JAREN VAN WEEMOED

© © GETTY

Stellen de tv-series waar we jaren geleden verslaafd aan waren vandaag nog iets voor? Zeven ervaringsdeskundigen leggen een zomer lang zeven titels van toen op de testbank. Deze week: The Wonder Years.

‘Er is geen gemakkelijke manier om het te zeggen: ik ben opgegroeid in de suburbs.’ Om de woorden van Renée Zellweger in Jerry Maguire even te gebruiken: ‘You had me at hello, Wonder Years.’ Een tv-serie herbekijken waar je als tiener verslingerd aan was en waar je dus met de nodige nostalgische gevoelens aan terugdenkt, het is een riskante onderneming. Niet in het geval van The Wonder Years, de Amerikaanse reeks over de jeugd van Kevin Arnold, want die slaagt er van bij de start in om weer in je hart te kruipen. De iconische begingeneriek, met Joe Cockers cover van With a Little Help from My Friends die over een reeks Super 8-homevideo’s te horen is, katapulteert je natuurlijk twintig jaar het verleden in, naar die avonden waarop je de serie voor het eerst zag op een beeldbuistelevisie in de ouderlijke huiskamer. Maar vooral de allereerste scène, waarin een volwassen Kevin in voice-over over beelden van een groepje spelende kinderen het verhaal inleidt, zit perfect.

De kinderen die op straat spelen, zijn enkele van de hoofdpersonages uit de reeks: de jonge Kevin, 12 jaar en bezig aan de laatste dagen van de zomervakantie voor hij naar de middelbare school moet, de ‘laatste dagen van pure, onverdunde kindertijd’. Zijn broer Wayne, een paar jaar ouder en de eeuwige pestkop en bullebak. Zijn beste vriend Paul Pfeiffer, een jongen gezegend met een bril én astma en dus zonder hoop om ooit cool te worden bevonden. En natuurlijk Winnie Cooper, het buurmeisje met wie Kevin is opgegroeid en zijn eerste, enige liefde. De straat zelf is een rustige weg in een al even rustige buitenwijk, een typische Amerikaanse suburb zoals die in de jaren vijftig en zestig in het hele land verrezen. ‘Een plaats met alle nadelen van de stad en geen van de voordelen van het platteland, en vice versa’, zegt de volwassen Arnold met gevoel voor humor, al voegt hij er meteen aan toe dat hij en zijn vrienden er ‘een gouden tijdperk’ hebben beleefd.

The Wonder Years start in 1968 en speelt zich af in de Verenigde Staten, maar tijdens die eerste scène denk je onwillekeurig: ‘Dit gaat over mij.’ Twintig jaar geleden al, toen de reeks voor het eerst werd uitgezonden, kreeg je dat gevoel, en nu duikt het weer op. Niet verwonderlijk want The Wonder Years is een ode aan de alledaagsheid, de banaliteit, de middelmaat waarin elk van ons het grootste deel van zijn leven doorbrengt. Kevin is geen adonis, niet bijzonder getalenteerd, geen toekomstig atleet, een gewone jongen dus, en de dingen die hij meemaakt, kunnen soms pijnlijk zijn – zeker in het hoofd van een opgroeiende tiener -, ze zullen echter nooit in de geschiedenisboeken belanden. Maar, zo is de boodschap, daarom zijn ze niet minder belangrijk. De buitenwijk waar Arnold opgroeide, mag dan een rij huizen zijn met allemaal dezelfde hekjes, tuintjes en garages, zoals de voice-over op het einde van die eerste aflevering zegt: ‘In elk van die identieke boxen zaten mensen met verhalen, gezinnen bijeengehouden door pijn en liefde.’

De schrijvers nemen het normale ernstig, en daardoor voel je je als kijker ook serieus genomen. Als kind kun/kon je je herkennen in Kevin Arnold en zijn strubbelingen op de middelbare school, waar hij ontdekt dat wie je bent minder belangrijk is dan wie er naast je zit – in zijn geval is dat helaas Paul. In zijn onzekerheid over zijn lichaam of zijn sportieve prestaties, zijn al te menselijke jaloezie als zijn beste vriend plotseling beter blijkt te kunnen basketten dan hijzelf, of in zijn ontluikende seksualiteit en de daarmee gepaard gaande onzekerheden. De periode waarin The Wonder Years zich afspeelt – 1968 tot 1973 – schemert wel door, maar blijft meestal op de achtergrond, via nieuwsflitsen over Vietnam op de televisie in de keuken ten huize Arnold, of de discussies tussen Kevins hippiezus en hun ouders. En als de werkelijkheid dan eens hard toeslaat, bijvoorbeeld als Winnies oudere broer – de coolste jongen van de straat – sneuvelt in die oorlog duizenden kilometers verderop, blijft er een zekere afstand, omdat alles getoond wordt door de ogen van een puber, een periode waarin je jezelf toch beschouwt als het centrum van de wereld.

