Keet- of gewetenschopper? Filmguerrillero of haantje-de-voorste? De discussie over Guy Lee Thys (53) kan met zijn nieuwste film ‘Suspect’ naarstig worden verdergezet.

Of wat dacht u van onderwerpen als incest en pedofilie, mediasatire en groteske karikaturen? ‘Binnen de lijntjes kleuren heeft me nooit geïnteresseerd.’ Door Dave Mestdach l FOTO PIET GOETHALS

Suspect, geregisseerd door de tandem Guy Lee Thys en Ivan Boeckmans, vertelt het verhaal van Rob (Gène Bervoets), een cultuurmanager die door zijn 15-jarige stiefdochter Sandy (Zoë De Roovere) wordt beschuldigd van seksueel misbruik. Wanneer Sandy haar verhaal doet aan de overambitieuze jeugdconsulente Lydia (Ellen ten Damme), krijgt Rob het hard te verduren. Lydia maakt er een erezaak van om hem aan de schandpaal te nagelen, ook al zijn er nauwelijks bewijzen die Sandy’s getuigenis kunnen staven.

Wanneer de media lucht krijgen van de zaak, laten de gevolgen zich raden: Rob krijgt de politie op zijn dak en wordt zowel privé als op het werk met de vinger gewezen, ook al is het lang niet zeker of hij wel aan zijn sensuele stiefdochter heeft gezeten. Thys en Boeckmans tonen hoe de feitelijke waarheid al snel een futiel gegeven wordt wanneer je in een draaikolk van verdachtmakingen en sensatiezucht verzeild raakt.

Met zijn dubbelzinnige scenario en zijn satirische uithalen naar de mediahype rond de affaire-Dutroux zal Suspect ongetwijfeld de nodige discussie losweken. Dat is Thys intussen al gewoon, want de bad boy van het Vlaamse regisseursgild is nooit vies geweest van enige controverse. Drie jaar geleden ontketende hij nog een heuse mini-intifada met Kassablanka, een Romeo & Julia-pastiche over een jonge Vlaams Blokker die verliefd wordt op een mooie moslima.

‘Het is waar dat ik de controverse niet schuw, maar toch was ik geschrokken van de extreme reacties’, vertelt Thys wanneer we hem ontmoeten in de coulissen van het filmfestival van Gent. Maar gelukkig kan ik tegen een stootje. Tenslotte was het niet de eerste storm die ik moest doorstaan.’ Grilliger kan een carrière inderdaad moeilijker verlopen dan die van Guy Lee Thys. In 1982 werd hij met zijn debuut De Potloodmoorden – Vlaanderens allereerste exploitation-thriller over een seriemoordenaar – nog ingehaald als complexloos vernieuwer, terwijl hij zeven jaar later zichzelf bijna de nek omwrong met het megalomane kitschspektakel Cruel Horizon.

Dat Thys daarna twaalf jaar moest wachten om met Kassablanka eindelijk nog eens een film te kunnen draaien, valt wellicht niet alleen te wijten aan het floppen van Cruel Horizon. Om politieke correctheid heeft Thys zich nooit bekommerd, terwijl hij binnen het Vlaamse filmwereldje nog altijd minstens evenveel vijanden als vrienden heeft. Dat komt ervan als je jarenlang Theo Van Gogh-gewijs ongezouten statements de wereld instuurt, en al eens krachttermen bovenhaalt wanneer namen van collega’s, producenten of acteurs vallen. ‘Een lieverdje ben ik inderdaad nooit geweest,’ bekent Thys, ‘maar met de jaren ben ik wel braver en milder geworden.’

‘Suspect’ gaat over pedofilie en incest, maar vooral over sensatiehonger. Hebben we dat de jongste jaren niet al minstens één keer te veel op ons bord gekregen?

Thys: Wat die sensatiehonger betreft in elk geval niet. In de nasleep van de affaire-Dutroux doken er plots duizenden gevallen op van mannen die van pedofilie werden verdacht en in bittere vechtscheidingen terechtkwamen, puur op basis van geruchten en roddels. Er hing echt een paranoïde sfeertje – het deed me denken aan Roodkapje en de grote boze wolven. Mijn eerste scenario, In Tempore Suspecto, dateert van 1999 en was een aanklacht tegen die beerput die kennelijk plots moest worden opengewrikt. Uiteindelijk is mijn verhaal veel subtieler en genuanceerder geworden. Ik heb ook de originele titel laten vallen, want geen hond verstaat vandaag blijkbaar nog Latijn.

