Voor de vierde editie op rij maakt Jazz Middelheim een artist in residence bekend, die tijdens drie concerten zijn zin mag doen. Komt dit jaar binnen via de grote poort van Park Den Brandt: Avishai Cohen. ‘Ik had geen keus: ik moest trompetspelen.’

Voor wie zit te hopen op een reprise van de verstilde magie van Cohens concert op Jazz Middelheim twee jaar geleden, hebben we nieuws: de Avishai Cohen van dit jaar is niet de beroemde contrabassist, maar diens trompetspelende landgenoot. Die ándere jazzspelende Cohen uit Israël, die vooral in ons land grote sier maakt.

Wanneer we Cohen in Tel Aviv opbellen, komt hij net terug uit het buitenland, van alweer een lange reeks concerten voor zijn nieuwste album. Into the Silence verscheen eerder dit jaar bij ECM, Cohens eerste plaat op een groot label.

Je hebt vijftien jaar lang New York als uitvalsbasis gehad. Waarom ben je teruggekeerd naar je geboortestad?

COHEN: New York is een boeiende leerschool, maar op een gegeven moment wil je andere dingen in het leven. Dingen die in New York gewoonweg niet mogelijk zijn: een gezin, een beetje meer rust, een biertje op het strand bij zonsondergang zonder dat je eerst anderhalf uur naar Long Island moet rijden. En ik miste mijn familie. Ik vond het belangrijk dat mijn kinderen hun grootouders leerden kennen. Ik heb gelukkig nog een paar jaren met mijn vader kunnen doorbrengen voor hij stierf.

Into the Silence is een liefdevol eerbetoon aan je vader.

COHEN: Mijn ouders waren allebei grote muziekliefhebbers. Ze zijn erin geslaagd hun kinderen op een heel relaxte manier de liefde voor muziek mee te geven (zus Anat en broer Yuval zijn ook steengoede jazzmuzikanten, nvdr.). Maar ze hebben ons nooit verplicht. Soms kwam mijn vader thuis en zag hij aan mijn lippen dat ik weer geen trompet had geoefend. Maar hij heeft er nooit iets over gezegd. Het was in ons gezin gewoon de normaalste zaak van de wereld dat we toch op een of andere manier met muziek bezig waren.

Waarom ben je uitgerekend jazz beginnen te spelen?

COHEN: Mijn vader had acht jaar in de VS gewoond. Hij hield erg van Amerikaanse muziek en luisterde naar platen van Ella Fitzgerald, Louis Armstrong, Frank Sinatra… Die muziek is onder mijn huid gekropen. Daar kwam bij dat mijn trompetleraar ook zijn eigen bigband en dixielandorkest leidde. Ik was nog maar tien jaar en speelde al solo’s in twee verschillende bigbands. En ik kwam er snel achter dat klassiek niet echt mijn wereld is. In jazz is er veel meer vrijheid om fouten te maken en je eigen pad uit te stippelen. Het voelde veel natuurlijker aan.

Je carrière maakt een steile opgang, zeker in België gaat het opvallend hard. Hoe komt dat?

COHEN: België gaat goed, ja. Maar ook daarbuiten komt er meer en meer volk kijken. Tot voor dit laatste album verschenen mijn platen op kleine indielabeltjes, wat me totale artistieke vrijheid gaf: niemand die over mijn schouder meekeek of me dwong om toch maar iets commercieels te maken. Ik denk dat mensen vallen voor die compromisloze manier van muziek maken. En ook bij ECM heb ik het gevoel dat alleen de muziek telt.

Mensen verwijzen bij het horen van jouw muziek vaak naar Miles Davis. Is dat een vloek of een zegen?

COHEN: Er gaat tegenwoordig geen interview voorbij of het gaat over Miles. Ja, waarom? Vroeger had men het nog over Don Cherry of Clifford Brown.

Vind je dat vervelend?

COHEN: Nee, helemaal niet. Het is zelfs een groot compliment om in één zin met Miles te worden genoemd. Maar ik vind het verbazend hoe snel die vergelijking door iedereen wordt opgepikt. Iemand vroeg me zelfs of de titel van mijn album iets te maken heeft met In a Silent Way van Miles, terwijl ik die lp helemaal niet goed ken.

Ik geef toe, Miles is een van mijn grote helden. De manier waarop hij voortdurend bleef evolueren is een voorbeeld van hoe ik zelf ook muziek wil maken. Maar als trompettist ben ik evenzeer beïnvloed door Clifford Brown, Lee Morgan, Dizzy Gillespie, Art Farmer of Kenny Dorham. Allemaal hebben ze een weg gevonden in mijn sound en wie ik nu ben.

Je noemt vooral namen uit de bebop. Hoe kijk je naar de hedendaagse jazzscene?

COHEN: Vergeet dat gezeur dat jazz bijna dood is.Jazz is in a fantastic spot! Iedereen verlegt voortdurend grenzen. En tegelijk moet ik toegeven dat er weinig muziek uitkomt die in de buurt komt van een lp van saxofonist Dexter Gordon. Niet dat we allemaal Dexter moeten naspelen, dat lukt toch niet. Het is onze job om jazz hedendaags en relevant te maken. Om jazz weer populair te maken, zonder compromissen.

Kende je Jazz Middelheim al voordat het festival je vroeg?

COHEN: Ja, ik had er al over gehoord. Wie speelt er dit jaar?

Pharoah Sanders en het Liberation Music Orchestra zijn twee grote kleppers.

COHEN: Ik was een jaar of veertien toen ik met het Young Israeli Philharmonic Orchestra op zomerkamp in Zwitserland zat. We hebben toen met z’n allen de bus naar Montreux genomen om er naar Charlie Haden en het Liberation Music Orchestra te gaan kijken. Wat een fantastisch concert! Ik ben heel benieuwd hoe ze het er nu af zullen brengen, nu Charlie er niet meer is.

Je bent de vierde artist in residence ooit op Middelheim, na Tigran Hamasyan, Vijay Iyer en Jason Moran.

COHEN: Ik ben de eerste die geen piano speelt, wil je zeggen? Het valt me op dat het alle drie heel open muzikanten zijn. Ze maken hun eigen compromisloze en diverse muziek. Ze zijn niet bang om nieuwe uitdagingen aan te gaan. Ik weet niet of ik in dat rijtje pas, maar ik hoop van wel. Ik denk van wel.

Tot slot, is het vervelend om steeds met Avishai Cohen te worden verward?

COHEN: Vraag dat aan Avishai Cohen.

JAZZ MIDDELHEIM

Van 12 tot 15/8, zoals steeds in Park Den Brandt in Antwerpen. Alle info: jazzmiddelheim.be

DOOR FREDERIK GOOSSENS

‘ER GAAT TEGENWOORDIG GEEN INTERVIEW VOORBIJ OF MEN VRAAGT ME NAAR MILES DAVIS. HIJ IS NATUURLIJK EEN VAN MIJN GROTE HELDEN, MAAR TOCH: WAAROM?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content