Op het Festival van Cannes verdedigen maar liefst vier films de eer van het land van Hyundai, Kia en Samsung. Nochtans blijven vaste waarden Park Chan-wook, Bong Joon-ho en Kim Ki-duk dit jaar thuis. ‘Made in Korea’: in de filmwereld geldt het als kwaliteitslabel.

Het lijstje Koreaanse regisseurs dat past voor tien dagen Côte d’Azur oogt indrukwekkender dan dat van hun landgenoten-filmmakers die wél een smoking gehuurd hebben. Geweldenaar Park Chan-wook, die in Cannes al in de prijzen viel met Old Boy (2003) en Thirst (2009), is er niet bij; net zomin als beeldenstormer Kim Ki-duk ( Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring, 2003), peetvader Im Kwon-taek ( Seopyeonje, 1993), jonge wolf Na Hong-jin ( The Chaser, 2008), stilist Lee Je-yong ( Untold Scandal, 2003) en topspits Bong Joon-ho ( The Host, 2006). En toch dingen er twee Koreaanse films mee naar de Gouden Palm en eentje naar de Prix Un Certain Regard, plus: de Semaine de la Critique meent nieuw talent te hebben ontdekt.

Een plotse opstoot van talent? Het lijkt plausibeler te stellen dat Korea altijd al een filmland is geweest, maar dat het dat om politieke redenen niet kon zijn. Vanaf de jaren 30 al voerde de Japanse bezetter er een streng censuurbeleid. Veel films werden verboden en vernietigd, al konden pro-Japanse prenten natuurlijk wel. Na de Tweede Wereldoorlog moest de hele infrastructuur eraan geloven. Tijdens de gruwelijke oorlog tussen het communistische Noord-Korea en het door het Westen gesteunde Zuid-Korea ging het gros van het filmerfgoed in rook op.

Even was er hoop: dankzij buitenlandse hulpprogramma’s nam de Zuid-Koreaanse cinema vanaf 1955 een hoge vlucht en het publiek kon de plaatselijk geproduceerde films wel smaken. De militaire coup van 1961 gooide echter weer roet in het eten. De restricties van de overheid waren moordend en het grote publiek haakte af tot halverwege de jaren 90. Een woestenij waren die jaren nochtans niet. Neem Im Kwon-taek, die zich na ettelijke commerciële genrefilms op het kunstzinniger pad richting internationale erkenning begaf. Sopyonie (1993), zijn fraaie en erg populaire prent over een oude muzikant die zijn dochter verblindt opdat ze een nog betere pansori-artiest zou worden, is een van zijn wapenfeiten. De peet-vader van de Koreaanse film heeft intussen zijn honderdste film ingeblikt en kreeg in 2002 in Cannes de prijs voor de beste mise-en-scène met Ivre de femmes et de peinture.

Zonder de verdiensten van Im Kwon-taek en diens collega’s Jang Sun-woo en Park Kwang-su te vergeten, was 1996 hét jaar van de wederopstanding. Hong Sangsoo viel in de prijzen met zijn debuut The Day a Pig Fell Into the Well en autodidact Kim Ki-duk begon aan zijn indrukwekkende carrière. Een jaar later zette ook schrijver Lee Chang-dong zijn eerste stappen als filmregisseur. Dankzij het democratiseringsproces konden regisseurs en producenten eindelijk weer vrij werken en er ontstond een even interessante als levendige industrie. Korea omarmde en masse de Koreaanse film – en niet enkel de hapklare brokken. Kim Ki-duk fladderde met de ene film na de andere van fes-tival naar festival; Park Chan-wook won in 2002 in Cannes de Grand Prix met de onvergetelijke wraakfilm Old Boy en Bong Joon-ho verpulverde het Koreaanse kassarecord met zijn mix van politieke sarcasme, slapstick, melodrama, zwarte humor en Godzilla-toestanden in The Host. En er bleven nieuwe talenten opstaan.

