The queen is dead. Of toch niet? Achtendertig jaar na haar overlijden publiceert Agatha Christie een nieuwe misdaadroman: De monogrammoorden. Geruchten als zou er een copycat aan het werk zijn, steken de kop op. Zitten de Vlaamse Moordzomer-auteurs er voor iets tussen? En wie is die literaire cowboy in het gezelschap?

Het lijkt wel de ultieme plottwist: Agatha Christie, van wie men jarenlang aannam dat ze van een welverdiende rust onder de zoden genoot, komt met een nieuw Poirot-mysterie. De meest voor de hand liggende verklaring – een ghostwriter – moeten we evenwel terzijde schuiven: Christie zal de lezer ongetwijfeld weer op het verkeerde been hebben gezet. Het persbericht waarin de Britse schrijfster Sophie Hannah wordt aangeduid als auteur van Christies nieuwe thriller maakt ongetwijfeld onderdeel uit van haar uitmuntend talent tot misleiding.

Alle verwarring op een stokje: the Queen of Crime never truly dies. Maar wordt ze nog gelezen? En heeft ze de huidige generatie thrillerauteurs nog iets te leren? Knack Focus verzamelde enkele Moordzomer-auteurs én een buitenbeentje in het salon om uit te vissen wie van hen meer weet over deze mysterieuze wederopstanding, en hoe hun relatie met Christie was.

TONI COPPERS, STAAND BIJ DE SCHOORSTEENMANTEL, KIJKT alvast oprecht uit naar de papieren feniks: ‘Benieuwd of Sophie Hannah het er even goed afbrengt als Anthony Horowitz, die een paar jaar geleden een nieuwe én goede Sherlock Holmes schreef, Het huis van zijde.’ En ook Christian De Coninck, die net zijn zilveren zakhorloge dichtklapt, haast zich om Christie lof toe te zwaaien: ‘Wie is er nooit geconfronteerd geweest met Agatha Christie? Wie kent de grande damevan de spannende literatuur niet? Ik kan amper geloven dat niet iedereen ooit wel eens een boek of een kortverhaal van haar heeft gelezen, of een film gebaseerd op een van haar boeken heeft gezien. Al heel jong heb ik boeken van deze uitmuntende schrijfster gelezen. Ik herinner mij nog steeds de titel van het eerste boek: Tien kleine negertjes.’

Overtuigend, misschien zelfs té overtuigend, alsof het antwoord vooraf ingestudeerd is. Voer voor speculatie. Doch, we priemen onze wandelstok richting de professorachtige Jo Claes, die de heren bijvalt: ‘De laatste keer dat ik een Agatha Christie heb gelezen, was ik vijftien of zestien, maar later heb ik natuurlijk verschillende verfilmingen van haar romans gezien. Wat me altijd beviel aan haar boeken, was dat ze de lezer de gelegenheid gaf om mee te denken, om zelf de misdaad op te lossen. Meestal bleek achteraf dat je er mijlenver naast zat, maar dat zette bij het volgende boek geenszins een domper op het leesplezier.’

Leesplezier dus. Dat horen we ook van romancier Christophe Vekeman, die om veel berucht staat, maar ook en vooral om zijn liefde voor het spannende genre. Hij lijkt moeilijk van zijn stuk te brengen. Sigaar in de ene hand, bourbon in de andere, cowboyboots op de salontafel: ‘Als ik lees voor het plezier, dan lees ik biografieën van Jerry Lee Lewis of het werk van Gerard Reve, maar als ik lees voor het plezier en de zon schijnt – ik bevind mij in een strandstoel en het druisen van de branding is gemengd met kindergejoel – dan zit ik bij voorkeur met een pocket van Agatha Christie in mijn hand. Agatha Christie lezen is zowat mijn favoriete zomertijdverdrijf, en ik reken haar bijgevolg tot mijn lievelingsschrijfsters. Goed, zoals onvermijdelijk het geval is in elk oeuvre dat uit meer dan zeventig titels van romans alléén al bestaat, gezwegen dus nog over al die toneelstukken en korte verhalen, zijn niet al haar boeken even grandioos, en er zitten zelfs een paar regelrechte stinkers bij, maar over het algemeen genomen vind ik dat de eretitel ‘Queen of Crime’ zelfs nog enigszins aan de zuinige kant is. Ik lees haar boeken dan ook niet zozeer ‘voor het verhaal’, hoe knap dat vaak ook in elkaar mag steken, maar wel voor de meesterlijke sfeerbeschrijvingen, de levenswijze humor en Christies absolute, hartverwarmende beheersing van de literaire portretkunst. Dat ik Miss Marple en Hercule Poirot in wezen bijna even weinig sympathiek vind als Agatha Christiehaters in mijn ogen zijn, of als – misschien nog erger – wijsneuzen die plegen te beweren dat zij altijd ’ten laatste op de helft’ kunnen voorspellen ‘wie het gedaan heeft’, doet aan mijn leesplezier overigens in het geheel niets af.’

