HET KOREAANSE OFFENSIEF. MET EEN ONGEHOORDE VISUELE KRACHT BAANT DE KOREAANSE CINEMA ZICH EEN WEG DOOR DE WERELDCINEMA.

FILM: *** Extra’s: * (Total film)

FILM: ** Extra’s: * (Total film)

FILM: *** Extra’s: 0 (A-Film)

Sympathy for Mr. Vengeance (2002)

The Uninvited (2003)

Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring (2003)

Met een golf aan hoogstaande films die ook in het Westen weerklank vinden, neemt Zuid-Korea stilaan de plaats in van Hongkong, in de jaren tachtig ooit het Hollywood van de Oriënt genoemd.

Park Chan-wook is een van de boegbeelden van de nieuwe generatie die mainstream-genres een persoonlijke visie en eigen esthetische sensibiliteit opdringen. Met Old Boy (bekroond in Cannes en door de Belgische Unie van de Filmkritiek uitgeroepen tot beste film van het jaar) trakteerde hij ons op een serieuze mokerslag. Zijn vorige film, Sympathy for Mr. Vengeance, is een even virtuoos feest van geësthetiseerd geweld, bizarre humor, morbide poëzie en verheerlijking van de sociale paria. Het ingenieus opgebouwde verhaal verandert halfweg van protagonist en ontvouwt een drievoudige wraakqueeste: van een vader die het de ontvoerders van zijn per ongeluk omgekomen dochtertje op gruwelijke wijze betaald zet, van één van de ontvoerders (een doofstomme jongen) die een groteske vergelding pleegt tegen de organenhandelaars die hem een nier ontfutselden en ten slotte van een revolutionaire terreurbeweging die de hele film lang wat belachelijk wordt gemaakt maar uiteindelijk het laatste woord krijgt – een typische uitsmijter voor deze wrang anarchistische regisseur. Wie het snoeiharde Old Boy wist te smaken, zal ook hier genieten van Park Chan-wooks woest expressief gebruik van kaders, kleur en composities en zijn ingenieus gebruik van subjectieve vertelling in beeld én geluid.

‘Na deze film jaagt je eetkamer je angst aan’, roept de slogan van The Uninvited, een aardig staaltje van Koreaanse horror: stijlvol, ingetogen en bijzonder onrustwekkend. Bij het verlaten van de metro merkt een yuppiearchitect twee slapende meisjes op in de lege wagon. De volgende dag vindt de politie de lijken van de meisjes en het duurt niet lang of hun zwijgende geesten schuiven mee aan tafel en verstoren zijn trouwplannen. Lee Soo-youn graaft in zijn klinische kilte uitstralende debuutfilm diep in een verdrongen wereld van waanzin, schuld, kindermoord en jeugdtrauma. Niet de plot (die alle richtingen uitgaat) is van tel, wel de kale en dwingende sfeerschepping die in je koude kleren blijft hangen.

Het veelgeprezen Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring is een buitenbeentje in het werk van meesterprovocateur Kim Ki-duk, die met zijn radicale en schokkende visie op het moderne Korea de cinematografische explosie van dat land mee op de kaart zette. Kim voert hier niet langer pooiers, sadomasochisten en folteraars met vishaken op, maar dompelt ons onder in de vreedzame wereld van kruidenplukkende monniken. Hij schildert op het ritme van de seizoenen de kroniek van een boeddhistische monnik en zijn jonge discipel. De sereniteit van hun omgeving is allesoverheersend en bepaalt ook de ragfijne harmonieuze esthetiek van deze wondermooie prent: ze wonen in een tempeltje dat op een rimpelloos meer drijft, omzoomd door hoge bergen. De verschijning van een jonge vrouw verstoort het evenwicht. De preutse teneur van het verhaal moet je erbij nemen, maar Kim zou Kim niet zijn mocht hij ook de volmaakte boeddhistische rituelen niet ondermijnen met een gevoel voor subversieve humor. Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content