Het moet niet altijd Hollywood zijn: de serie ‘Bandes Originales’ offreert een schitterend eerherstel van de Franse soundtrack.

Kunt u zich, behalve het nuttigen van een pastis op een zonovergoten terrasje of een partijtje petanque in de Provence, iets voorstellen dat Franser is dan een melancholisch accordeonmotiefje van Georges Delerue? Die intussen overleden reus figureert uitgebreid in de nog altijd groeiende verzameling Bandes Originales de Films (met intussen al meer dan dertig digipack-cd’s, de originele muziek remastered 24 bits), een reis door de Franse filmmuziek van de jaren zestig tot de jaren tachtig. Een van de troeven van deze unieke collectie is dat ze de samenwerkingsverbanden tussen regisseurs en hun vaste componist extra beklemtoont. Zo is de geraffineerde muziek van Pierre Jansen al even onlosmakelijk verbonden met de films van Claude Chabrol als die van Bernard Herrmann met Alfred Hitchcock.

Voor wie zweert bij Hollywoodcomponisten, zorgt het beluisteren van de serie gegarandeerd voor revelaties. Philippe Sarde bijvoorbeeld, een man die zo productief is dat hij de huiscomponist is (geweest) voor een groot aantal Franse regisseurs: Bertrand Blier, Pierre-Granier Deferre, Alain Corneau, Bertrand Tavernier maar vooral toch Claude Sautet. Waarbij dan telkens weer zijn veelzijdigheid opvalt. Is er één genre dat deze man niet beheerst? Hoewel klassiek geschoold, is hij duidelijk ook een jazzliefhebber, zoals hij bewijst met zijn score voor Georges Lautners Mort d’un pourri, waarin de door hem geschreven thema’s gespeeld worden door saxofonist Stan Getz. Hij voelt zich bijzonder thuis in de negentiende eeuw, getuige zijn score voor Tess, waarin hij gebruik maakt van bestaande Engelse volksmuziek uit de tijd van Thomas Hardy, en zijn composities voor accordeon en strijkorkest bij de chansons geschreven door Jean-Roger Caussimon voor Le juge et l’assassin van Tavernier. Maar ook voor films die in het heden spelen, weet hij de valkuilen (niets is zo snel passé als de mode van gisteren) iedere keer weer te ontwijken. Denk maar aan zijn weemoedige scores voor Sautet, wiens kronieken van het wel en wee van de Franse classe moyenne hij van ingetogen pakkende thema’s voorziet. Zijn veelzijdigheid is wellicht ook de reden waarom Sarde nooit buiten het vak de naambekendheid kreeg van een Francis Lai of een Michel Legrand. Wie bij het grote publiek echt wil scoren, pint zich beter vast op één bepaald genre.

Het boekje bij de fraai uitgegeven cd’s gaat telkens dieper in op het werk van de componist in kwestie of zijn band met een favoriet regisseur. Daaruit blijkt soms dat componisten toch een raar volkje zijn. Zo klagen ze terecht steen en been dat cineasten vaak hun werk om zeep helpen, door hun composities te verknippen, naar de achtergrond te mixen of op de verkeerde scènes te plakken. Maar dan krijg je een Antoine Duhamel (enkele jaartjes geleden nog te gast op het Filmfestival van Gent), die er echt geen graten in zag dat Jean-Luc Godard ten behoeve van de fragmentarische opbouw van Pierrot le fou zijn composities in de stijl van Schumann aan flarden scheurde.

Het ontbreekt de serie ook niet aan rariteiten (de muziek van Michel Polnareff voor La folie des grandeurs) en voor volledigheidsmaniakken is er zelfs l’intégrale van de filmmuziek van Serge Gainsbourg (een box met drie schijfjes), waarin de seventies-kitsch (nauwelijks gezongen teksten, veel ritmische achtergronden en voorzichtige disco) zwaar doorweegt. Het grote dilemma bij deze reeks – en dat zal soundtrackfanaten wel vertrouwd in de oren klinken – is dat de muziek vaak beter is dan de bijhorende film. Het is dus echt niet nodig om na het beluisteren van de hemelse muziek van Delerue bij Le cinéma de Philippe de Broca meteen naar de dvd-winkel te hollen.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content