Dat heet dan geweldig zijn! Nauwelijks anderhalf jaar na hun verbluffende debuut hebben de Schotten van Franz Ferdinand alweer een nieuwe plaat klaar, die zo mogelijk nóg beter is dan zijn voorganger. Een gesprek over Mary Poppins, blowjobs en gangbangs. ‘Muzikanten die janken over de tol van de roem: ik word daar echt misselijk van.’

‘YOU COULD HAVE IT SO MUCH BETTER…’

UIT OP 3/10 BIJ DOMINO RECORDS IN CONCERT 27/10, BRABANTHAL (LEUVEN)

Het toonaangevende Britse muziekblad Q Magazine heeft deze maand twee covers: een met de Rolling Stones en een andere met Franz Ferdinand. Het zegt iets over de ‘Franz frenzy’ aan de overkant van Het Kanaal – zélfs op pensioengerechtigde leeftijd hebben Mick Jagger & Co doorgaans weinig last van concurrentie.

Zeggen dat Franz Ferdinand het voorbije anderhalf jaar niet slecht geboerd heeft, is als stellen dat in New Orleans drie weken geleden een paar kelders zijn ondergelopen. Hun titelloze debuut ging wereldwijd niet alleen vier miljoen keer over de toonbank, er waren ook complimentjes van werkelijk álle groten der aarde – van Paul McCartney over Lou Reed tot David Bowie, Bono, Brad Pitt en Madonna, die zich zelfs door het viertal liet inspireren voor haar nieuwe plaat.

Morrissey nam Franz Ferdinand mee op tournee, en vertelde aan al wie het horen wilde dat ze ‘het’ hadden. Chris Martin van Coldplay noemde hen ‘angstwekkend goed’ en allerlei hippe producers krabden elkaar de ogen uit om hun songs te mogen remixen. Bij hoge uitzondering wilden zélfs Amerikaanse hiphoppers eens diep onder de indruk zijn van een blanke rockgroep – Kanye West had het over ‘een groot voorbeeld’ en Snoop Dogg maakte een explicit version van Take Me Out ( ‘You say you don’t know/ I say fuck a who’). Dior-ontwerper Hedi Slimane vroeg Franz Ferdinand als uithangbord voor zijn boy chic – betalende klanten: David Bowie, Beck en Elton John. De Britse krant The Guardian bombardeerde hen een week lang tot hoofdredacteurs en gaf zanger Alex Kapranos een vaste column. Sterker nog: de Schotse overheid inviteerde hem voor de prestigieuze Edinburgh Lectures – vorige gastsprekers: Michael Gorbatsjov en Stephen Hawking, genie van de moderne astronomie.

Te goed om waar te zijn? Het wordt alleen maar beter! Tot begin vorig jaar kende niémand Franz Ferdinand, of het waren de invités van hun illegale feestjes in The Chateau in Glasgow, een kraakpand annex art deco-gevangenis uit de negentiende eeuw. Zanger Alex Kapranos had al in een stuk of wat groepjes gezeten, maar bassist Bob Hardy begon pas muziek te maken toen hij van Kapranos een bas cadeau had gekregen met de boodschap er ‘iets nuttigs’ mee te doen. Gitarist Nick McCarthy was oorspronkelijk pianist en vervoegde de groep na een vechtpartij om een fles wodka. En drummer Paul Thomson wilde alleen maar drummen ‘als hij niet te ver achter de rest van de groep zou zitten’. Met zo’n voorgeschiedenis in geen tijd al het voorgaande voor elkaar krijgen: faut le faire.

Ook straf: terwijl de wereld nog volop aan het bekomen was van debuut Franz Ferdinand, nam de groep na een slopende wereldtournee meteen een tweede plaat op, You Could Have It So Much Better… Gitarist Nick McCarthy slaagde er zelfs in om tussen de bedrijven door ook nog te trouwen én op huwelijksreis te vertrekken – hij laat zich excuseren wanneer we de groep ontmoeten in een duur Parijs hotel.

