Hoe vertekend is het beeld dat Hollywood van seriemoordenaars ophangt? Wij vroegen het aan Guy Verhofstadts eigen criminelenkenner, Brice De Ruyver. ‘Het gaat telkens om een schijnbaar doodnormale Jan Modaal.’

Dat Zodiac in Cannes meedong naar de Gouden Palm, wijst erop dat het niet om de zoveelste sensationele slasher pic gaat. David Finchers zesde langspeler moet het niet hebben van bloedstollende splattereffecten, duizelingwekkende cameracapriolen en Silence of the Lambs-achtige confrontaties tussen goed en kwaad. Anders dan je zou verwachten van de regisseur van Se7en – een van de succesvolste seriemoordenaarsprenten ooit – gaat het om een langzaam opgebouwde en kalm gefilmde, maar daarom niet minder indrukwekkende en lang nazinderende studie van het effect dat de beruchte Zodiac killer had op zijn omgeving.

Drie mannen – journalist Robert Downey Jr., politieagent Mark Ruffalo en cartoonist Jake Gyllenhaal – raken in de ban van de mysterieuze moordenaar die het San Francisco van de jaren 60 en 70 terroriseert met zijn gruweldaden en merkwaardige brieven vol gecodeerde boodschappen. Hun jarenlange speurwerk levert niets op behalve een obsessie die hun levens compleet ontwricht.

Eindelijk eens een Hollywoodfilm die dit thema op een realistische manier in beeld brengt, vindt ook criminoloog Brice De Ruyver. De UG-docent en veiligheidsadviseur van Guy Verhofstadt heeft de buik meer dan vol van al die geromantiseerde thrillers waarin seriemoordenaars als glorieuze antihelden worden voorgesteld. Met echte serial killers heeft De Ruyver zelf nooit te maken gehad, maar hij werkte destijds als jonge assistent wel mee aan de expertise van de moorden door Vlaanderens meest beruchte gruweldoder: Freddy Horion, de killer met de zonnebril die in 1980 werd veroordeeld voor de brutale vijfvoudige moord op het gezin van zijn voormalige werkgever.

Brice De Ruyver: ‘Theoretisch gezien kan je Horion geen seriemoordenaar noemen. Om voor die kwalificatie in aanmerking te komen, moet iemand op drie aparte tijdstippen één of meer mensen hebben vermoord. Toch kunnen we ervan uitgaan dat Horion, die eerst een kassierster neerkogelde en nadien een compleet gezin ombracht, nog meer slachtoffers zou hebben gemaakt indien hij niet was opgepakt. Die zaak riep destijds veel vragen op. Is die man toerekeningsvatbaar, of heeft iemand die zulke gruwelijke daden pleegt een dermate verwrongen persoonlijkheid dat je moet overgaan tot onmiddellijke internering? Men heeft toen die laatste route niet gekozen, en vandaag zien we dat die beslissing de norm is geworden.’

De berechting van zulke daders is door de jaren heen dus amper veranderd. Geldt hetzelfde voor de onderzoeksmethodes?

De Ruyver: Integendeel. Door de evolutie van de ‘profiling’-techniek gaat het opsporen van seriemoordenaars een stuk vlotter dan pakweg veertig jaar geleden. Bovendien kan men vandaag gemakkelijker wetenschappelijk materiaal internationaal uitwisselen en ‘cases’ van over de hele wereld onmiddellijk met elkaar vergelijken.

Strafpleiter Jef Vermassen noemt het in zijn boek ‘Moordenaars en hun motieven’ onbegrijpelijk dat de Europese Unie nog geen databank heeft zoals het Amerikaanse Violent Criminal Apprehension Program of VICAP.

De Ruyver: Gelukkig hebben we in België nog niet vaak te maken gehad met echte seriemoordenaars. Het valt dus te begrijpen dat dergelijke technieken hier nog niet op punt staan. Toch heeft men tijdens het onderzoek rond de vuilniszakmoorden in Bergen de Amerikaanse methodes gehanteerd. Zelfs de moordaanslagen van de bende van Nijvel werden – hoewel daar nog andere motieven meespeelden – op een soortgelijke manier behandeld. We zijn dus, wat Vermassen ook beweert, allesbehalve een ontwikkelingsland op dat gebied.

Zijn er grote verschillen tussen seriemoordenaars uit verschillende landen en continenten?

De Ruyver: Tot op zekere hoogte zijn alle gevallen vergelijkbaar. De banaliteit van de dader voert steevast de boventoon. Het gaat telkens om een schijnbaar doodnormale Jan Modaal. Een andere constante is het aspect macht. Dat verklaart waarom seriemoordenaars hun slachtoffers vaak ook verkrachten en folteren. De sociologische context daarentegen wil wel eens sterk verschillen. Bekende gevallen als Jack the Ripper en Henri-Desiré Landru, die in het begin van de 20e eeuw een honderdtal vrouwen afmaakte nadat hij ze had leren kennen via contactadvertenties, zijn duidelijk producten van hun tijd.

In de jaren 80 en 90 kende Amerika een ware golf van seriemoorden, nu is Zuid-Afrika aan de beurt. Hoe zijn zulke evoluties te verklaren?

De Ruyver: Er zijn vele factoren die zorgen dat het aantal seriedoders blijft toenemen. Je hebt natuurlijk ‘copycats’, gestoorde individuen die zich laten inspireren door ophefmakende zaken uit het nieuws. Daarnaast is de vereenzaming, die toch kenmerkend is voor onze moderne samenleving, een zeer ongunstige factor. Maar ook de invloed van films en – vooral – pornografie spelen een belangrijke rol.

Roept u nu op tot een kruistocht tegen porno?

De Ruyver: Het blijft heel moeilijk om de impact van pornografie in te schatten. Bij sommige individuen heeft het bekijken van dergelijke foto’s en filmpjes een kanaliserende functie; het zorgt dat ze hun driften kunnen botvieren. Maar bij anderen werkt het juist als voedingsbodem die zorgt dat hun fantasieën escaleren.

Niemand wil een seriemoordenaar tegen het lijf lopen, maar toch worden we naar de cinema gezogen als er weer eentje op de affiche staat. Wat maakt ze zo populair?

De Ruyver: Moord en doodslag zijn zaken die blijven intrigeren. Ze wijzen ieder mens op zijn of haar sterfelijkheid. Bij zulke gebeurtenissen treden er interne identificatiemechanismen in werking. Daarom reageerde de bevolking ook zo massaal tijdens de zaak-Dutroux. Iedereen herkende zichzelf in de families van de slachtoffertjes en plaatste zichzelf in hun schoenen.

Door Steven Tuffin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content