Met zijn oogverblindende Broadway-productie van Giacomo Puccini’s La Bohème steekt de Australische filmmaker Baz Luhrmann de pop terug in de opera en valt definitief het doek over zijn befaamde Red Curtain-trilogie.

Lees op www.focusknack.be onze recensies van ‘The Red Curtain’-trilogie.La bohème The Broadway Theatre New York City

Puccini in een kleedje van Brando, Bebop-fifties & Black-and-White? ‘ I can’t believe it’s-Broadway’ (zoals iemand het afgelopen jaar beschreef) kreeg in 2002 bijna een overdosis branie, brio en bravoure te verwerken. Choreografe Twyla Tharp verwerkte in Movin’ Out de songs van Billy Joel tot een hoogst originele dansical zonder dialogen, en Russell Simmons bracht met het gewaagde Def Poetry Jam de hiphoppoëzie van zijn gelijknamige HBO-serie op de planken. Maar dat een klassieke opera, zij het dan een werk met mass-appeal als Puccini’s La Bohème, op de valreep Broadway zou bestormen had niemand gedacht.

Het idee was weliswaar commercieel geslepen. Het waren Kevin McCollum en Jeffrey Seller, het duo dat de nog lopende en op La Bohème gebaseerde musical Rent produceerde, die Baz (voor de vrienden) uitnodigden. Goed beseffend dat diens nog niet echt uitgeraasde Moulin Rouge en zijn faam bij de New Yorkse filmfamilie de rest zouden doen. En inderdaad, nadat de opera op 15 oktober zijn première had in San Francisco, werd de opening night van 8 december in New York een m’as-tu-vu-evenement van formaat.

Daarbij komt nog het berekend risico: het is niet dat Baz’ Bohème nieuw is (ook niet op Broadway, waar Linda Ronstadt in 1984 een opvoering van de nodige popuitstraling voorzag). In 1990 al, nog voor hij een meter pellicule had gedraaid, liet de Australian Opera hem Puccini’s werk opvoeren. Toen was het doel met een jonge cast een nieuw, vooral jong publiek aantrekken. Bij deze Bohème speelde ook het opzet van Puccini zelf mee: een spektakel maken voor alle soorten volk van alle soorten afkomst. Het razend populaire stuk Scènes de la vie bohème van Henry Murger was als gesneden koek, met zijn driestuiversliefde en een hoog uit-het-leven-gegrepen-gehalte: jonge schrijver Rodolfo ontmoet naaistertje Mimi met de slechte longen; jaloezie steekt even stokken in de wielen; tot de liefde overwint en helaas Mimi’s adem gaat stokken.

De 28-jarige Baz deed in 1990 een researchtrip als quasi- bohémien door Europa, van Torre del Lago in Italië, waar Puccini componeerde, tot Parijs, waar de echte bohémiens in de jaren 1840 met fluwelen hoeden, ZZ Top-baarden en dambordpantalons rondliepen. U begrijpt dat zo’n look de door existentialisme gebeten post-9-11-New Yorkers van 2001 nauwelijks zou kunnen bekoren. Neen, dan liever de Parijse bebop- mood van 1957, toen Sartre op de rive gauche niet uit de cafés geraakte en tuberculose nog trendy was. De actie voor deze Bohème verplaatst zich dus naar de jaren ’50 van lederen jasjes en T-shirts, van apolitieke rebels without a cause die de bourgeoiswereld destabiliseerden. Een perfect match voor de jaren 1840.

Enter Baz’ vrouw en creatieve partner Catherine Martin, de briljante production designer van hun befaamde Red Curtain-trilogie ( Strictly Ballroom, Romeo & Juliet en Moulin Rouge). Uitgangspunt voor de fabelachtige sets van de actuele versie waren de zwartwitfoto’s van Cartier-Bresson en Doisneau. Het toneel van het Broadway Theatre wordt een monochrome blokkendoos, waarin Rodolfo’s zolderkamertje omgedraaid plots een reuzenneon in vlammend rood openbaart, met het recht uit Moulin Rouge weggelopen, sierlijk krullende letterwoord: L’amour. Of in de tweede act onderdeel wordt van een zwartgrijs straat-en-café-decor waarin de rode jurk van Musetta een parade van hoeren en gendarmes, rolschaatsende kinderen en stamgasten, maar vooral het hart van Marcello opzweept. En meteen wordt duidelijk dat Luhrmann en Martin met deze Bohème een definitieve coda breiden aan de Red Curtain-esthetiek.

De opvoering wervelt zich op het tempo van een Luhrmann-film in vier acten met slechts één (in plaats van drie) intermissie(s) naar het aangrijpende einde. Tussen elke act komt niet een neergelaten gordijn, maar een Brechtiaanse blik in de coulissen: acteurs wisselen van kostuums of worden bijgeschminkt, technisch personeel herbouwt de set, tot via effectvol lichtgebruik de magie weer aanfloept.

De zangers zijn jong en sexy, een lust voor het oog en een toneelbreed verschil met diva’s die gracieus als nijlpaarden een voetbalstadion tot stilte kunnen dwingen. Wereldwijde audities van 2000 kandidaten gedurende 2 jaar leverden drie wisselende Rodolfo’s en Mimi’s op (8 voorstellingen in een week kunnen dodelijk zijn), van wie ondergetekende enkel de vocaal sterke David Miller en Ekaterina Solovyeva kon aanschouwen. Niet dat ze tot het uiterste moesten, want zowel de stemmen (via microfoons in het haar) als het fel gekrompen orkest (via vooraf opgenomen synths) kregen elektrische versterking. Dat mag dan wel een taboe zijn in de opera, volgens Baz helpt het de lijfelijke ervaring van passie en pijn recreëren die men in een typisch klein Italiaans operahuis op het einde van de 19e eeuw kon opdoen. (Puccini’s werk werd voor het eerst in 1896 opgevoerd)

Italiaans blijft de zangtaal, maar zoals Luhrmann al Shakespeare naar zijn hand zette, gaat hij ook zijn gang met het libretto van Giuseppe Giacosa en Luigi Illica. En wel via de projectie van boventitels die de tekst omzetten in een hipster– en hipcat-fifties-taaltje, terwijl verschillende fonts en pop-art-kreten de diverse stemmingen weergeven. Zo kun je meer of minder geslaagde woorden en uitdrukkingen zien verschijnen als ‘Daddy-O’, ‘bebop’, ‘Brando’, ‘ making out with a hot chick‘.

“De keuzes die we maakten, ontstonden nooit uit een of andere intentie om een taboe te doorbreken”, zei Luhrmann ergens. “Het komt gewoon uit wat ik met mijn leven moet aanvangen, wat mijn leven een rijke en interessante reis zal maken.” Het perfecte promopraatje voor een life-is-art/art-is-life-werk dat een modieus non-conformisme en een grandioos arsenaal van musical- en filmeffecten richt op een gemakkelijke prooi: de als elitair en conventioneel beschouwde opera. Of: de reflexieve ironie van een massamarkt- auteur en beeldenstormer die na de ballroom, Shakespeare en de cancan nu ook de opera briljant in de era van de pop gidst. ” Man cannot live for opening nights alone“, relativeerde de Australiër nog. Maar voor die van Baz’ Bohème-on-Broadway had Puccini misschien wel willen sterven.

Door Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content