‘Want some coffee?’, wil Alex Kapranos bij wijze van begroeting weten. Hell, ze zijn nog sympathiek ook.

‘You Could Have It So Much Better…’ komt er nauwelijks anderhalf jaar na jullie debuut, en amper zes maand na jullie wereldtournee. Horen tweede platen geen moeilijke bevallingen te zijn? Uitputtingsslagen?

Alex Kapranos: Zou best kunnen, maar aan dat soort dingen doen wij niet mee. Niemand had zin om langer dan een jaar te touren met de eerste plaat. We wilden vooruit: nieuwe songs opnemen, voor we de oude kotsbeu waren. We kunnen ons alle vier heel slecht concentreren. Het is niks voor ons om elke avond dezelfde twaalf songs te spelen, of eeuwen in een studio te zitten. We hebben constant nieuwe prikkels nodig, het moet vooruitgaan.

Bob Hardy: Tegenwoordig is anderhalf jaar snel, maar dat is niet altijd zo geweest. In de sixties maakten de meeste groepen één plaat per jaar, en soms zelfs twee. Kijk naar The Beatles: Help! en Rubber Soul werden allebei in hetzelfde jaar opgenomen én uitgebracht. Wij willen die traditie in ere herstellen. Een eerste plaat in 2004, een tweede in 2006: dat hadden we onszelf nooit vergeven.

Kapranos: Soms was het kunst- en vliegwerk, maar dat namen we er graag bij. We zijn alle vier nogal lastminute-types. Niemand van ons heeft zijn huiswerk ooit niét op de bus gemaakt.

Voor de opnames kochten jullie een huis in Dumfriesshire, op het Schotse platteland. Idyllische plaats?

Kapranos: Niet echt, nee. ’t Is een heel gewoon huis met vier slaapkamers – één voor elk van ons. Na onze tour hadden we geen zin om onszelf in een studio op te sluiten. We wilden in dezelfde omstandigheden werken als bij de eerste plaat: de hele nacht opblijven, veel drinken en songs schrijven. Deze keer leek het ons wel verstandiger om uit Glasgow weg te gaan. Te veel feestjes en andere verlokkingen.

Hardy: (Producer) Rich (Costey) had het wel wat moeilijk met de afzondering, denk ik. Hij liet een koffer vol persoonlijke spulletjes overkomen om het huis in te richten en de tijd te doden. Gekleurde lampen, kandelaars, een bal – helaas voor hem houdt niemand van ons echt van sport.

Ik hoorde een halfuur geleden pas voor het eerst een ruwe mix van een achttal songs, maar één ding viel onmiddellijk op: alle eigennamen zijn verdwenen. Geen ‘Jacqueline’ of ‘Michael’ meer, alleen nog ‘friends’ en ‘people’.

Kapranos: (Knikt) Toen mijn teksten klaar waren, heb ik er alle vrienden en kennissen uitgehaald. Het is te zeggen: ze zitten er nog wel in, maar ik noem ze niet meer bij naam. Niet dat ik klachten heb gekregen, hoor. Zowel Jacqueline als Michael waren heel erg opgetogen over ‘hun’ songs. Maar ik ben voorzichtiger geworden. Ik zou niet willen dat iemand zich gekrenkt of gekwetst voelt door een tekst. De meeste personages zijn nu ook samenvattingen van meerdere mensen. Een anekdote van persoon X, een karaktertrek van persoon Y, een uitspraak van persoon Z – niemand wordt persoonlijk geviseerd. Alleen Hitler, Stalin, Mao en Caesar worden bij naam en toenaam genoemd.

Tijdens het luisteren vielen me een paar zinnen op. In de single ‘Do You Want To’: ‘Your famous friend, I blew him before you.’ ‘Blew’ in de betekenis van: ‘gave a blowjob’?