Was het je ergernis over die sensatiehonger die je naar de pen deed grijpen?

Thys: Precies, ergernis was echt mijn motor. Met Kassablanka richtte die zich op bepaalde bevolkingsgroepen die niet met elkaar kunnen opschieten en zich verstoppen achter fundamentalistische slogans. Nu gaat het over onverwerkt verdriet, over mensen die vergeten zijn waarom ze ooit van elkaar hebben gehouden, én vooral over de bemoeizucht van de buitenwereld die over alles en iedereen een oordeel klaar heeft. Het verhaaltje over Rob, zijn vriendin en zijn stiefdochter is eigenlijk maar bijkomstig.

De media krijgen er in ‘Suspect’ stevig van langs.

Thys: En terecht. Sinds de affaire-Dutroux staan de kranten vol met idiote artikels van lui die overal slachtoffers menen te bespeuren, en dat zijn in de regel vrouwen. Vrouw zijn is tegenwoordig blijkbaar voldoende om tenminste van iets het slachtoffer te zijn. Ik zeg niet dat er geen vrouwen zijn die worden misbruikt, maar de waarheid zit toch iets gecompliceerder ineen. Dat mag ook wel eens worden gezegd.

Dit is de tweede film die je samen met Ivan Boeckmans hebt geregisseerd. Hoe verloopt die samenwerking precies?

Thys: Ik ben producent, scenarist en coregisseur, terwijl Ivan zich concentreert op de feitelijke regie. Ik probeer er als manager van het project voor te zorgen dat ik de bomen door het bos zie, terwijl hij de bomen zelf soigneert (lacht). Dat betekent niet dat ik zijn bijdrage onderschat, integendeel. Dankzij Ivan heb ik mezelf kunnen heruitvinden. Na twintig jaar prutsen en proberen, vallen en opstaan, kon ik eindelijk met een schone lei herbeginnen.

Die coregisseur komt je films in elk geval ten goede.

Thys: Dat vind ik ook. Ik ben meestal een olifant in een porseleinwinkel, en dan is het erg nuttig om iemand naast je te hebben die de olifant in zijn kooi houdt (lacht). Ik besef dat ik niet altijd aardig ben tegen cast en crew, en als je met een professioneel team werkt, kan dat voor hoog oplaaiende ruzies zorgen. Vandaar dat deze formule zo goed werkt: Ivan is diegene die zijn stem verheft op de set, terwijl ik in de coulissen blijf en iedereen de set opblaf. (lacht)

Hebben jullie nooit ruzie?

Thys: Toch wel, maar da’s onvermijdelijk, natuurlijk. Ivan wilde veeleer de dramatische toer op, terwijl ik het satirische element erg belangrijk vond. Dan is het simpel: mijn mening primeert. Punt aan de lijn. Trouwens, in zekere zin maakt een film nog altijd zichzelf. Acteurs brengen hun ideeën aan of de cameraman heeft iets leuks gevonden. Die ideeën komen vervolgens bij mij terecht en dan ben ik diegene die de knopen doorhakt.

‘Suspect’ oogt emotioneler en verzorgder dan ‘Kassablanka’.

Thys: Dat zullen de cameramannen graag horen. Het was hun idee om nauwgezet de emoties van de acteurs te volgen. We hadden dit keer ook een wat groter budget, waardoor we op 35 millimeter konden draaien, terwijl Kassablanka volledig op video werd gedraaid. Dat scheelt natuurlijk een stuk om het eindresultaat een mooiere, warmere look te kunnen geven.

Is dat de reden waarom je ‘Suspect’ een vrouwenfilm noemt?

Thys: Ten dele. Het is intelligente emo-cinema met een humane touch, maar ook met nogal wat dubbele bodems. Ik ontken niet dat ik vooral op een vrouwelijk publiek mik, maar dat betekent niet dat het daarom een typische vrouwenfilm is. Geen enkel personage is helemaal goed of helemaal slecht – zelfs dat lieve, kleine meisje dat haar stiefvader van seksueel misbruik beschuldigt, kan veranderen in een opportunistische bitch. Maar zo is het leven natuurlijk ook. Vrouwen kunnen veranderen van sexy lolita tot Cruella de Ville. Jammer genoeg (lacht).

Net als in ‘Kassablanka’ worden realistische elementen aan groteske karikaturen gekoppeld. Is dat wel nodig?

