Ruim 30 jaar na haar laatste hit is Nancy Sinatra weer hip, dankzij fans als Morrissey, Thurston Moore en U2. ‘Ben ik euforisch? Honey, als je zoveel flops hebt gehad, kun je wel wat relativeren.’

Twee dingen zullen Nancy Sinatra haar hele leven blijven achtervolgen: haar vader en haar laarzen. Er is nog nooit een interview voorbijgegaan, zo zegt ze aan de telefoon vanuit Londen, zonder dat ze een vraag kreeg over Ol’ Blue Eyes of over These Boots Are Made For Walkin’, haar wereldhit uit 1966. Uit de schaduw treden van Frank Sinatra en haar verleden zal de zangeres niet meer lukken, maar dit najaar doet ze toch een verdienstelijke poging. Met haar nieuwe album Nancy Sinatra heeft ze op haar 64e, ruim 36 jaar nadat ze voor het laatst in de hitlijsten stond, een van de meest opmerkelijke platen van het jaar gemaakt. Beroemde fans als Joey Burns van Calexico, Thurston Moore van Sonic Youth, Jarvis Cocker van Pulp en Morrissey schreven de songs, en gaven Nancy Sinatra zo de kans om te bewijzen dat haar sound uit de sixties levendiger klinkt dan ooit. En dat is voor haar, zo zegt ze, ‘een klein beetje een zoete wraak’ op de critici, die haar nauwelijks serieus namen toen ze vier decennia geleden een wereldster was.

De glorieperiode van Nancy Sinatra beslaat nauwelijks twee jaar, van 1966 tot 1968. Hoewel ze allesbehalve het zangtalent van haar vader had, mocht ze dankzij haar achternaam en de connecties die daarmee samen kwamen begin jaren zestig ook een gooi doen in de muziekwereld. Haar eerste singles, simpele teenybopdeuntjes, gingen zo goed als onopgemerkt voorbij, maar toen ze in 1966 een duo ging vormen met popproducer Lee Hazlewood scoorde ze de ene hit na de andere – So Long Baby, How Does That Grab You, Darlin’en natuurlijk de absolute wereldhit These Boots Are Made For Walkin’ – en werd ze een sekssymbool. Want Hazlewood schreef niet alleen de meeste songs, hij bedacht ook het nieuwe imago van Nancy Sinatra. Van brave meid, de schattige ‘dochter van’, veranderde ze in een vrijgevochten, hippe, jonge vrouw die als haar minnaars haar kwetsen niet in een hoekje gaat zitten huilen maar ze de deur wijst of ze – op de tonen van het baslijntje in These Boots Are Made For Walkin’ – de grond instampt.

Haar imago als zelfverzekerde diva, als ‘go-go ice queen’ in een minirok, en het succes van These Boots worden wel eens beschouwd als de eerste uitingen van feminisme in de popmuziek. Zonder Nancy Sinatra, geen Blondie of Beyoncé, en geen grrrl power, bij wijze van spreken. In de jaren zestig werd de muziek van Sinatra en Hazlewood echter afgedaan als wegwerpmuziek, en vond geen enkele criticus de zangeres een knip voor de neus waard. Iets wat haar ook vandaag nog altijd grieft, zo zegt ze: ‘De critici lieten me volledig links liggen, en de artiesten die toen de jongeren aanspraken, wilden niet met me samenwerken. Ik heb dat nooit begrepen, dat mijn generatie me niet serieus nam, want wij, Lee en ik, namen onze muziek wel heel ernstig. Al heb ik achteraf natuurlijk wel gelijk gekregen. Sommige songs gaan tenslotte al bijna vier decennia mee.’

Eigenlijk pasten Sinatra en Hazlewood gewoon niet in de sixties. Terwijl de wereld in de ban was van de experimenten van The Beatles en muzikanten dweepten met de eerste psychedelica, maakten zij ongegeneerde, toegankelijke pop. En terwijl de jongeren zich met de rock-‘n-roll afzetten tegen hun ouders, scoorde het duo uitstekend bij de oudere generatie. Bovendien zong Sinatra ook jazzstandards en werkte ze vaak samen met haar vader (de twee zongen verschillende duetten, waaronder de hit Somethin’ Stupid) die, hoewel hij erg gerespecteerd was, toen toch symbool stond voor de muziek van een vroegere periode. Sinatra’s weigering om eenduidig te kiezen voor een jong publiek, maakte haar in de jaren zestig in één woord verdacht. Begin 1968 stond ze voor de laatste keer in de hitparade, enkele jaren later, in 1972, zegde ze de muziekindustrie vaarwel om zich aan haar gezin te wijden. Althans, zo staat het toch in alle overzichten van haar carrière. De werkelijkheid is anders. ‘Ik was niet weg,’ lacht ze, ‘je hoorde gewoon niet meer van mij. Ik ben platen blijven maken, een countryalbum bijvoorbeeld, alleen kent niemand die. En misschien gelukkig maar.’