Kapranos: Jawel , maar meer details kan ik niet geven. Dat zou niet echt beleefd zijn en op zijn minst twee mensen zouden me dan willen vermoorden. (lacht) Ik schreef de tekst van Do You Want To eind vorig jaar, na een feestje in Glasgow. Iedereen had de hele avond vanalles in mijn oor staan roepen, en toen ik thuiskwam maakte ik daar een collage van. ‘I gonna make somebody love me’, ‘You’re so lucky lucky lucky’, ‘Your famous friend etcetera’… Allemaal uitspraken die écht zijn gedaan, door nuchtere en minder nuchtere mensen.

Twee andere zinnen: ‘Don’t ever judge us or we’re all damned’ en ‘What’s wrong with a little destruction?’ – allebei uit ‘The Fallen’.

Kapranos:The Fallen is de enige song die wél over één bepaalde persoon gaat: een vage kennis die me kwam vragen of ik op zijn gezicht wou slaan. Lang verhaal.

We hebben tijd.

Kapranos: Ik was op een feestje en een van de aanwezigen – een muzikant – had het in zijn hoofd gehaald dat hij ’s anderendaags met een blauw oog wilde optreden. Een paar mensen hadden hem al geslagen, maar blijkbaar was mijn ‘bijdrage’ er te veel aan. Zijn wenkbrauw scheurde en zijn hele gezicht zat onder het bloed – precies die scène uit Raging Bull, met Robert De Niro. Uit schuldgevoel bracht ik hem naar de spoedgevallen, maar daar ontstond een écht gevecht. De verplegers wilden de politie bellen, omdat ze dachten dat we onder invloed waren. Uiteindelijk gingen we samen met hén op de vuist – it got quite ugly. (lacht)

Muzikaal lieten jullie je naar verluidt inspireren door Captain Beefheart, George Harrison en Kanye West. Niet bepaald artiesten die je onmiddellijk met Franz Ferdinand zou associëren.

Kapranos: Vind je dat vreemd? Ik zou het veel vreemder vinden mochten we naar groepen luisteren die wél dicht bij ons staan. Het laatste wat ik tijdens opnames wil horen, is blanke gitaarrock. Dan luister ik liever naar hiphop of zware R&B – Lil’ Jon, Kanye West en Snoop Dogg. Het risico dat je van zulke mensen ideeën gaat stelen, is veel minder groot. Je kunt je hooguit afvragen: ‘Hoe zouden wij – vier graatmagere Schotten – dezelfde energie in onze muziek kunnen stoppen?’ Maar we gaan natuurlijk nooit een hiphopplaat maken.

Paul Thomson: Bij Franz Ferdinand is de regel altijd geweest: ‘Sta open voor alles, dan klink je als niemand anders.’ Een hiphopplaat kan een inspiratiebron zijn voor een song, maar evengoed een boek, een kunstwerk of een aflevering van Curb Your Enthusiasm.

In dat geval: wat was de vreemdste niet-muzikale invloed op ‘You Could Have It So Much Better…’?

Kapranos: Mary Poppins! (lacht) Herinner je je die scènes waarin ze met haar vingers knipt, en alles automatisch in de kasten vliegt? Daar hebben we het vaak over gehad toen we songs aan het schrijven waren. Het mooie aan Mary Poppins is dat je je als kijker niet zit af te vragen: ‘Welke special effects hebben ze daarvoor gebruikt?’ Je bent gewoon zodanig verbluft dat je alleen maar kan denken: ‘ Cool! Meer van dat!’ Voor onze nieuwe songs wilden we dat ook: split seconds waarin alles veranderde, zonder dat iemand zou denken: ‘ That’s clever! Hoe hebben ze dát voor elkaar gekregen?’ Do You Want To is daar een goed voorbeeld van: eigenlijk zijn dat drie songs, samengeperst in drie minuten. We hebben dagen zitten knoeien tot alles in zijn plooi viel, maar toch klinkt het heel natuurlijk. Het Mary Poppins-effect!

