Kwieke legende John Cale heeft nog eens een plaat gemaakt. Vertaald heet die ‘Sluwe avontuurtjes in het Poepersbos’. Los van de titel geen creatie die je van een zeventigjarige verwacht. ‘Ik blijf muziek maken tot ik doodval. Al weet ik niet goed waarom.’

Mijn eerste indrukken van John Cale. Hij draagt een weinig flatterende korte broek (maar bestaan er andere?). Hij geeft mij – zoals het een mijnwerkerszoon past – een kloeke handdruk. En hij doet met de regels van de articulatie wat hij met de meeste regels in zijn muzikantenleven heeft gedaan: ze zonder met de ogen te knipperen naast zich neerleggen. Ik sta er ook een beetje van te kijken dat de sinds 1963 naar de States uitgevlogen Welshman zich nog aan iets banaals als een dagje reclame maken laat onderwerpen, vandaag dus voor zijn nieuwe plaat Shifty Adventures in Nookie Wood. Want niet vergeten dat John Cale, als stichtend lid van The Velvet Underground, nog mee de inspiratie heeft aangereikt waarmee Vaclav Havel in Tsjecho-Slowakije ooit een totalitaire staat van zijn sokkel heeft gestoten. ‘Ach, it’s the gig’, murmelt Cale mijn verbazing weg. ‘Het hoort bij de job. De artiest die de promoafspraken met zijn platenlabel niet respecteert, krijgt geen resultaten. Wil je een afvallige zijn die denkt dat hij op zijn eentje veel méér platen kan slijten? Dat kan. Maar dat ben ik lang genoeg geweest, geloof ik.’

DE VRAAG DIE HET VROEGST BEGINT TE jeuken, is waar John Cale in godsnaam een titel als Shifty Adventures in Nookie Wood vandaan heeft. ‘ Nookie is slang voor seks. Nookie Wood zou dus een plek kunnen zijn waar je met je vlam naartoe gaat om van bil te gaan. En Shifty Adventures slaat op het feit dat iedereen op hetzelfde idee is gekomen en je op zoek moet naar wat privacy. De inspiratie heb ik uit een verhaal uit 1999 in The Independent. Over de Sea of Trees, een prachtig, dichtbegroeid Japans woud aan de voet van de Fuji waar mensen gaan wandelen en picknicken. Maar tegelijk is het een populaire plek om harakiri te plegen. Zó populair dat de autoriteiten verplicht zijn elk jaar een massale opruimactie in te lassen om alle lijken te bergen. Niemand heeft er een verklaring voor, demografisch valt het niet te duiden. In mijn interpretatie is die plek een decor zoals dat van Blade Runner geworden: hoogtechnologische geluiden vliegen je rond de oren, de sfeer is donker en verstikkend.’

Technologie, het woord is gevallen. Shifty Adventures in Nookie Wood is very much de opvolger van blackAcetate uit 2005. Daarmee stortte John Cale zich op digitale funk en uitgebeende r&b, zonder zijn verleden in avant-garde en claustrofobische rock te verloochenen. Die speelsheid woekert ook op de nieuwe plaat: John Cale en Auto-Tune, het hééft verdikke iets. ‘Ha, blij dat je het zegt. Ik weet dat het al langer een gimmick is voor wie snel een hit wil scoren, maar ik vond Auto-Tune een interessante filter om de stem van de personages in die songs mee te karakteriseren: dat robotachtige effect maakt hen wat schrijnender. (fijntjes) Niet echt hetzelfde als wat Cher er indertijd mee aanving.’

Nog meer heuglijk nieuws: op Shifty Adventures is de lang verbeide collaboratie met Brian ‘Danger Mouse’ Burton eindelijk een feit, in de gedaante van wulpse opener I Wanna Talk 2 U. ‘Een song die we in één dag hebben ingeblikt. Brian is een echte one-man band. Hoewel zijn stijl helemaal anders is dan de mijne. I tend to slam it, hij is zacht en vriendelijk. Niet iemand die met zijn vuisten op de piano bonkt, zoals ik.’

