Wonderkind, Altman-kloon, genie, na-aper. Paul Thomas Anderson mag dan nog maar vier langspeelfilms hebben gedraaid, zijn faam is al lang gemaakt. En met het bizarre liefdesverhaal ‘Punch-Drunk Love’ zet hij weer iedereen op het verkeerde been.

punch-drunk Love

Vanaf 19/3 in de bioscoop.

Eén minuut in het gezelschap van Paul Thomas Anderson en je begrijpt waarom zijn films eruitzien zoals ze eruitzien. Hij gedraagt zich alsof hij constant twee vingers in een stopcontact heeft. Dat is zijn natuur. Hij kan niet stilzitten, niet tijdens een interview en ook niet in zijn carrière. Oordeel zelf: hij liet eerst van zich horen met Hard Eight, een broeierige gokthriller die hem meteen frontaal in botsing deed komen met de producerende studio. Als om zijn gelijk te bewijzen, volgde hij dat avontuur op met Boogie Nights, een weelderig en visueel verbluffend ensembleverhaal dat hem prompt bombardeerde tot de nieuwe Altman én de nieuwe Scorsese. Magnolia, opnieuw een uitgebalanceerde ensemblefilm, bevestigde zijn talent en leverde hem bovendien een Gouden Beer op in Berlijn. Maar Anderson zou zichzelf niet zijn als hij zich comfortabel installeerde op de ingeslagen weg. Zijn nieuwe film Punch-Drunk Love staat bijna haaks op alles wat hij totnogtoe heeft gemaakt. Een droog dwaze liefdeshistorie/komedie met Adam Sandler ( Big Daddy, The Waterboy) in de hoofdrol, verder van Boogie Nights kan je moeilijk raken. Maar, zo legt Anderson uit, dat was net de bedoeling. ‘Ik wou mezelf een paar stokken in de wielen steken. Ik wou mezelf bang maken, compleet het tegenovergestelde doen van wat ik totnogtoe had gedaan. Ik zou het stomvervelend vinden om weer iets te maken in de trant van mijn vorige films. Enerzijds wil ik iets maken dat ik zelf zou willen bekijken, anderzijds wil ik ook uitdagingen aangaan. Ik wil te allen prijze de dingen vermijden die ik al te veel heb gedaan.’

Heeft ‘Punch-Drunk Love’ ook veel meer moeite gekost?

Paul Thomas Anderson: Zeker weten. De eerste twee weken op de set waren een verschrikking. We raakten geen stap vooruit. Ik had geen idee welke richting ik uit wou. Het was een ramp. We schoten allemaal goed op met elkaar en de sfeer was er, maar ik wist dat we slechte scènes aan het draaien waren. We vonden de juiste toon maar niet. Uiteindelijk hebben we alles wat we die eerste twee weken hebben gefilmd, gewoon geschrapt. Hoe het komt dat we daarna onze groove vonden, weet ik niet, maar plots vielen alle puzzelstukken op hun plaats. Ik moet er wel aan toevoegen dat ik toch een paar dingen uit die eerste twee weken heb herwerkt. Meestal waren dat dingen die ik 900 keer had herschreven, om daarna te beseffen dat de eerste versie eigenlijk de beste was. (lacht) Maar zo gaat het nu eenmaal. Ofwel twijfel je aan jezelf, ofwel weet je niet goed waar je echt naar op zoek bent, en het gevolg is dat je maar blijft prutsen.

De aanwezigheid en de prestatie van Adam Sandler is een enorme verrassing. Wat bracht je ertoe om het risico met hem te nemen?

Anderson: Hij ziet er ook bijzonder knap uit, vind je niet? (lacht) Ik denk dat ik gewoon beter heb opgelet dan de meeste mensen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de drang moet onderdrukken om kwaad te worden bij dat soort vragen. Ik begrijp dat je Adam Sandlers films dom en onnozel kunt noemen, maar ik ben altijd een grote fan van hem geweest. En daardoor heb ik misschien meer oog gehad voor wat hij precies bijbrengt aan een film. Ik vind dat hij te gemakkelijk wordt weggewuifd. Je moet de reacties van de mensen op straat maar eens peilen, en zeker van kinderen. Voor hen is hij de Beatles. Hij heeft iets magisch over zich, en een bepaalde trots die je niet vaak ziet.