Hardy: Misschien is dat wel de definitie van goede popmuziek, of zelfs van goede kunst in het algemeen. Er is hard over nagedacht en stevig aan gewerkt, maar daar merk je niks van. Het voelt allemaal heel vanzelfsprekend aan.

Vorig jaar liet NME jullie eerste plaat, ‘Franz Ferdinand’, analyseren door een vooraanstaande professor literatuur. Iets van opgestoken?

Kapranos: Bedroevend weinig, eigenlijk. Hij bleef nogal vaag: ‘veel herhalingen’, ‘een paar sterke metaforen’, ‘weinig rijm’… Hij merkte zelfs niet dat ik af en toe binnenrijmen had gebruikt. Op internet hebben wél een paar grappige interpretaties de ronde gedaan. Iemand schreef dat Take Me Out over de aanslag op de échte Franz Ferdinand ging. Toen hij zag dat zijn vrouw Sofia dood naast hem lag, smeekte hij God om te mogen sterven – vandaar: ‘Take me out’. (lacht)

‘Franz Ferdinand’ katapulteerde jullie récht de mainstream in. Geen last gekregen met jullie achterban? In undergroundkringen heerst nogal wat snobisme. Groepen met meer dan dertig fans zijn ‘verraders’.

Kapranos: Weinig van gemerkt. Misschien hebben wel een paar fans van het eerste uur afgehaakt, maar die zijn het ons niet komen vertellen. We hebben onze ambitie om groot te worden ook nooit onder stoelen of banken gestoken. Ik heb altijd al gezegd dat ik niks belachelijker vond dan groepen die met alle geweld ondergronds willen blijven. Zo kennen we er véél, hoor: muzikanten die al hun talent vergooien, uit schrik om hun indie credibility te verliezen. Van die artistiekerige types die alleen maar uit zijn op: (geaffecteerd toontje) ‘You guys are so interesting!’ Tragisch.

Paul Thomson: Een platencontract is niet per definitie een pact met de duivel, hé? Er zijn platenmaatschappijen die vragen om je ziel te verkopen, maar daar bestaat een heel simpele oplossing voor – weigeren. Wij werken alleen met mensen die we honderd procent vertrouwen. We hebben ons lot nog altijd in eigen handen. We kunnen te allen tijde zeggen: ‘Sorry, maar dat doen we niét.’

Jullie hebben niet het gevoel dat jullie tegenwoordig meer op jullie hoede moeten zijn?

Kapranos: Niet echt, nee. Klootzakken en lullen vind je overal, zowel in de mainstream als in de underground. Beide wereldjes zijn identiek, in het eerste loopt er alleen iets meer volk rond. Toen we nog in The Chateau speelden, leerden we ze allemaal al kennen. De losers, de freaks, de betweters, de praatjesmakers There’s people full of bullshit everywhere. Zelfs toen we nog klotejobs deden, kregen we ermee te maken. Eigenlijk verschilt de showbizz niet zo gek veel van de ‘gewone’ wereld. Er gaat meer geld in om en de ego’s zijn wat groter, maar dat is het zowat .

Moby – net als jullie een artiest met een indie-achtergrond – laat zich wel eens ontvallen dat roem het ergste is wat een mens kan overkomen. Terecht?

Kapranos: Ab-so-luut niet. Niet weten hoe je je huur gaat betalen: dát is erg. Of voor een hongerloon toiletten kuisen, omdat je ergens van moet leven. In vergelijking daarmee is dit gewoon fantastisch. Ik heb onlangs nog foto’s zitten bekijken van vorig jaar, en overal staan we met een gigantische grijns op. We zien eruit als een bende complete idioten, but fuckin’ happy idiots. En terecht! We mogen doen wat we het liefste doen, we worden belachelijk goed betaald, krijgen overal een voorkeursbehandeling. Zelfs als er een keerzijde zou zijn, zou ik het obsceen vinden om daarover te klagen. Muzikanten die janken dat ze aangeklampt worden op straat: ik word daar echt misselijk van. Get a reality check, for God’s sake. Don’t be a dick.

