Vanaf deze week trekken stand-up comedians Bert Kruismans, Nigel Williams en Raf Coppens door Vlaanderen met de show ‘Comedy All Stars’. Een uitstekende gelegenheid, zo vonden wij, om hen uit te vragen over hun grote voorbeelden. ‘Ik ben komiek geworden uit pure miserie.’ Door Stefaan Werbrouck

‘COMEDY ALL STARS’ in première op 6/5, CC Palethe, Overpelt. Daarna op tournee door Vlaanderen. Info en speellijst: www.garifuna.be

Nigel Williams H Bill Hicks

Als humor een wapen is, dan was de Amerikaanse Bill Hicks (1961 û 1994) een atoombom. Met zijn vlijmscherpe tirades tegen anti-rokers (een van zijn favoriete grappen was dat hij er per dag niet twee pakjes maar twee aanstekers doorjoeg), de Amerikaanse moral majority en de politiek werd hij de schrik van rechts Amerika (en ook van de eerste rijen in zijn publiek). Hicks stierf aan kanker toen hij pas 32 was, maar ruim tien jaar na zijn dood is hij hipper dan ooit, ook omdat er sindsdien geen enkele komiek van zijn niveau is geweest.

Heb je Bill Hicks nog bezig gezien voor zijn dood?

Neen, eigenlijk heb ik hem toevallig leren kennen. Vlak nadat hij gestorven was, ging ik op vakantie in Groot-Brittannië, en toen had iedereen het over hem. Daarom ben ik een tape van hem gaan halen. Ik was onmiddellijk verkocht.

Wat sprak je dan zo aan?

Zijn moed. Hoe hij de gevestigde orde in de VS durfde aan te pakken, dat was ongezien. Hij is zelfs ooit gecensureerd: een van zijn routines voor The Letterman Show – tegen de pro life-beweging – durfden ze niet uitzenden. Om het met Star Trek te zeggen: ‘ He dares to go where no man has gone before.’

Een ander voorbeeld van jou is Lenny Bruce, nog zo’n Amerikaanse komiek die de hypocrisie in de VS aanviel. Dat rebelse spreekt je blijkbaar aan.

Absoluut, ook omdat zowel Bruce als Hicks het zichzelf veel gemakkelijker hadden kunnen maken. Dat is voor mij de kern van humor: zeggen wat in je hoofd zit, ongeacht de gevolgen. Ik geef workshops stand-up comedy en daar komen telkens ik weet niet hoeveel mensen die zich eerst afvragen: ‘Waar gaan de mensen mee lachen?’ Maar je moet vanuit jezelf vertrekken. Mijn grappen over godsdienst worden mij in Vlaanderen ook niet altijd in dank afgenomen, maar dat trek ik mij niet aan, want ik zit daar al mee sinds mijn geboorte. Ik ben opgevoed met een immens schuldgevoel over de dood van Christus – alsof ik hem persoonlijk vermoord heb – en daarom speelt godsdienst bij mij zo’n belangrijke rol. Ik heb graag komieken met een standpunt, die ergens in geloven en dat ook uitstralen.

Hicks was één brok woede op het podium. Ik las ergens dat jij ook een driftig kereltje bent.

Woede is een van mijn drijfveren. Ik ben klein – 1 meter 68 – en ik ben opgegroeid in een vrij marginale, Ken Loach-achtige wijk, dus om mezelf te verdedigen moest ik heel verbaal zijn. Niet dat ik daardoor geaccepteerd werd: hoeveel lawaai ik ook maakte, de reactie was altijd, ‘Ha, de kleine is weer aan het brullen.’ Dat maakt je kwaad, hé. Daarnaast word ik ook razend als ik onrecht zie. Als ik in mijn buurt in Antwerpen een politieagent aan een migrant zijn pas zie vragen, dan loop ik ernaar toe en zeg: ‘Wil je mijn pas ook zien?’ Ik kan daar echt niet tegen.

Maar bij Hicks heb je vaak het gevoel dat hij helemaal loos gaat.

Als je op een podium staat en je laat je duivels los, dan weet je niet waar het eindigt. Ik herinner me dat ik ooit in de Bourla stond en dat ik plotseling begon te schelden op die kinderen van Spring, ‘die ergerlijke klootzakken, stomme Steiner-gasten met hun cultureel correcte opvoeding’. (lacht) Na de voorstelling kwamen er echt mensen op mij af: ‘Wat was dat allemaal?’

Dat zelfdestructieve van een Hicks, zit dat dan ook een beetje in jou?