Op zich is The Wonder Years een variant op de familiesitcoms van de jaren tachtig – Webster, Family Ties, Growing Pains… – alleen maakte de reeks komaf met de voor de hand liggende punchlines en de lachband, en voegde ze een scheut drama toe aan de verhalen. Daardoor voelt de serie nog steeds heel modern aan, een soort voorloper van de vele dramady’s die de afgelopen jaren opgang maken. Dat de serie vandaag nog altijd aanspreekt, komt echter niet alleen doordat je je jongere zelf opnieuw kunt herkennen in Kevin, maar ook doordat de oudere personages rond hem zo mooi zijn uitgewerkt. Ik denk niet dat het me twintig jaar geleden opviel hoe knap Kevins ouders worden neergezet, hoe snel die twee personages van een voorspelbaar cliché – de bezorgde moederkloek en de zwijgzame strenge vader -uitgroeien tot echte mensen. In de derde aflevering gaat Kevin een dagje met zijn vader naar kantoor, omdat hij wil achterhalen waarom die elke avond na zijn thuiskomst met een wodka-tonic in de zetel gaat zitten, zonder nog een woord tegen zijn kinderen te zeggen. ‘Hij werkte voor ons en bracht eten op tafel, en er werd niet van hem verwacht dat hij ook nog eens met ons zou praten’, aldus de voice-over. Op kantoor leert hij echter een heel andere kant van zijn vader kennen, die van een ‘manager of distribution and product support services’ die zijn droom om kapitein te worden heeft opgegeven uit liefde voor zijn moeder en die soms zijn problemen van het werk moet meenemen naar huis. Je snapt perfect hoe je je als kind herkende in de vragen die Kevin stelde, maar je tobt tegelijk ook over in hoeverre je eigen kinderen vandaag niet met dezelfde vragen zitten.

Niets dan lof dus? Neen, want vreemd genoeg viel het aspect van The Wonder Years waarvan ik verwacht had dat het me nu het meeste zou aanspreken net het meeste tegen: Winnie Cooper. In de meeste terugblikken wordt haar lof bezongen, tot op vandaag kun je in de VS T-shirts kopen met het opschrift ‘I love Winnie Cooper’ en de actrice die ooit het buurmeisje van Kevins dromen speelde, is nooit meer onder het personage vandaan gekomen. Tot haar afgrijzen wordt ze twintig jaar later nog altijd aangesproken door mannen die ooit verliefd op haar waren, zo vertelde Danica McKellar enkele jaren geleden in het tijdschrift Maxim (dat dat interview gepaard ging met het soort foto’s dat je meestal in dat mannenblad ziet, zal wellicht niet geholpen hebben om dat fenomeen in te dijken). En toch. Ik kan me niet herinneren dat ik vroeger gevoelens had voor Winnie, maar ik herkende me wel in de hele liefdesgeschiedenis tussen haar en Kevin, zijn onzekerheid als ze in zijn buurt kwam, de manier waarop hij haar idealiseerde zoals enkel tienerjongens dat kunnen.

Bij het herbekijken viel me echter op dat er voor de rest weinig gebeurt tussen de twee, en dat Winnie een van de weinige vaste personages is die nooit echt tot leven komen. Ook al maakt zij enkele van de meest traumatische ervaringen door uit het hele verhaal – haar broer die sneuvelt, haar ouders die (even) scheiden – ze blijft weinig meer dan een projectie van Kevins dromen en verlangens, een fantasie die met wapperende haren en begeleid door hetzelfde gitaarriedeltje in zijn leven passeert. Op dat punt is de reeks een ‘nostalgiemachine’, zoals een recensent van het tijdschrift The New Yorker ze omschreef. De verhalen over Kevin en Winnie brengen je terug naar je eigen jeugd, net zoals de setting in volle golden sixties, de soundtrack vol muziek van toen en de voice-over erop gericht zijn om heimwee naar het verleden uit te drukken. Maar eigenlijk is The Wonder Years gelijkstellen met ‘nostalgie’ de reeks tekortdoen: de oudere personages en hun verhalen zijn even herkenbaar als die van de jongeren, waardoor het een serie wordt die je op elke leeftijd aanspreekt. The Wonder Years is meer dan nostalgie: het overheersende gevoel dat je tijdens het kijken overvalt is weemoed, melancholie. Melancholie om het verleden, om wat voorgoed voorbij is, maar ook om de toekomst, om het verlies dat nog moet komen, de dag waarop je je kinderen niet meer zult kunnen knuffelen zonder dat ze heftig beginnen te protesteren.

VOLGENDE WEEK DAWSON’S CREEK

DOOR STEFAAN WERBROUCK

THE WONDER YEARS OMSCHRIJVEN ALS LOUTER EEN NOSTALGIEMACHINE IS DE REEKS TEKORTDOEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content