Aha, toch een eerste kritische opmerking die we opslaan in de grijze celletjes. Vekeman wordt meteen bijgetreden door Rik Vanwalleghem: ‘Agatha Christie is voor mij een blinde vlek. Ik ben er gewoon nooit toe gekomen om ook maar één van haar boeken te lezen. Eigenaardig en moeilijk te verklaren. Het zal wellicht iets met vooroordelen te maken hebben, tot en met de seksistische reflex dat vrouwen geen krachtige thrillers kunnen schrijven. Nu nog, zonder ooit maar een letter van haar te hebben gelezen, ben ik er zonder enige goede reden van overtuigd dat haar boeken te ‘soft’ zijn, te glad, te braaf. Ik herinner me ook dat, telkens wanneer ik een tweedehandsboekenzaak bezocht, ik daar hopen Agatha Christies in de rekken zag staan. Dat vond ik een veeg teken. Om dezelfde totaal niet te verantwoorden reden – een gevoel, een beeld, een idee-fixe – heb ik nog nooit een Lanoye, een Brusselmans of een Hemmerechts ter hand genomen. Ik kom er gewoon niet toe. Te vergelijken met wat ik vroeger had met Vlaamse pop of Vlaamse film: dat kon gewoon niet goed zijn. Misschien moet ik van de verschijning van de ‘nieuwe Christie’ gebruik maken om Agatha alsnog te ontdekken…’

Qua bekentenis kan dat tellen, maar is het niet té opzichtig, té openhartig – leugens verberg je best in een waas van eerlijkheid. En plots is de sportieve Van-walleghem nergens meer te bespeuren: in de straat horen we nog net een rijwiel over de kasseien dokkeren. Sidekick Arthur Hastings zal hem wel achterhalen, ergens in de Vlaamse Ardennen, waar Vanwalleghem naast het thrillerschrijven ook tijd vindt om het Centrum Ronde van Vlaanderen te leiden.

Maar met dat lauwe haangekraai op de achtergrond nuanceert ook professor Claes zijn eerste uitlating: ‘Ik moet de heer Vekeman enigszins bijtreden: ik heb het altijd jammer gevonden dat haar twee belangrijkste hoofdpersonages – Hercule Poirot en Miss Marple – geen evolutie doormaakten. Van bij het eerste boek wist je dat Poirot ijdel was, van eten hield en zeer verstandig was – zijn grijze cellen, nietwaar – en tijdens al de volgende boeken waarin hij de hoofdrol had, bleef zijn karakter onveranderd, alsof de mal waarin Christie hem had gegoten, was stukgevallen. Lezers van hun kant willen niet alleen meedenken met de speurder, ze willen ook een beetje met hem meeleven. Ze zijn geïnteresseerd in zijn gedachten en gevoelens, ze willen meer te weten komen over zijn privéleven, over wat hij op liefdesvlak meemaakt bijvoorbeeld of gewoon over wat er zich in zijn directe omgeving afspeelt. Op dat vlak kom je bij Agatha Christie weinig aan je trekken, maar natuurlijk weegt dat niet op tegen de fantastische plots die ze tijdens haar lange carrière heeft bedacht.’

Merken we een vleugje zenuwachtigheid bij de auteur van De mythe van Methusalem? Steekt hij daarom nog een Kent-sigaret op? Christian De Coninck spreekt hem alvast tegen: ‘Poirot heeft altijd mijn sympathie gehad vanwege twee redenen: hij was Belg en hij was een politieman. Agatha Christie begenadigde hem niet alleen met een buitengewone opmerkingsgave, maar gaf hem bijna manische trekjes in verband met orde, netheid en het onderhoud van zijn snorretje. Hij kleedt zich piekfijn, met naar mijn mening te kleine lakschoenen. Zijn geniale manier om een onderzoek te leiden, brengt de lezer – kijker – dikwijls in verwarring. Alle elementen wijzen naar een verdachte, maar als puntje bij paaltje komt, blijkt de dader diegene te zijn die nooit verdacht werd. Waarom Agatha Christie een Belg voor haar hoofdpersonage koos, is nooit helemaal duidelijk geworden. Er bestaan theorieën over, maar die worden dan snel tegengesproken door een andere, zodat het mysterie even groot blijft.’