WIE JOHN CALE ZEGT, DÉNKT ER OP ZIJN minst zijn aartsrivaal Lou Reed bij. Mag, doet hij zelf namelijk ook. In What’s Welsh for Zen, zijn samen met Victor Bockris geschreven autobiografie uit 1999, laat Cale Reeds naam al in de tweede zin ontglippen. ‘Ik werd geboren op 9 maart 1942 in Garnant, tussen Swansea en Carmarthen, South Wales. Zo’n drieduizend mijl verder, in Brooklyn, New York, was Louis Reed een week eerder ter wereld gekomen, op 2 maart. (sic, Reeds geboortenaam is Lewis, nvdr.) Altijd geweten dat hij een voorsprong op me had!’

Maar dat was 1999. De jongste jaren trok Reed nog slechts de aandacht met een ambientplaat om zijn eigen tai chi-oefeningen mee op te leuken, met een live-improvisatieplaat rond het door geen mens behalve Lewis Reed zélf begrepen Metal Machine Music uit 1975, en natuurlijk met het loodzware Lulu, de wereldwijd weggehoonde tête-à-tête met Metallica. Niet dat John Cale plaatgewijs zo productief is geweest. Tussen blackAcetate en Shifty Adventures stond hij voornamelijk op het podium, onder meer om de vroege seventieselpee Paris 1919 nog eens integraal op te voeren. Maar toch: uit de gratie is hij bij zijn aanhangers nooit gevallen. Ik peil naar leedvermaak, maar Cale beweert Lulu nog niet gehoord te hebben. Wél veel over gelezen’, grinnikt hij. ‘Dat beide partijen er glansrijk in geslaagd zijn hun kernpubliek af te zeiken. Quite an achievement! (lacht hartelijk)’

Al van vóór Cale in 1968 op aandringen van Reed uit The Velvet Underground werd geflikkerd – om redenen die hij nooit helemaal heeft kunnen doorgronden – waren de twee al water en vuur. Toch houdt Cales weerzin voor zijn opponent vandaag gelijke tred met zijn bewondering. Ik had me bij de aanvang van dit gesprek voorgenomen Lou niet te vernoemen tot Cale dat zelf zou doen. De chrono was gestopt bij zestien minuten en negen seconden. ‘Nog voor Lou en ik met The Velvet Underground begonnen, had ik me al uitgebreid op improvisatie toegelegd. Maar wat ik met muziek deed, kon Lou met wóórden. Ik weet nog dat we jamden op een country-and-westerndeun. Hij begon te zingen over wat hij die ochtend had gedaan. Ik was geschokt, omdat het zo gemakkelijk leek. Maar je kon er desondanks een morele draad in volgen – of beter: een amorele. Hij leerde veel over zichzelf door dat te doen, en tegelijk gaf hij ons een beter zicht op wie hij was. Dat wilde ik dus ook.

‘Zelf leer ik door mensen te observeren en gesprekken af te luisteren op café. Ik ben er nog altijd niet uit waarom ik songs schrijf. Ik weet alleen dat ik personages bedenk die zich in dezelfde situatie bevinden als ikzelf. Al zoeken zij niet noodzakelijk naar dezelfde uitwegen.’

VINTAGE VIOLENCE (1970), THE Academy in Peril (1972), Paris 1919 (1973), Fear (1974), Slow Dazzle en Helen of Troy (allebei 1975): goeie tot uitstekende (rock)platen voor gerijpte geesten waren het, waarmee John Cale na The Velvet Underground voor eeuwig zijn naam vestigde. Ook als producer was hij op spectaculaire wijze bij de pinken, met facturen gericht aan Nico, The Stooges, The Modern Lovers en Patti Smith. Vaker wordt vergeten dat de soms zo weerbarstige John Cale in 1970 allerlei zijdezachte klavierpartijen drapeerde over Nick Drakes prachtsong Northern Sky. ‘Ik vond zelf dat ik zijn stem een kussen moest aanbieden’, herinnert Cale zich. ‘Zo fragiel als hij zong, daar wilde ik hoegenaamd niet tegen ingaan. Of het klopt dat ik hem de twaalfsnarige gitaar heb leren kennen? Zou kunnen. Ik weet wel dat hij betoverd was door mijn D12. De akkoorden die hij doorgaans speelde, weken al zodanig af van de gangbare normen dat hij op twaalf snaren góddelijk klonk. Zo rijk, zo delicaat… Maar of hij er daarna één heeft gekocht: geen idee.’