Zelfs niet als rioolbladen paparazzi op je afsturen? Of als ze je geboortecertificaat afdrukken, zoals jou onlangs overkwam?

Kapranos: Zélfs dan niet. Als zulke dingen gebeuren, probeer ik daar gewoon de humor van in te zien. Roddels zijn er altijd al geweest, ook in onze begindagen. Minder dan nu, maar ze waren er wel. Er werd bijvoorbeeld verteld dat we in de Chateau aan gangbangs deden met een vriendin – Tracey. Ik zeg niet dat je dat soort dingen moet voeden, maar je kunt er maar beter om lachen. Ga op een podium staan en er wordt een karikatuur van je gemaakt. Dat hoort er gewoon bij, of je het nu leuk vindt of niet.

Op welk moment voelden jullie je totnogtoe het méést karikaturen?

Kapranos: Toen voor een televisieshow in Frankrijk twee kleedkamers waren voorzien. Een voor Franz Ferdinand en een voor ‘zijn band’. Bij onze eerste interviews hadden we dat ook af en toe. Journalisten die binnenkwamen en vroegen: ‘So, which one of you is Franz?’(lacht)

Hardy: Voor mij was het meest absurde een optreden in Glasgow. Na het concert werden we naar een tent gebracht om handtekeningen uit te delen. Zag ik allemaal kennissen en vrienden in de rij staan.

Kapranos: Ik heb eens iemand mijn handtekening zien verkopen terwijl ik erbij stond. ‘Franz Ferdinand autograph! Five Pounds!’En een tijdje geleden zei iemand die ik van haar nog pluimen kende: ‘Jij bent een ongelooflijke wanker.’ Maar ergens vind ik het een voorrecht om dat soort dingen te mogen meemaken. Je leert iets over de menselijke natuur, je gaat dingen anders bekijken.

Zoals?

Kapranos: Collega-muzikanten! Over sommige mensen heb je een heel uitgesproken idee, alleen al door wat anderen je vertellen. Maar als je ze dan in het echt tegenkomt, blijken ze helemaal anders dan je had verwacht. Morrissey, bijvoorbeeld: ongelooflijk aardige man. Lou Reed: idem, totaal niet de rotzak waarvoor hij zo vaak wordt versleten. Toen we hoofdredacteur mochten spelen bij The Guardian, hebben we daar een artikel over besteld: rock-‘n-rollmythes en indianenverhalen. Heel grappig: over The Sex Pistols werd blijkbaar verteld dat ze op hun publiek plasten. (lacht)

Opvallend: de jongste lichting Britse groepen doet er alles aan om zo normaal mogelijk over te komen. Kaiser Chiefs, Bloc Party, jullie…

Kapranos: We zien onszelf niet als celebrities, dat klopt. Eerder als gewone mensen die de kans krijgen om buitengewone dingen te doen. Nothing to go all wild or mythic about.

Uit bescheidenheid? Of omdat de Britse ‘verwaandheid’ uit de mode is?

Kapranos: Gewoon uit realiteitszin, vrees ik. Ik vertrouw geen mensen die constant roepen hoe uitzonderlijk ze zijn. ‘Die hebben iets te verbergen’, denk ik dan. ‘Een saai leven of een gebrek aan talent, wellicht beide.’ Roem is ook veel van zijn sex-appeal verloren, hé. Er is ongelooflijk veel inflatie. Vroeger moest je ergens verschrikkelijk goed in zijn om beroemd te worden. Voetballen, acteren, liedjes maken… Maar sinds de opkomst van reality-tv krijgt iederéén zijn fifteen minutes of fame, de grootste randdebielen eerst.