Hij heeft wel vaker een personage gespeeld dat een beetje sullig is en plots agressief kan worden.

Anderson: Dat was net waarom ik hem wou. Hij kan als geen ander kwaad worden. Hij is een geweldige schreeuwer. Niemand doet dat zoals hij. En het is niet alsof ik halverwege aan hem heb gedacht. Ik heb Punch-Drunk Love speciaal voor hem geschreven. Ik had een paar stukken van ideetjes die ik bij elkaar heb gelegd, et voilà. Dat was het begin. Daarna is het script constant veranderd. Ik heb de hele tijd dingen uitgeprobeerd, die soms werkten en soms niet. Maar mijn bedoeling was wel altijd om iets voor hem te maken, iets waarmee we ons allemaal zouden amuseren. Ik wou ook iets maken rond een personage dat de problemen lijkt aan te trekken, een kleine man in het midden van een strontstorm. Dat is een heel ouderwetse techniek om een verhaal aan de gang te houden en grappige scènes te verzinnen. Buster Keaton was er bijvoorbeeld goed in. En Adam is de perfecte acteur om zo’n personage uit te beelden. Zijn leven is ook een beetje zo. Overal waar hij komt, overkomen hem vreemde dingen.

Klopt het dat zijn personage echt bestaat?

Anderson: Ja en nee. Eén idee heb ik inderdaad uit een krant gehaald, in een artikel over een zekere David Phillips. Dat is een ingenieur bij UC Davis, de universiteit van Californië, en hij heeft inderdaad voor 12.000 dollar pudding gekocht om Frequent Flyer Miles te verzamelen. Dat verhaal heb ik gebruikt. Phillips heeft trouwens nog iets anders gedaan wat ik eerst in de film had gestopt, maar er uiteindelijk uit heb moeten laten. Er was ooit een promotie van een zevental Latijns-Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen om meer Amerikaanse passagiers te lokken. Wie erin slaagde om binnen een bepaalde tijd met al die maatschappijen te vliegen, kreeg een miljoen gratis vliegmijlen. Dat heeft die kerel dus ook gedaan. Hij heeft twaalf landen bezocht op vier dagen. (lacht) Hij had een heel reisplan in elkaar geknutseld en het is hem gelukt. Hij moet nu ongeveer vijf miljoen gratis vliegmijlen op zijn rekening hebben. Maar voor de rest lijkt Phillips totaal niet op Barry. Ik zou het vreselijk vinden als hij zou denken dat ik hem zo zie, want hij is zo lief en minzaam. (lacht) Hij heeft die gewelddadige buien niet, en hij draagt ook niet zulke maatpakken.

Ik ken zelf ook mensen die obsessief bonnetjes sparen voor wedstrijden en acties. Het is leuk om dat ook eens in een film te zien.

Anderson: Het is krankzinnig! Toen ik het idee kreeg om die Latijns-Amerikaanse reis in de film te steken, ben ik het traject zelf gaan afleggen, gewoon om het eens te proberen. En ik kan je verzekeren, als je uit dat laatste vliegtuig stapt, weet je nauwelijks nog waar je hoofd staat. (lacht) Het ergste is nog dat ik dat miljoen gratis vliegmijlen niet heb gekregen omdat de actie maar van april tot september liep.

Had je Emily Watson ook van bij het begin in gedachten?

Anderson: O ja. Ik had haar en Adams foto naast elkaar gehangen aan mijn muur en ik vond dat ze er zo knap uitzagen samen. Het was grappig om te zien hoe ze allebei bloednerveus waren toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten. Ik bracht Emily die eerste keer met mijn wagen naar Adams huis en ze zat te bibberen in de auto. En Adam zei: ‘Wel, jullie hebben allebei oscarnominaties gekregen, en ik ben maar een onnozelaar.’ (lacht) Maar het klikte vanaf de eerste dag. Heel dat gedoe over prestige is nonsens.

Van een komiek zou je nochtans verwachten dat hij het nodige zelfvertrouwen heeft.

