ik hoef ook niet per se naar het buitenland te gaan, maar er zijn in Europa en daarbuiten een aantal goede regisseurs met wie ik nog graag zou willen samenwerken. In Vlaanderen zit veel talent, maar het blijft toch een kleine cirkel. Mijn ambitie is niet om het ginder te gaan maken. Ik weet zelfs niet wat dat betekent: ‘het maken’. Ik wil gewoon goede dingen doen.

Kijk, je moet doen wat goed voelt. Naast mijn vader is er één andere acteur naar wie ik opkijk: Jozef van den Berg. Een Nederlands acteur die prachtig poëtisch theater maakte. Tijdens een voorstelling in België – ik geloof dat het in deSingel was – is hij van het podium gestapt. Hij is naar huis gegaan, heeft afscheid genomen van zijn vrouw en kinderen en heeft zich als kluizenaar teruggetrokken ‘om zijn leven aan God te wijden’, zoals hij het zelf verwoordde. Mensen proberen dat dan altijd te verklaren: hij is gek geworden, hij is geniaal geworden, hij lijdt aan godsdienstwaanzin. Ik geloof daar niet in. Hij heeft gedaan wat toen juist voelde. Meer niet. En dat is wat een mens hoort te doen.

DOOR GEERT ZAGERS -FOTO’S NOAH DODSON

”RUNDSKOP’ HEEFT ME DE KANS GEGEVEN OM ERACHTER TE KOMEN WAT VOOR ACTEUR IK EIGENLIJK BEN.’

‘AUTHENTICITEIT IS ESSENTIEEL IN WAT CINEMA ZOU MOETEN ZIJN.’

‘IK DENK ER NIET AAN OM NAAR AMERIKA TE VERHUIZEN. IK BLIJF IN ANTWERPEN WONEN.’

‘IK HEB EVEN OVERWOGEN OM DE NAAM VAN MIJN MOEDER OP DE CREDITS VAN ‘THE LOFT’ TE ZETTEN: WISH.’

‘MIJN VADER WAS VEEL MEER DAN EEN ACTEUR. HIJ WAS EEN MAGIËR.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content