Nancy Sinatra verzeilde in de anonimiteit en het duurde tot in 1995 vooraleer ze opnieuw aan de oppervlakte kwam. Ze bracht een nieuwe plaat uit, One More Time, en ze schopte ook een klein schandaal door op 54-jarige leeftijd naakt in Playboy te poseren. ‘Dat was een erg goedkope publiciteitsstunt’, zo zegt Sinatra nu. ‘Maar Hugh Hefner vroeg me en ik had alle aandacht nodig die ik kon krijgen, dus dacht ik: What the heck! Wat wel fijn was, is dat ik achteraf hoorde dat ze behoorlijk wat exemplaren verkocht hebben van dat nummer.’ Op de golven van de buzz vertrok Sinatra met een band op tournee langs rockclubs en kleine festivals, en het was daar dat ze voor het eerst in contact kwam met jonge muzikanten die haar als een ster beschouwden. ‘Mensen als Kim Gordon van Sonic Youth kwamen op mij afgestapt om te zeggen hoezeer ze mij bewonderden, wat voor invloed ik was geweest op hen’, zo herinnert Sinatra zich. ‘Het meest ontroerende compliment kwam van Kim Deal van de Pixies, die mij vertelde dat ik de belangrijkste reden ben waarom ze in de muziek is gestapt. Ik wist niet waar ik het had. Trouwens: een paar weken geleden nog zei de zangeres van The Raveonettes me nog dat ik haar sterk had beïnvloed. Ik dacht: Hoe heeft die mij in godsnaam leren kennen? De jongere generatie heeft me het gevoel gegeven dat ik toch enig belang heb gehad.’

Sinds een tiental jaar beleeft de muziek van Sinatra en Hazlewood dan ook een ware revival. Er kwamen heruitgaven van alle platen uit de sixties, compilaties met zeldzame nummers, en in 2002 verscheen nog Total Lee, een plaat waarop onder meer Lambchop, Calexico, Jarvis Cocker en Evan Dando een nummer van de songschrijver coverden. De muziek die vroeger voor melig werd aanzien, is vandaag weer modieus en krijgt lof toegezwaaid. Ten eerste omdat de eenvoudige popsongs, zoals zo vaak bij muziek uit de jaren zestig, veel slimmer in elkaar zitten dan je zou denken – met hun uitgekiende arrangementen vol verwijzingen naar spaghettiwesterns, die bijvoorbeeld Tindersticks, Lambchop of Calexico hebben beïnvloed. En ook omdat er onder het onschuldige oppervlak van de nummers altijd een broeierige, licht verontrustende sfeer hangt, veroorzaakt door de vreemde combinatie van de frisse Sinatra en de excentrieke Hazlewood (tijdens hun bloeiperiode was er altijd de vraag of ze nu wel of niet met elkaar naar bed gingen). Die sfeer kwam het best tot uiting in de duetten die ze zongen, waarin Sinatra’s onschuldige stem botste met de korrelige zang van Hazlewood. Some Velvet Morning werd bijvoorbeeld vorig jaar nog door de Britse krant The Daily Telegraph uitgeroepen tot beste duet aller tijden, en ‘een van de vreemdste, meest donkere seksuele songs ooit geschreven’.