Thys: Het is maar wat je grotesk noemt, natuurlijk. De toestanden die ik met Kassablanka heb meegemaakt, waren in elk geval véél grotesker dan de film zelf. Hoe meer ik te weten kwam over de Antwerpse moslimgemeenschap, hoe meer het me opviel dat de film eigenlijk erg lief en braaf was. Misschien geldt voor Suspect net hetzelfde: je kunt de tv-reporters of de onderzoeksrechters uit de film karikaturaal noemen, maar in het echt zijn ze niet veel beter. Ga maar na: je kunt geen krant meer openslaan of geen journaal meer bekijken of er worden verdachten met naam en toenaam genoemd, terwijl hun proces nog moet beginnen. Achteraf blijkt dan dat die mensen vaak niks met de zaak te maken hadden, maar dat wordt natuurlijk niet paginagroot op de cover gezet, maar in een klein kadertje op pagina 23. Geloof me: ik weet waar-over ik praat.

Verklaar je nader.

Thys: Een tijdje geleden werd ik zelf van seksueel misbruik beschuldigd. Ik ben vrijgesproken, maar ik heb intussen wel kunnen zien hoe het gerechtelijk apparaat en de mediamolen in elkaar zitten, en hoe weinig er nodig is om mensen ten gronde te richten. Een vaag gerucht is soms voldoende. Soit, meer wil ik daar niet over kwijt.

Een algemene vraag dan: je hebt een stoute reputatie. Heb je jezelf ooit gebrandmerkt gevoeld?

Thys: Nee hoor, want vroeger was ik ook gewoon een vervelende gast (lacht). Zelfs als mensen heel lief voor me waren, kon ik het niet laten om dwars te liggen. Binnen de lijntjes kleuren heeft me nooit geinteresseerd. Tegen schenen stampen, daarentegen! Ik zal nooit politiek correct zijn, vandaar dat ik Suspect absoluut wilde maken. Akkoord, veel vrouwen worden seksueel misbruikt, maar ik wilde tegen de stroom invaren en tonen dat niet alle mannen gefrustreerde klootzakken zijn.

Waar komt die koppigheid vandaan?

Thys: Geen idee, mijn joodse bloed misschien? Ik ben al van kleinsaf een rebel, al ben ik met de jaren wel milder en braver geworden. Helaas is politieke incorrectheid de nieuwe politieke correctheid geworden. Heel vervelend is dat, want wat moet ik nu in godsnaam beginnen? (lacht)

Je toonde je ook een rebel toen je in 1982, toen de Vlaamse cinema nog in boerenfilms grossierde, met ‘De Potloodmoorden’ op de proppen kwam.

Thys: Precies. Terwijl de anderen op een erf zaten om heimatfilms te maken, trok ik resoluut de kaart van de Amerikaanse B-film. En nu probeer ik net hetzelfde, of beter, het omgekeerde te doen. Terwijl Vlaanderen de Amerikaanse genrefilm heeft ontdekt – kijk maar naar De Zaak Alzheimer of De Indringer – ga ik weer de emotionele en sociale toer op. Ik vind het belachelijk dat men in Vlaanderen plots de Amerikaanse stijl gebruikt om Vlamingen naar hun eigen cinema te lokken, al ben ik de eerste om toe te geven dat ik twintig jaar geleden precies het tegenovergestelde heb beweerd. Maar goed: een mens evolueert nu eenmaal. Sterker nog: zelfs tegen het einde van dit gesprek zou ik alles durven ontkennen wat ik hier met klem heb zitten verdedigen (lacht). Zo ben ik nu eenmaal: zet me tussen een groepje Vlaams Blokkers en ik zet meteen mijn extreem-linkse pet op. Zet me bij zo’n groen- linkse zeveraar en ik kom onmiddellijk rechts uit de hoek. Om het met de woorden van Groucho Marx te zeggen: I’d never join a club that would take me for a member.

Over clubjes gesproken: ‘Suspect’ kreeg subsidies van het Vlaams Audiovisueel Fonds en wordt nu in promofilmpjes opgevoerd als voorbeeld van de ‘nieuwe Vlaamse film’. Wringt dat niet als notoire Einzelgänger?

Thys: Integendeel. Ik ben veranderd, maar dat is de Vlaamse film ook. Eindelijk durft men zijn eigen beeldcultuur te promoten en durft men al eens een agressievere toon aan te slaan. Da’s helemaal mijn stijl, natuurlijk. Begrijp me niet verkeerd: ik speel nog altijd liever alleen, maar de club waartoe ik nu behoor, bevalt me al meer dan de vorige. Films maak je voor een publiek, niet voor drie intellectuelen en een paardenkop.

