Spanje heeft nog een ander filmexportproduct dan Banderas en Cruz. Zijn initiaal – de A van Alejandro en Amenábar – gaat hun B en C ruim vooraf. De piepjonge, mislukte filmstudent schrijft, regisseert en componeert thrillers, met de T van Talent en Terreur.

Door Jo Smets

‘The Others’ vanaf 16 januari in de bioscoop (zie bespreking blz.74). – Soundtrack ‘The Others’ van Alejandro Amenábar (Sony Classical)

Negenentwintig jaar is hij. En hij heeft al drie fel gesmaakte films op zijn naam staan: Tesis (1996), Abre los ojos (1998) en The Others (2001). Let op: van alle drie nam hij script, regie én muziek voor zijn rekening. In 1999 schudde hij nog twee partituren uit de mouw voor films van landgenoten: één voor José Luis Cuerda’s geprezen drama over de Spaanse Burgeroorlog, La lengua de las mariposas, en één voor Nadie conoce a nadie, het debuut van zijn vriend en beschermeling Mateo Gil (een prent die is opgezet als een videospelletje tijdens de fiestas in het nauw bestrate Sevilla, zwarte punthoeden en straalgeweren incluis).

Toen was het even zoals Sartre zei: l’enfer, c’est les autres. Want tijdens de productie van The Others moest hij het wereldnieuws incasseren van de scheiding tussen steractrice Nicole Kidman en executive producer Tom Cruise (die bovendien voor Vanilla Sky, Cameron Crowes Hollywood- remake van Abre los ojos, aantrad als hoofdacteur én producent). Geen twijfel, het waren en zijn nog steeds bewogen tijden voor de Spanjaard. Net zoals het laatste decennium dat was voor het hele Spaanse filmgebeuren.

Gedreven films

Wanneer een 19-jarige Amenábar zijn eerste stappen in de film zet met het venijnige suspensefilmpje Himenóptero (1991), ligt de Spaanse cinema zo goed als buiten westen. Het aantal producties is ontstellend laag, het thuispubliek is op zijn zachtst gezegd niet geïnteresseerd. Die vroege jaren ’90 blijken evenwel een verraderlijke luwte. In een mum van tijd breekt de storm los, vooral onder invloed van Pedro Almodóvars charme-offensief. De Spaanse film wordt de meest bloeiende van Europa.

De Iberische kijker komt gretig opdagen voor gedreven films, niet zelden door (trans)seks en suspense opgepept. Het is alsof post-franquistisch Spanje met enige vertraging de bevrijding viert in een explosie van camp en melo, travestie en flitsende kleuren. Dat enthousiasme sorteert effect op de buitenlandse markt. Met zijn zonen en dochters – Antonio Banderas, Juan Bardem, Penelope Cruz – kan Spanje ook zijn películas de wereld rondzenden.

Sinds 1992 illustreert het New Yorkse The Film Society of Lincoln Center – gastheer van het New York Film Festival – jaarlijks die conquista. In december wierp het een blik op de Spaanse output van 2001. Oké, Alex de la Iglesia, de woesteling van Acción mutante en El Día de la Bestia, was er niet bij. Maar zijn La Comunidad was in 2000 een van de best trekkende prenten op de thuismarkt.

De meeste cineasten die doorbraken in de jaren ’90 kwamen in het geladen 2001 echter wél met kersvers werk aandraven. Er was Julio Medem (°1958), de maker van La ardilla roja en Los amantes del Círculo Polar, die in Toronto Lucía y el sexo voorstelde (deze maand op het Sundance Festival). Amenábar (°1972) bracht zijn eerste Engelstalige, maar volledig in Spanje gedraaide film – The Others – uit. Monica Laguna leverde haar tweede film af, El Juego de Luna (met Ana Torrent, kindster van de jaren ’70 in Victor Erice’s schitterende El Espíritu de la colmena en Carlos Saura’s Cria Cuervos, volwassen ster in Amenábars eersteling Tesis). En zelfs de theaterbeesten van La Fura del Baus verrasten vriend en vijand, met een Faust-filmadaptatie: Fausto 5.1.

Maar misschien nog opmerkelijker was dat de oudere generatie – regisseurs die in de jaren ’80 of zelfs ’70 het lot forceerden – zich lang niet verloren toonde. Dansfilmmaestro Carlos Saura (°1932) maakte Buñuel y la mesa del rey Salomón, een verre van conventioneel loflied op Luis Buñuel, Spanjes meest oorspronkelijke filmmaker. Manuel Guttierez Aragón (°1942) maakte Visionarios, over een reeks Maria-verschijningen die anno 1930 het voorwerp worden van een ideologische strijd tussen de oude republiek en de fascistische voorhoede. De Catalaan Ventura Pons (°1945), die sinds de jaren ’80 een statische, theatraal aandoende cinema maakt – zeer on-Almodóvar -, bracht een bitterzoet portret van een ex-filmkassabediende: Anita no perd el tren. Bigas Luna (°1946) zette in de jaren ’80 Spanje op de filmkaart met feesten van angst en pijn zoals Angústia, koos in de jaren ’90 voor seksueel knappende tragikomedies zoals Jamón Jamón, en haalde vorig jaar uit met Son de Mar. Montxo Armendariz (°1949), in 1984 met Tasio nog fel reagerend tegen de symbolische cinema van de jaren ’60 en ’70, tekende voor drama in het Spaanse anti-franquistische maquis: Silencio roto.