Hardy: In Londen nam iemand ons onlangs mee naar een VIP-feestje. Al die pseudo-sterretjes die daar om het interessantst stonden te wezen: om van te kotsen! Uit pure miserie zijn we ons in een hoekje gaan bezatten. Een grote schijnwereld: dat is het. Een parallel universum , full of fluf. Maar op een dag stort dat hele wereldje in, daar ben ik van overtuigd. What goes up, must come down. Er staan de psychiaters in Engeland nog gouden tijden te wachten. (lacht)

Rockfilosoof John Harris omschreef jullie vorig jaar in een column als ’terrifyingly well adjusted’. Te braaf, te beleefd, te bourgeois en vooral: te weinig rebels voor rock-‘n-roll.

Kapranos: Heb je dat gelezen? Ik kan best tegen kritiek, maar wat voor een hoop onzin was dat! Hij vergeleek ons dankwoord voor de Mercury Prize zelfs met een toespraak van Tony Blair! Whatever! En dan het slot van zijn column! ‘Het grote probleem is dat Engeland veel te gezellig en te welvarend is geworden. In Zwitserland wordt óók geen goede muziek gemaakt.’ Dat iemand zoiets zelfs maar durft te denken! Moeten we onszelf dan maar een nieuwe economische crisis wensen? Zodat de muziek weer wat kwader wordt? Bespottelijk!

Jullie vinden jezelf niet ’te braaf’ en ’te beleefd’?

Kapranos:(geïrriteerd) Natuurlijk niet! Wat betekent dat ook? Dat we te weinig andere groepen beledigen in NME? Sorry hoor, maar daar doen we niet aan mee. Slagging off other bands is weak! Stijlloos en kinderachtig – alleen groepen die zélf niks te vertellen hebben, houden zich daarmee bezig. ‘Te bourgeois’, nog zo’n dooddoener! Moet ik nu zeggen dat ik in een kraakpand heb gewoond? Héb ik ook gedaan, as a matter of fact. Alleen ben ik er niet van overtuigd dat ik toen minder braaf was dan nu. (Denkt na) Weet je wat het is? Mensen als John Harris verwarren rebellie met punk. Terwijl: is er na de jaren ’70 nog échte punk gemaakt? The Buzzcocks waren voor mij de laatste oprechte punkgroep. Naïef ontevreden met de maatschappij. Daarna is het allemaal verwaterd, zeker met groepen als The Exploited. Zij hebben van het punk- idee een karikatuur gemaakt . Schijnrebellie voor tieners die niet beter wisten.

Wat is voor jou dan échte rebellie?

Kapranos: Gewoon: je eigen ding doen, los van alles en iedereen. Toen wij onze eerste plaat uitbrachten, klonk er niemand zoals wij. En dat zeg ik niét om mezelf op de borst te kloppen. Ik stel alleen maar vast.

Intussen hebben jullie concurrentie gekregen, maar vreemd genoeg lijken jullie dat te stimuleren. Bloc Party kreeg op jullie voorspraak een platencontract én jullie hielpen Kaiser Chiefs aan een management.

Kapranos: Hand op het hart: wij denken niet in termen van concurrentie. De eerste, de grootste, de beste: dat telt niet in muziek, alleen in sport. Als Bloc Party of Kaiser Chiefs geweldige platen maken, zijn we daar verschrikkelijk blij om. En als we hen daar op de een of andere manier bij kunnen helpen: graag! Het betekent niet dat wij geen goede platen meer kunnen maken, toch?

Het klopt dus wat ik onlangs over jullie las? ‘Fame hasn’t ruined them… yet.’

Kapranos:(lacht) Sorry, te druk bezig met andere dingen! Maar we maken er binnenkort werk van, beloofd! Je hoort nog van ons!

Door Wouter Van Driessche

‘Ga op een podium staan en er wordt een karikatuur van je gemaakt. Dat hoort er gewoon bij, of je het nu leuk vindt of niet.’

‘Roem is veel van zijn sex-appeal verloren. Reality-tv heeft voor een ongelooflijke inflatie gezorgd.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content