Kan het anders? Als comedian word je heel cynisch. Tegenwoordig staat alles mij tegen. Als ik mensen met een GPS-systeem zie in fucking België, dan erger ik mij daar dood aan. Hoe kun je hier nu verkeerd rijden? En zo is het met alles. Ik kan niet meer naar een huwelijksfeest zonder te denken: Wat vind ik hier nu zo belachelijk? Ik word zo moe van mezelf.

Raf Coppens H Buster Keaton

Joseph Frank Keaton (1895 û 1966, Buster is een bijnaam die hij kreeg van zijn grootvader Harry Houdini) was pas vijf toen hij met zijn ouders in het circus optrad. Zijn act: ‘The Little Boy Who Can’t Be Damaged’, waarbij zijn vader – meestal zo dronken als een paard – hem tot groot jolijt van het publiek de hele tent doorgooide. Daar leerde Keaton dat hoe serieuzer hij zelf bleef, hoe meer de mensen lachten, en die uitdrukkingloze blik (die hem de bijnaam The Great Stone Face opleverde) werd later zijn handelsmerk. In de jaren twintig vestigde hij met tientallen stomme films (de bekendste zijn Steamboat Bill, Jr. en The General) zijn reputatie als een van de grootste komische genieën uit de filmgeschiedenis.

Een stand-up comedian die een legende uit de stomme film kiest. Grappig.

Ja, Buster Keaton is visuele humor. Maar ik hou gewoon van zijn onverstoorbare mimiek.

Ik dacht het al: je lijkt wel wat op hem hé?

Patrick De Witte zei me een aantal jaren geleden: ‘Raf, jij bent echt de Vlaamse Buster Keaton. Je hebt datzelfde onbeweeglijke gezicht.’ Andere mensen zeggen mij dat ook, dat ik op hem gelijk. Buster Keaton heeft dat expressieloze gelaat echt uitgevonden hé, hij was de eerste die inzag dat iets grappiger is als je er zelf onbewogen bij blijft. Dat heb ik van hem geleerd: dat bij comedy het non-verbale, je lichaamshouding en je mimiek, even belangrijk is – zo niet belangrijker – dan wat je zegt. ‘Een komiek doet plezierige dingen, een goede komiek doet dingen plezierig’, is een van zijn uitspraken. Dat is er helemaal op.

Als critici hem zeiden dat zijn films kunst waren, dan antwoordde Keaton doorgaans: ‘Ik wil mensen gewoon aan het lachen brengen.’ Kun je daar inkomen?

Zeker, als je een boodschap in je comedy steekt, dan ligt dat wel goed bij de critici, maar die beseffen niet dat dat eigenlijk gemakkelijk is. ‘Kunst’ maken is eenvoudig, het is veel moeilijker om een goeie grap te vertellen. Je moet de mensen vermaken zonder dat ze het in de gaten hebben. Ik doe gewoon mijn ding, ik ben er niet mee bezig of mijn comedy kunst is. Nu, ik heb ook niet de pretentie om het kunst te noemen, zeker niet in vergelijking met Buster Keaton. (lacht)

Veel van de scènes uit Keatons films zijn eigenlijk ontstaan uit improvisatie.

Echt? Dat is fantastisch. Ik vraag me dat eigenlijk af, hoe ver je daarin kunt gaan. Soms levert dat iets magisch op, maar even vaak ga je plat op je bek. Al dat improvisatiegedoe in Vlaanderen wordt trouwens geweldig overschat: die mensen scoren gewoon met materiaal dat ze al twintig keer eerder hebben gedaan. Voor de vuist weg reageren op wat er uit het publiek komt, dat gebeurt gewoon niet. Ik ben daar niet zo goed in. Chaos gaat me niet af, ik kan me daarin niet laten gaan.

Als je Buster Keaton een vraag zou kunnen stellen, wat zou dat dan zijn?

Niets. Ik had hem gewoon graag eens bezig gezien, daar steek je nog het meest van op. Een echte artiest kan niet uitleggen hoe iets in elkaar zit. Toen ik begin jaren ’90 begon, ben ik ook eerst andere komieken gaan bekijken: Kamagurka, Frank Dingenen, Geert Hoste, Jacques Vermeire zelfs. Wie er ook op het podium staat, je kan er iets van leren.

Keaton heeft je er niet toe aangezet om stand-up comedian te worden. Waar kwam dat idee dan vandaan?