Na de seventies ging het met John Cales output kwalitatief enigszins bergafwaarts – uitzonderingen als Music for a New Society (1982) en Songs for Drella (1990, een combine met – jazeker – Lou Reed) niet te na gesproken. Veel producen kwam er ook niet meer van. ‘Ach ja, life had moved on. Bands nemen hun muziek tegenwoordig thuis al zodanig goed op met hun Macs dat maar weinig producers zich geroepen voelen daar nog iets aan toe te voegen. Ik juich dat toe, hoor. Ikzelf beleef in de studio het meeste plezier aan het de nek omwringen van geluiden. Om dan zo’n opdracht te aanvaarden om in de studio wat met mijn duimen te zitten draaien en achteraf de poen op te strijken: neen, dankjewel.’

DE VRAAG DIE IN INTERVIEWS MET JOHN Cale het vaakst terugkomt (naast ‘waarom werd u in feite uit The Velvet Underground geflikkerd?’), is hoe het toch zo kwam dat Cale op zijn 21e naar New York is gevlucht, om er als klassiek geschoold muzikant de avant-gardewereld van John Cage en LaMonte Young in te duiken. Terug naar What’s Welsh for Zen? daarvoor. Cale vertelde coauteur Victor Bockris hoe het gezinsleven in Garnant werd gedomineerd door zijn grootmoeder, die het niet kon verkroppen dat haar dochter, Cales moeder, een onderwijscarrière opgaf om te trouwen met een ongeschoolde Engelse mijnwerker, die haar nog met een kind opzadelde ook. De oude vrouw tolereerde dan ook geen woord Engels in huis, waardoor John Cale pas op zijn zevende, toen hij op school Engels leerde, met zijn old man kon praten. ‘Een geflipte situatie, ja, maar ik ben ze te boven gekomen’, klinkt het kortaf. Bovendien werd Cale als kind misbruikt door twee mannen, één ervan de orgelspeler in de plaatselijke kerk, in beide gevallen voor korte tijd. Maar om het Welshe trauma hier niet nodeloos aan te zwengelen: de jonge twintiger was ook een recalcitrant mannetje, dat wel eens wilde ondervinden hoe ver hij met de muziek kon raken in de leeuwenkuil van de Big Apple. ‘Ik wist tegen die tijd al lang dat muziek de taal was die alle mensen gemeenschappelijk hadden. Dat kwam mij uiteraard goed uit: moest ik niet langer tussen Welsh en Engels kiezen.’

John Cale koos voor de rest van zijn leven Engels, maar Wales heeft hem nooit écht laten gaan. In 2009 keerde hij dan ook terug, om zijn ouderlijke huis te filmen voor een multimediale installatie op de Biënnale van Venetië, waarvoor hij zich bereid had verklaard Wales te representeren. Dyddiau Du/Dark Days heette het werkstuk. Bij wijze van bondige samenvatting? ‘ Pretty much. Nu, ik was wel gevleid dat ze me vroegen. Ik kon het alleen doen werken als ik er een heel persoonlijk statement van maakte, waarin ik álle indrukken uit mijn jeugdjaren verwerkte. Maar toen ik mijn project op die eerste avond in Venetië presenteerde, werd ik door de mensen van de Welsh Arts Council met zo veel oprechte hartelijkheden overladen dat het me opnieuw daagde welke warme en sociale plek Wales was en is.’

Een bizarre noot om af te sluiten. John Cale – ik herhaal: zeventig – liet zich niet zo lang geleden ontvallen dat hij zijn artistieke potentieel nog niet ten volle heeft benut. ‘Ik wil dat niet te veel rondbazuinen, maar het is wel waar’, knikt hij met lichte tegenzin. ‘Men wil soms van mij weten of ik niet stilaan mijn pensioen overweeg. Dat is als vragen of ik volgende maand van plan ben dood te vallen. Neen, muziek is alles voor mij.’

Om redenen die hij nooit helemaal heeft kunnen doorgronden.

SHIFTY ADVENTURES IN NOOKIE WOOD

Uit op 1/10 bij Domino.

DOOR KURT BLONDEEL

JOHN CALE – ‘I WANNA TALK 2 U HEBBEN DANGER MOUSE EN IK IN ÉÉN DAG INGEBLIKT. WE HEBBEN EEN HEEL ANDERE STIJL: HIJ IS NIET IEMAND DIE MET ZIJN VUISTEN OP DE PIANO BONKT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content