Een beetje cinefiel struikelt al even niet meer over namen als Im Kwon-taek, Kim Ki-duk, Park Chan-wook of Bong Joon-ho. Scheer de Koreaanse boegbeelden echter niet over dezelfde kam, daarvoor zijn ze te eigenzinnig en creatief. Het label ‘Made in Korea’ dekt ladingen gaande van fascinerende geweldorgieën over intense melodrama’s tot overtuigende kostuumfilms. Toch zal niemand ontkennen dat ze zonder uitzondering visueel verzorgde, meestal opwindende films maken en niet bang zijn voor het avontuur. Genres als horror, thriller en kostuumdrama worden onbeschroomd beoefend én naar een hoger niveau getild. Zal het feest blijven duren? De sfeer zit alvast eindelijk goed.

De jonge wolf: Jang Cheol-so

Wapenfeiten: Voorlopig beperkt. Jang Cheol-so (°1974) debuteert.

Weetje: Jang Cheol-so deed ervaring op als assistent van Kim Ki-duk.

Zit in de Semaine de la critique met:Bedevilled. Hae-won, een mooie alleenstaande vrouw is getuige van een moord en moet na problemen op het werk even op adem komen. Ze verlaat het drukke Seoul en reist af naar een onderontwikkeld eiland waar een vriendin van weleer de enige jonge vrouw blijkt te zijn. Vrouwen gebruiken haar als slaaf, mannen als speeltje. Bok-nam smeekt Hae-won om haar te helpen ontsnappen. Maar Hae-won blijft onverschillig.

Troef: Brutale moorden. Plus: het door elkaar vlechten van verschillende genres is een Koreaanse specialiteit.

De rebel: Im Sang-soo

Wapenfeiten: Im Sang-soo (°1962) kon na de filmschool ervaring opdoen als assistent van Im Kwon-taek. In 1998 maakte hij zijn debuut als regisseur met Girl’s Night Out, gevolgd door Tears (2000). Met zijn derde film brak hij internationaal door. A Good Lawyer’s Wife (2003), geselecteerd door Venetië, toont zonder poespas de emotionele ellende van een advocaat en zijn vrouw die de schijn van een goed huwelijk ophouden terwijl ze beiden vreemdgaan. Enkele Koreanen namen wel aanstoot aan de wat stoute affiche van de film. Ook met zijn vierde film The President’s Last Bang (2005) haalde hij zich problemen op de hals, door de reconstructie van de laatste dag van president Park Chung-hee. Die werd 26 oktober 1979 tijdens een privéfeestje met prostituees op amateuristische wijze doodgeschoten door de chef van de Koreaanse CIA. De zoon van de president spande een rechtszaak aan en Im Sang-soo werd verplicht om zijn film te verminken: hij mocht geen nieuwsbeelden gebruiken.

Weetje: Sang-soo’s vader was een filmcriticus. Eindelijk een regisseur die pers niet haat, denk je dan. Tot je hem de vraag stelt. ‘Ik haat mijn vader. En ik haat alle filmrecensenten.’

Dingt mee naar de Gouden Palm met: Een remake van een Koreaanse klassieker. Kim Ki-duk en Park Chan-wook zijn grote fans van The Housemaid, een beruchte thriller uit 1960 van Kim Ki-young. Een gescheiden vrouw ziet zich genoodzaakt als meid te werken voor een bourgeois koppel dat naar een groter huis uitwijkt omdat er een derde kind op komst is. De man des huizes misbruikt zijn sociale positie om met haar in bed te duiken. De situatie loopt uit de hand en de mentaal kwetsbare, onderworpen meid besluit het heft in handen te nemen.

Troef: De gevaarlijke assepoes wordt gespeeld door Jeon Do-yeon, zowel een erg mooie vrouw als een zeer getalenteerde actrice. In 2007 won ze de palm voor de beste actrice met haar vertolking van een rouwende moeder in Secret Sunshine van Lee Chang-dong.