‘Kassablanka’ was vrij succesvol en in elk geval controversieel. Was je verrast door de hevige reacties?

Thys: Absoluut. Vooral omdat ik amok had verwacht van extreem-rechts, en niet zozeer van de moslimgemeenschap. Gelukkig is de storm alweer gaan liggen. Na die mini-intifada van Abou Jahjah en andere extreem-rechtse moslimfundamentalisten blijkt Kassablanka nu zowaar de grootste videotheekhit te zijn in Antwerpen, en het zijn vooral Marokkaanse jongeren die in de rij staan om de film te huren. Wist je trouwens dat ik ondertussen ook heel wat sollicitaties binnenkrijg van allochtonen om in een film te spelen? Van islamofoob en racist tot koning van Borgerokko, het kan duidelijk snel verkeren. Voor mij bewijst dat eens te meer hoe makkelijk mensen zich laten opjutten zonder te weten waarover het gaat. Vooral de Antwerpse moskeeën hebben in die hele hetze een dubieuze rol gespeeld.

En wie zal zich dit keer door ‘Suspect ‘beledigd voelen, denk je?

Thys: Moeilijk te voorspellen. Iemand van het kindercommissariaat bleek in elk geval al erg geïnteresseerd. Ach, we zien wel. In wezen blijft het gewoon een liefdesverhaal, net als Kassablanka, maar dan wel één met een politieke en sociale thematiek. Als je rekening houdt met alle gevoeligheden, kun je gewoon geen film meer maken.

Zes jaar geleden dook je plots weer op als scenarist van het geflopte ‘Shades’, in een regie van Erik Van Looy. Wat liep daar mis?

Thys: Om productionele redenen moest ik achtendertig pagina’s uit het script halen. Bovendien had Erik Van Looy geen verstand van eten, terwijl de film volstak met eet- en drinkscènes, en daar kwam ook nog eens een gezonde dosis sarcasme ten aanzien van het filmwereldje bovenop. Het resultaat was nog zo slecht niet, maar het was wel een film die niet klopte. Ik had een zwarte komedie geschreven over de filmindustrie en ik zag een zwarte komedie annex thriller annex gangsterdrama annex van alles en nog wat op zijn Amerikaans. Pas op, ik pleit zelf ook schuldig, maar ik begrijp waarom het publiek het massaal liet afweten. Dankzij Shades heb ik in elk geval begrepen dat je Amerikaanse films best aan Amerikanen overlaat.

De opnames van ‘Suspect’ verliepen dus vrediger?

Thys: Absoluut. Die villa waarin de film zich grotendeels afspeelt, heb ik zelf zeven maanden gehuurd. Je zou dus kunnen zeggen dat de crew gewoon een tijd bij mij heeft gewoond. Gelukkig was het een hechte groep – zo hecht zelfs dat ze verdomme elke avond bij mij bleven plakken om pinten te drinken en naar de rushes te kijken, met alle brandplekken in mijn tapijt vandien (lacht). Vroeger zei ik altijd dat films maken oorlog was, maar kijk: blijkbaar kan het zowaar zelfs gezellig zijn.

Was het oorlog ten tijde van ‘Cruel Horizon’, toch een gigantische flop?

Thys: Een flop? Dat wordt altijd beweerd, maar dat klopt helemaal niet. De film werd verkocht aan twintig territoria en ik heb er acht jaar kunnen van leven. Of het een goeie film was, is natuurlijk nog wat anders. Ik wilde gewoon allerlei B-films door elkaar klutsen, van kungfu-films tot Amerikaanse actieprullen, en dan het liefst met zo slecht mogelijke acteurs. Zoiets verkoopt altijd. Het beweegt, het is kleur en het maakt veel lawaai. (lacht)

Heb je daar achteraf geen spijt van?

Thys: Toch wel. De Potloodmoorden was ook een slechte genrepastiche, maar vreemd genoeg wel één die heel erg goed werd onthaald door pers en publiek. Nu, na die film had ik gewoon fatsoenlijker thema’s moeten nemen. Ik maakte zomaar een film om de film, terwijl ik verhalen had moeten vertellen over dingen die me écht bezig hielden, of die maatschappelijk relevant waren. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer. Gelukkig heb ik met Kassablanka en Suspect een volledig nieuwe start kunnen nemen, en wees gerust: zo snel zijn ze dit keer niet van me af. (lacht)

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content