Patriottisme zowaar bij De Coninck die we extra in de gaten moeten houden. Als speurder weet hij natuurlijk als geen ander hoe hij mensen om de tuin moet leiden. En Poirot mag volgens hem dan wel een fat zijn, dat maakt de bewondering niet minder: ‘ITV heeft in 2013 onder andere in Brussel een documentaire gedraaid over het leven van Hercule Poirot, gespeeld door de fantastische David Suchet. De productie vroeg de medewerking van ons politiekorps, waar wij heel gretig op ingingen. De Britse acteur werd op het stadhuis en op het hoofdbureau van de politie ontvangen door de toenmalige burgemeester Freddy Thielemans en de korpschef van de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene, Guido Vanwymersch. De ontmoeting met David Suchet blijft een onvergetelijke herinnering. Hij is niet alleen een begenadigd acteur, maar ook nog eens een heel sociaal en contactvriendelijk persoon.’

Toni Coppers betoont zich de grootste fan. Hij is zowaar – als stalker? – naar Londen getrokken om er Christies toneelstuk The Mousetrap te bekijken, maar eindigt zijn betoog met een klein jeugdtrauma – niet zelden een goede reden voor wraak: ‘Ik heb The Mousetrap van Agatha Christie zo’n vijftien jaar geleden gezien, in datzelfde St Martin’s Theatre in het Londense West End waar het stuk nu nog speelt. Het was een matinee, herinner ik me, en wat me is bijgebleven, is dat je er voor één keer niet de busladingen Japanse toeristen tegenkwam die je tijdens andere shows in Londen steevast ontmoet: het waren vooral Britten naast me, John en Marjorie en Derek et les autres, die The Mousetrap als een stuk van hun cultuur beschouwen, een even grote Londense must als de Changing of the Guards of Madame Tussauds. Het is het archetypische stuk: alle karakters zitten opgesloten in het ondergesneeuwde Monkswell Manor, en een van hen is de moordenaar. Een oeroud trucje, natuurlijk, denk maar aan Murder op de Oriënt-expres. Maar echt goed gedaan, een soort deurenkomedie en moordspel in één. Haar kleinzoon, Mathew Prichard, kreeg de rechten op The Mousetrap van haar voor zijn negende verjaardag. Ik kreeg, als ik het me nog goed herinner, een doos Lego. Wonderbaarlijk, dat het toch nog goed gekomen is.’

Coppers krijgt van Vekeman meteen een bel Four Roses om het jeugdverdriet te verwerken, Jo Claes laat zijn pakje Kent rondgaan en Christian De Coninck stelt voor om een potje Cluedo te spelen. Wordt het wat met de nieuwe Christie? Aan de lezer om het mysterie te ontrafelen, daarbij in gedachten houdend dat in Christies opzienbarende roman De moord op Roger Ackroyd de verteller de dader was. En bevat niet elke wandelstok ook een ragfijn degen? Of een gifflacon? Wordt vervolgd…

DE MALLORCA-ERFENIS

Christian De Coninck, Houtekiet, 247 blz., ? 18,50.

OP DRIFT

Rik Vanwalleghem, Borgerhoff & Lamberigts, 220 blz., ? 22,50.

DE MYTHE VAN METHUSALEM

Jo Claes, Houtekiet, 416 blz., ? 22.

DOOD WATER

Toni Coppers, Manteau, 309 blz., ? 21,99.

DE MOORDZOMER

Knack Focus selecteert 25 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Alle info: demoordzomer.be

DE MONOGRAMMOORDEN

Sophie Hannah, naar Agatha Christie, Mistral verschijnt op 8/9.

DOOR RODERIK SIX

Rik Vanwalleghem ‘ZONDER OOIT MAAR EEN LETTER VAN AGATHA CHRISTIE TE HEBBEN GELEZEN BEN IK ER ZONDER ENIGE GOEDE REDEN VAN OVERTUIGD DAT HAAR BOEKEN TE SOFT ZIJN, TE GLAD, TE BRAAF.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content