De Rohmer van Korea: Hong Sangsoo

Wapenfeiten: Hong Sangsoo (°1960) is een van de voortrekkers van de Koreaanse nouvelle vague en wordt wel eens de Rohmer van Korea genoemd. In een strakke stijl focust hij op de alledaagse omgang tussen mensen, zonder dat de diepere betekenis meteen duidelijk is. Stokpaardjes zijn de stugge communicatie tussen man en vrouw, weinig romantische relaties en het onvermogen om de andere echt te begrijpen. Vaste kost zijn zwelgpartijen en kille seks en aan het einde van de rit zijn de problemen vaak nog groter. Een snuif zwarte humor voorkomt dat het te zwaarwichtig wordt. Met zijn debuut The Day a Pig Fell Into the Well (1996) viel hij meteen in de prijzen in Vancoucer en Rotterdam. Nummer twee, The Power of Kangwon Province (1998), leverde in Cannes een speciale vermelding op van de jury van Un Certain Regard. Pas met Turning Gate (2002) wist hij echter het publiek in zijn vaderland te overtuigen. Met Woman Is the Future of Man (2004) en het lichtvoetige melodrama met melancholische ondertoon Woman on the Beach (2006) ging hij onverstoorbaar voort op zijn elan. De voorbije jaren verloor men buiten Korea Hong Sangsoo wat uit het oog.

Weetje: Hong Sangsoo doceert film aan de universiteit en probeert elke zomer een film te draaien. Hij verkiest Sangsoo boven Sang-soo.

Dingt naar de Prix Un Certain Regard met: Een mogelijk iets monterdere film dan gewoonlijk. Ha Ha Ha, zijn tiende film, is opgebouwd rond de herinneringen van een filmcriticus en een aspirant-filmregisseur aan een zomerva-kantie. De vrienden gingen zich er te buiten aan zuipen, liegen, pathetische dromen, toogfilosofie en de jacht op de vrouwen.

Troef: Hong Sangsoo brengt net als zijn landgenoten een Koreaanse steractrice in stelling. Moon So-ri is eigenlijk een van Lee Chang-dongs favorieten. Venetië gaf haar een prijs voor haar vertolking van een spastisch meisje in Oasis.

De ex-minister: Lee Chang-dong

Wapenfeiten: Lee Chang-dong (°1954) kon niet mopperen over het respect dat hij kreeg als scenarist of over het succes van zijn sociaal-realistische romans. Hele dagen aan de schrijftafel zitten, vond hij echter wat saai, en dus begon hij zijn eigen scenario’s te verfilmen. In zijn debuut Green Fish (1997) herken je de structuur van de gangsterfilm en het melodrama, maar voor gestileerd geweld of aangezette emoties zijn we bij deze Koreaan aan het verkeerde adres. Hij verkiest indringende karakterstudies met kritiek en bedenkingen bij de teloorgang van natuur, traditie en gezin als de prijs die de Koreaanse maatschappij betaalt voor de modernisering. Het Koreaanse publiek wist zijn socio-politieke allegorie Peppermint Candy (2000) in ieder geval te waarderen. Zijn derde film, Oasis (2002), toont hoe een simpele jongen na een aanranding een relatie begint met een door hersenverlamming geveld meisje naar wie niemand omkijkt en won zeven prijzen op het filmfestival van Venetië. In het geleidelijk van toon veranderende Secret Sunshine (2007) worden grote thema’s als vergiffenis, verlossing, geloof, liefde, noodlot en schuld aangeraakt aan de hand van het verhaal van een dappere moeder die tot tweemaal toe hard door het noodlot wordt getroffen en daarop extreem reageert.

Weetje: Na Oasis was Lee anderhalf jaar minister van Cultuur en Toerisme. Schrijven en filmen vindt hij echter boeiender dan decreetvoorbereidende vergaderingen.

Dingt naar de Gouden Palm met: Poëzie! Poetry doet het verhaal van een excentrieke oma die houdt van hoeden met bloemen en kleurrijke kleren. De cursus poëzie die ze in het cultureel centrum volgt, verandert haar leven ingrijpend. Het voelt alsof ze met nieuwe ogen naar de wereld kijkt. Het noodlot herinnert haar eraan dat het leven niet altijd over rozen gaat. ‘Ik wil de betekenisvolle en mooie dingen die we niet zien met onze ogen en die door de sociale staat van deze tijd aan het verdwijnen zijn, met het publiek delen’, zegt Lee.

Troef: Acteursregisseur Lee kon de 65-jarige legende Yoon Jeong-hee overtuigen om na vijftien jaar pauze opnieuw haar plaats voor de camera in te nemen. Yoon Jeong-hee was lang een van de bekendste en populairste Koreaanse actrices en heeft ruim driehonderd films op haar palmares.

Door Niels Ruëll

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content