En Almodóvar (°1951), toch ook al één van de oudjes, die zweeg. De man die om de twee jaar een filmpje uitstootte, werkte sinds juni aan Hable con ella, nadat hij in 1999 met Todo sobre mi madre een oscar voor de beste buitenlandse film binnenrijfde. De Hollywoodiaanse afronding van een Spaans filmdecennium? Nu ja, voor Amenábars The Others kwam Hollywood zélf even naar Spanje, in de persoon van Nicole Kidman en Tom Cruise.

Angst aanjagen

‘Mijn naam is Angela. Ze gaan me vermoorden.’ Met die slogan veroverde in 1996 Tesis, het debuut van Hollywoods nieuwste ontdekking, de Spaanse zalen. De piepjonge regisseur was een drop-out, een slechte student die zijn scriptie nooit zou schrijven, maar zijn fortuinlijke universitaire mislukking van zich afschreef: een studente doet onderzoek naar – het cliché! – filmgeweld; zij stuit daarbij op een snuff movie; de campus wordt het decor van een dodelijk kat- en muisspel. Tesis‘ boodschap over de menselijke fascinatie voor dood en onheil was ondraaglijke onzin – of ironie, wie weet? Maar wat een enorm cinematografisch potentieel, op zo’n jonge leeftijd!

Amenábar wist inderdaad hoe een publiek te strikken met haarspeldbochten, achtervolgingssequensen en schrikshots. Die vinger aan de pulserende pols behield hij in Abre los ojos, dat plastische chirurgie, illusie en werkelijkheid diabolisch exploiteerde. Hoofdacteur was opnieuw Eduardo Noriega, in de rol van een man die na een vreselijke autocrash zijn schoonheid én de schoonheid van Penelope Cruz denkt te hebben herwonnen. Maar zich deerlijk vergist. De lust om de kijker in de maling te nemen die Abre los ojos typeert, keert terug in The Others, of: hoe het onwerkelijke de werkelijke aard van menselijke verhoudingen moet reveleren.

In een recent interview met Le Monde vertelt de filmmaker dat het erg makkelijk is om mensen angst aan te jagen: je hoeft slechts het licht uit te knippen en de bibber zit in de zaal. In The Others wordt die kennis een organisch element van het verhaal, want twee van zijn hoofdpersonages – de kinderen Anne en Nicholas – lijden aan een zeldzame ziekte: een extreme, mogelijk fatale gevoeligheid voor daglicht (de ziekte die de vrouw van gewezen bondskanselier Kohl naar de suïcide dreef). Nicole Kidman lijkt de hele film door gordijnen en deuren te sluiten, uit angst dat haar bloedjes de schicht van het licht moeten ondergaan.

Overigens ondervond de regisseur heel veel moeite om twee kinderen te vinden die de aard van de kinderrollen begrepen. De meeste kandidaten – op Alakina Mann en James Bentley na – demonstreerden een totaal gebrek aan leescultuur.

Zijn lichtende voorbeelden qua filmcultuur zocht The Others in de rijke Amerikaanse en Britse spookfilm- en horrortraditie, met zijn suggestieve verhaaltechniek en zijn schemerzone tussen goed en kwaad (vandaar ook het belang van de mist). Amenábar noemt zelf Jacques Tourneurs Cat People en Peter Medaks The Changeling, maar ook Hitchcocks Rebecca en Jack Claytons The Innocents (misschien wel de beste en mooiste spookfilm ooit gemaakt).

Toen zijn moeder in 1973 met de eenjarige Alejandro het Chili van ‘slachter’ Pinochet ontvluchtte en zich in Spanje vestigde, werd vrij snel duidelijk waarvoor de jongen in de wieg was gelegd. ‘Filmmuziek was steeds een essentieel deel van mijn leven’, zegt hij in het persbericht voor de release van de The Others-score. ‘Als kind luisterde ik gretig naar soundtracks en daardoor werd mijn interesse voor films gewekt. Ik begon te schrijven en deuntjes te componeren voor mijn verhaaltjes. En op een dag was ik aan het regisseren. Het proces van films maken behelst voor mij daardoor een volledige integratie van muziek/geluid en beeld. Zodra ik een idee krijg, kan ik niet anders dan aan het klavier gaan zitten en er mogelijke melodieën voor spelen.’

Dat een 29-jarige jongeman in staat blijkt een film van een verrassend script, sterke regie en wonderlijke muziek te voorzien, is op zich al duivelskunst te noemen. Maar welk faustiaans pact heeft de gehele Spaanse cinema gesloten om een dergelijk, overweldigend rijk curriculum voor te leggen?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content