Anderson: Volgens mij moet je stapelzot zijn om komiek te worden. Vooral als je stand-up comedy wil doen. Je slingert de hele tijd heen en weer tussen volledig zelfvertrouwen en diepe zelfhaat. Het ene moment weet je dat je perfect juist zit en dat je andere mensen aan het lachen kunt brengen, even later denk je dat je een mislukkeling bent die geen reden heeft om op deze planeet rond te lopen. Je vindt die mix trouwens bij veel acteurs. Velen vinden zichzelf waardeloos, maar weten tegelijk dat ze tot iets in staat zijn waar weinig anderen in slagen.

Er zit een bizarre liefdesscène in ‘Punch-Drunk Love’, waar de twee hoofdpersonages eerst zeggen dat ze elkaar de kop zullen inslaan en dan beginnen te kussen. Jouw idee van romantiek?

Anderson: Heb jij nooit dat gevoel gehad? Dat je de ander zou kunnen opeten of bijten of doodknuffelen? Soms is de emotie zo sterk dat je niet weet hoe je ermee moet omgaan. Je kunt zoveel van iemand houden dat je hem of haar pijn zou doen, gewoon om uiting te geven aan dat gevoel. Ik ga niet beweren dat liefde en agressie twee kanten van dezelfde medaille zijn, maar het is mij ook al overkomen dat ik zoveel liefde voelde dat ik niet wist hoe ze kwijt te raken.

De zussen in de film zijn om het zacht te zeggen bazig. Ook eigen ervaring?

Anderson:(lacht) Nee, dat is allemaal verzonnen. Ik heb een geweldige zuster die me tot in Cannes is komen steunen voor deze film. Maar ik ken een kerel die zeven broers had, waarvan hij de jongste was. En hij vertelde me dat hij sliep met zijn ogen open en zijn hand over zijn kruis. Hij vocht de hele tijd met zijn broers, en ze hadden er een gewoonte van gemaakt elkaar midden in de nacht te verrassen en af te rossen. Daar heb ik die zussen een beetje op geïnspireerd. Ik herinner me ook een episode van de tv-serie Cops, waarin een man na een heftige ruzie met zijn zus Shelley met een bebloed hoofd bij de politie aanklopte. De agenten vroegen waar hij naartoe wou. ‘Naar Joanne’, zei hij. ‘Wie is Joanne’, vroegen ze. ‘Dat is ook mijn zus.’ ‘Waar kunnen we je nog naartoe brengen?’ ‘Naar Diane.’ ‘Wie is Diane?’ ‘Dat is ook mijn zus.’ Bleek dat hij zeven zussen had. Ik dacht: Man, ik zou niet graag in jouw schoenen staan. (lacht)

‘Boogie Nights’ en ‘Magnolia’ gaan ook over disfunctionele gezinnen. Zoek je bewust naar zulke verhalen?

Anderson: Misschien wel: ik vind het boeiend om uit te vissen hoe mensen in elkaar steken. En het antwoord op die vraag moet je in 90 procent van de gevallen gaan zoeken bij het gezin waar ze vandaan komen, de mensen met wie ze opgegroeid zijn. Voor films is dat een dankbaar gegeven, omdat je zo personages goed kunt uitwerken en verklaren zonder dat je er ellenlange dialogen aan moet besteden.

Je hebt ooit David Mamets uitspraak geciteerd dat iemand met een gelukkige jeugd niet in showbizz stapt.

Anderson:(zucht) Ik was toen nog heel jong en ik heb er steeds meer spijt van dat ik dat ooit heb gezegd. Neem me dat asjeblief niet kwalijk. Ik heb een heel mooie jeugd gehad.

Op welke regisseurs heb je je geïnspireerd om ‘Punch-Drunk Love’ te maken?