Ik heb het altijd in mij gehad om op te treden, maar ik was als acteur en als zanger niet goed genoeg. Dus ben ik maar komiek geworden, uit pure miserie. Maar de nood om te schrijven, sketches te bedenken is er altijd geweest. Ik wou dat eerst nog doen voor andere mensen, maar ik had al snel door dat het beter is om zelf op te treden dan een ander je teksten de nek te laten omwringen. Het is natuurlijk ook een kick om eigen materiaal te brengen. Eigenlijk wil ik zo de geschiedenis ingaan: dat er op het einde van mijn leven tien grappen zijn die de mensen zich nog herinneren.

Bert Kruismans H Hans Teeuwen

Begin jaren negentig sloeg Hans Teeuwen (1967) het Nederlandse cabaret met verstomming, met zijn shows vol waanzinnige monologen en bizarre associaties (binnen één sketch gaat hij gemakkelijk van een kikvorsman naar een satanskind). Teeuwen is ook niet vies van wat controverse: hij beschimpt zijn voorgangers (Freek De Jonge noemt hij consequent ‘de schele dominee’), tiert als een razende tegen zijn publiek en heeft het in zijn shows over incest, moord, verkrachting en racisme – en niet altijd op de meest fijnzinnige manier.

Hoe heb je Hans Teeuwen leren kennen?

Mijn eerste kennismaking was toen ik een show zag op tv. Ik herinner mij dat hij de volledige zaal het Onze Vader liet opzeggen. En net als je dacht: Nu is de grens bereikt, ging hij verder met Weesgegroet Maria! Teeuwen zette alle conventies van het cabaret op de helling. Op het einde van de voorstelling zei hij: ‘Nu gaan jullie allemaal “bis” zitten roepen, maar daar doe ik niet aan mee.’ En toen liep hij weg. De mensen vonden dat geweldig, maar hij kwam wel niet meer terug!

Hans Teeuwen is ook een echte provocateur. Hij was niet voor niets bevriend met de vermoorde Theo Van Gogh. Hoe ver kun je daarin gaan?

Persoonlijk ben ik meer van het principe: stel je bezoekers op hun gemak en verkoop ze dan een tik. Bij Teeuwen krijgen ze soms tien tikken tot ze helemaal murw geslagen zijn en zeggen: ‘Ik ben niet gekomen om tegen mijn kop te krijgen.’

Ik las ergens dat daarom Vlaamse komieken nu zo populair zijn in Nederland: omdat ze al die provocaties een beetje moe zijn.

Ik denk eerder dat het komt doordat cabaret in Nederland een industrie is geworden, met academies die artiesten uitspuwen. Het ziet er mooi uit, maar inhoudelijk is het leeg. In Vlaanderen is er meer gedrevenheid. Er zijn geen scholen, er is zelfs geen scene: de comedians hebben alles al doende geleerd. Het amateurisme is groter, maar wij zijn tenminste geen eenheidsworst. Nu, Hans Teeuwen steekt er in Nederland toch bovenuit, hoor, vooral om de vorm van zijn stukken.

Die lange monologen vol vreemde gedachtekronkels.

Ja, het gaat bij hem echt nergens over. Hij durft iets echt tot in het absurde door te trekken. Toen ik hem de eerste keer op tv bezig zag, dacht ik: Dit zou in Vlaanderen nooit pakken. Maar we zijn met rasse schreden aan het bijbenen, kijk maar naar het succes van iemand als Wim Helsen.

Hans Teeuwen is ongeveer een generatiegenoot van jou. Was er in je jeugd geen komiek waarbij je dacht: Dat wil ik later ook doen?

Niet echt. Stand-up comedy was nooit een plan, ik ben erin gerold. Peter Perceval (theaterregisseur en schrijver; nvdr.) vertelde me dat hij met Vlaamse stand-up comedy wou beginnen en vroeg of ik eens naar de eerste try-outs wou komen kijken. Achteraf vroeg hij wat ik ervan vond en ik zei: ‘Het is rotslecht.’ Waarop hij: ‘Wel, doe het dan zelf’. Twee weken later stond ik op het podium. Ik had voordien wel al een paar presentaties gedaan, voor muziekfestivals en talentenjachten. Ik herinner mij dat op een avond Raf Walschaerts in de jury zat en die zei me: ‘Ik heb me enorm geamuseerd, je moet daar verder in doen.’ En ik dacht: Hoezo verder doen? Wie gaat mij hiervoor betalen? Wie wil mij een halfuur lang op een podium de floeren aap zien uithangen? (lacht) We zijn hier echt van nul moeten beginnen.

Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content