Onder impuls van een van haar dochters besloot Nancy Sinatra begin vorig jaar om een plaat te maken voor die jongere generatie, nadat ze een klein decennia lang vruchteloos had geprobeerd om het publiek van haar eigen leeftijd terug te winnen. Die dochter, AJ Azzarto, is muzikante en mede-eigenaar van een opnamestudio in Hoboken, NJ. Daardoor heeft ze een breed netwerk van prominente vrienden uit de indie-rockscène, waaronder heel wat zelfverklaarde Nancy Sinatra-fans. ‘AJ vertelde me altijd verhalen over artiesten die grote bewonderaars van mij bleken te zijn, en ze vond het tijd dat ik iets met hen deed. Dus heb ik haar gevraagd om eens te zien wat mogelijk was.’ In de lente van 2003 begon Azzarto rond te bellen en ze had meteen twee grote namen vast, Joey Burns van Calexico en Thurston Moore van Sonic Youth, die allebei een song schreven. Burns pende Burnin’ Down The Spark, een echte hommage aan de Sinatra/Hazlewood-sound en ook een bewijs hoe schatplichtig Calexico is aan het duo. Moore leverde dan weer Momma’s Boy, een Sonic Youth-achtige song waarop Sinatra probeert zo veel mogelijk als Kim Gordon te klinken, met verbazend succes. Steven Van Zandt zorgde ook voor een nummer, en van Bono en The Edge kreeg Nancy Two Shots of Happy, One Shot of Sad, een song die ze nog voor Frank Sinatra schreven. Jarvis Cocker van Pulp schreef twee songs, en ook Jon Spencer zingt mee. ‘Niemand van de mensen die we hebben gevraagd, heeft geweigerd’, aldus Sinatra.

De single van het nieuwe album Let Me Kiss You kreeg Sinatra van Morrissey, die het nummer eerder al opnam voor zijn laatste plaat You Are The Quarry en die hier een duet zingt met zijn grote idool. Want Morrissey is een hevige fan. De twee leerden elkaar zowat tien jaar geleden kennen, toen Sinatra op tournee was in Groot-Brittannië. ‘Ik was in Londen voor een optreden en zat op mijn hotelkamer toen de telefoon ging: “Hallo, dit is Morrissey, mag ik even naar boven komen?” Hij had een hoop albums van mij mee die ik moest tekenen. Ik denk dat hij vooral verrast was dat ik hem kende. Maar mijn dochters zijn opgegroeid met The Smiths – één had zelfs een poster van Morrissey, even groot als een koelkast, boven haar bed hangen.’ Sindsdien hebben de twee contact gehouden: eerst via e-mail, later zijn ze zelfs buren geworden in Los Angeles (‘Niet dat hij al bij mij thuis is komen eten’, zegt Sinatra. ‘Ik denk dat hij bang is dat ik hem vlees zou voorschotelen.’). En nu noemt de zangeres de ex-Smiths-voorman zelfs haar ‘mentor’. Zeker is dat Sinatra veel aan hem te danken heeft: niet alleen leverde hij haar een single (toen hij haar de ruwe versie opzond, zat er een briefje bij met daarop de boodschap: ‘Als je dit opneemt, dan zul je voor het eerst sinds 1972 weer in de hitlijsten staan.’), hij zorgde ook voor een contract bij zijn eigen platenmaatschappij Sanctuary. (Eerder dit jaar bracht Sinatra nog Nancy & Lee 3 uit, een nieuwe plaat die ze samen met Lee Hazlewood heeft gemaakt maar die door problemen met de distributie enkel in Australië werd gereleast.)

Wat verwacht ze tot slot van het nieuwe album, nu ze weer hip is? ‘Ik zou het eerlijk waar niet weten. Ik kan me moeilijk voorstellen dat de plaat veel gaat verkopen. Maar ik zit er niet echt mee in, ik kan altijd wel iets anders doen, jazzstandards zingen of cabaret bijvoorbeeld. Daar is het leven ook veel makkelijker. Rock is voor jonge mensen, niet voor mensen die inzitten met hun haar en hun make-up, en met hoeveel uur slaap ze krijgen. Kijk honey, als je zoveel flops hebt gehad, dan leer je wel relativeren en alles one day at a time te nemen. Maar ik blijf optimistisch, dat is ook mijn geheim om te overleven in de muziekindustrie. Zoals Winston Churchill al zei: Never, never quit.’ En hoe wil ze dan het liefst herinnerd worden, vraag ik nog ter afscheid: als de vrijgevochten jonge vrouw uit de sixties, of als de rockende zestigplusser die alle trends heeft overleefd? ‘Hmm, in de eerste plaats als een goede moeder, denk ik, want dat is eigenlijk mijn belangrijkste job geweest. Maar voor de rest? Ik weet in ieder geval hoe ik herinnerd zál worden. Op mijn grafsteen zal staan: dochter van Frank Sinatra, who died with her boots on.’

Door Stefaan Werbrouck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content