Anderson: Ik was dolverliefd op Blake Edwards terwijl ik deze film maakte. Al de Pink Panther-films, Ten, we hebben hem binnenstebuiten gekeerd. En Vincente Minnelli. Bandwagon hebben we een paar keer bekeken. An American in Paris ook, al wou ik minder de richting van Gene Kelly uitgaan. Mark Sandrich, die de Fred Astaire & Ginger Rogers-films gemaakt heeft, was nog een grote inspiratie. Maar Blake Edwards was het grootste voorbeeld. En Jacques Tati. Vooral zijn ideeën om geluid te gebruiken, hebben we schaamteloos gepikt. Tati was een genie. Veel lange shots, veel dingen die tegelijk gebeuren en veel kleine geluidjes. Hoe een klein autootje beweegt, hoe een golf op het strand slaat, het wordt plots allemaal grappig. Dat heb ik proberen te imiteren.

De song ‘He Needs Me’, die een centrale plaats bekleedt in je film, komt eigenlijk uit Robert Altmans ‘Popeye’ en wordt trouwens gezongen door Shelley Duvall. Een bewuste verwijzing?

Anderson: Nee, maar ik hou wel van het idee. Het hoofdpersonage heeft inderdaad een Popeye-achtige woede en kracht. Het klopt dus wel met het verhaal dat ik wou vertellen. Die song is halverwege tijdens het schrijven van de film in mijn hoofd geschoten. Ik zat een beetje vast, ik wist niet waar ik met het verhaal naartoe moest, ik had geen inspiratie meer. En toen hoorde ik He Needs Me terug, op een oude plaat die ik als kind ooit gekregen had. Popeye is trouwens een van de weinige Altmans die ik nooit heb gezien. Ik vraag me trouwens af of iemand die film goed vond. (lacht) Ik heb Punch-Drunk Love een tijdje geleden aan Altman getoond, en toen hij He Needs Me hoorde, begon hij zachtjes met zijn hoofd mee te schudden en zijn hand te zwaaien. Toen wist ik dat het goed zat.

Je gebruikt graag songs uit andere films. Op de soundtrack van ‘Boogie Nights’ stond bijvoorbeeld ook een song uit ‘Transformers: the Movie’. Vreemde keuze.

Anderson: Je probeert hommages te brengen waar je kan. (lacht luid) Ik heb Transformers ook nooit gezien. Ik heb enkel de soundtrack gekocht. Dat was zo’n cd die je voor een habbekrats in een bak ziet liggen. En ik dacht: Orson Welles en Judd Nelson hebben stemmetjes ingesproken voor de personages van Transformers. Ik kan dit niet laten liggen.

Je hebt nu ook de naam een regisseur te zijn die bekende commerciële sterren artistieke geloofwaardigheid geeft. Burt Reynolds in ‘Boogie Nights’, Tom Cruise in ‘Magnolia’, nu Adam Sandler. Ben je je daarvan bewust?

Anderson: Ja, en ik dacht er ook wel aan toen ik het idee kreeg om iets te schrijven voor Adam. Maar ik wil daar rekening mee houden. Je kiest de persoon die je juist vindt voor de job en al de rest kan stikken. En de juiste persoon kan zowel de kerel zijn die elke dag achter de kassa van je favoriete boekenwinkel staat als Adam Sandler of Tom Cruise.

Is dat ook de reden waarom je in ‘Punch-Drunk Love’ veel niet-acteurs gebruikt?

Anderson: Precies. Je stapt de supermarkt binnen en je vraagt je af welke actrice je zou kiezen om de kassierster te spelen, iemand die geloofwaardig een echte kassierster kan uitbeelden. Wel, waarom vraag je niet gewoon aan een echte kassierster of ze zin heeft om in een film mee te spelen? (lachje) Iedereen heeft er baat bij. Jij wint een hoop tijd, zij zijn blij dat ze in een film zitten, ze doen hun job perfect, ze zien er goed uit en het is plezieriger. De acteurs die door de band de meeste problemen opleveren, zijn de day players, de acteurs die voor één dag een klein bijrolletje komen spelen. Zij zagen je de oren van je kop met vragen zoals ‘Wat denkt mijn personage precies terwijl hij de producten afrekent?’. (lacht) Geloof me vrij, die kan je missen als kiespijn.

Door Ruben Nollet

‘Ik begrijp dat je Adam Sandlers films dom en onnozel kunt noemen, maar ik ben altijd een grote fan van hem geweest. Ik denk dat ik gewoon beter heb opgelet dan de meeste mensen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content