DE PIANIST VAN DE ZIEL. Tate Modern pakt uit met een halve Kandinsky: ‘The Path to Abstraction’ toont de eerste helft van de carrière van de grondlegger van de abstracte kunst.

Kandinsky, The Path to Abstraction 1908-1922

TATE MODERN

BANKSIDE IN LONDEN, VAN 22 JUNI TOT 1 OKTOBER. WWW.TATE.ORG.UK

Nogal wat artiesten lijken in kunsthistorisch opzicht vooral het aanbod te vergroten, maar dat gaat niet op voor Wassily Kandinsky (1866-1944). De Franse Rus wordt quasi unaniem beschouwd als de grondlegger van de abstracte kunst. Niet mis, zeker als je weet dat hij het licht zag door een op zijn kant gezet schilderij. ‘Ik kwam thuis met mijn schilderskist toen ik opeens een ongelooflijk mooi, met een innerlijk gloeien doordrenkt schilderij zag. Waarop ik niets anders waarnam dan vormen en kleuren, iets dat inhoudelijk onbegrijpelijk voor me was. Ik vond meteen de sleutel tot het raadsel: het was een door mij geschilderd doek dat tegen de muur op zijn kant stond. Nu wist ik zeker dat het voorwerp mijn doeken benadeelde.’

Samen met een aantal tijdgenoten (Mondriaan, Van Doesburg, Klee, Malevich) wilde Kandinsky een zuiver geestelijke inhoud geven aan vorm en kleur. Als er nog iets figuratiefs in zijn werk doorschemerde, was dat volkomen ongewild. Voor Kandinsky luidde de abstracte kunst een tijdperk in van spirituele transformatie. Muziek, vooral die van Arnold Schonberg, was van nauwelijks te overschatten belang, maar rechtstreeks omzetten van muziek naar beeld deed Kandinsky niet. De mede-oprichter van de Blaue Reiter-groep (1911-1914) vond dat klank en kleur psychologische effecten hadden op de ziel. Met enige poëtische zwier omschreef hij de ziel dan ook als een piano en de kunstenaar als de pianist die de vibraties leverde. Zijn ideeën over de ‘innerlijke klank’ vatte Kandinsky samen in een theorie ( Über das Geistige in der Kunst) die stevig inwerkte op de verdere ontwikkeling van de 20e-eeuwse kunst. Hij nam een patent op termen als innerlijke noodzaak en innerlijke beleving en pleitte voor een uiterlijke verarming omdat dat weer een innerlijke verrijking meebracht. Over kleur was hij zeer gedecideerd: mauve was altijd goed, geel een verontrustende kleur die brutaal op het gemoed werkt, zwart stond voor het eeuwige zwijgen en groen voor ‘een dikke, gezonde koe die de wereld gadeslaat met domme ogen’.

Tate Modern opent dit weekend met The Path to Abstraction 1908-1922. Zoals de titel aangeeft, focust de tentoonstelling op Kandinsky’s vlijtige getimmer aan de abstracte weg. In 1922 werd hij professor aan het Bauhaus in Weimar en begon zijn meest productieve periode, maar Tate kijkt terug op de evolutie die daaraan voorafging. In grote trekken is dat Kandinsky’s tijd in Murnau, toen hij het abstracte schilderen ontdekte en zijn baanbrekende Improvisatie-aquarel maakte. Ook zijn in München geproduceerde, energieke Composities zijn op post, naast werk dat hij samen met Franz Marc maakte voor de almanak van de Blaue Reiter. Tijdens de oorlog keerde hij terug naar Moskou, maar in 1921 trok hij naar Berlijn. De meest heldere Kandinsky komt niet naar Londen, wel de kunstenaar die elke vorm van figuratie wegsponsde en zo een nieuw pad naar de eeuwigheid vond.

Els Fiers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content