‘IK WIL MIJN HANDEN VUILMAKEN’

St. Vincent, née Annie Clark, brouwt de meest bevreemdende en meeslepende popsongs van het moment: barokke liedjes vol wrede minnaars, corrupte flikken en vingervlugge chirurgen, met gitaren scherp als messen. Het bloed op de snaren is dat van haar. Analyse van een muzikaal DNA.

De met stoeise krullen gekroonde Annie Clark speelde ooit bij het symfonische druïdengezelschap The Polyphonic Spree en ging daarna op tournee met herboren folkie Sufjan Stevens, maar gênante sporen heeft dat niet nagelaten. Als St. Vincent is de Amerikaanse artpopmuzikante na Marry Me (2007) en Actor (2009) bij een derde soloplaat aanbeland, die Strange Mercy heet. Haar artiestennaam ging ze halen bij het ziekenhuis waar de dichter Dylan Thomas zijn laatste adem uitblies. ‘Mijn visie op popliedjes is nogal verwrongen’, zegt ze half verontschuldigend, met een blik van ‘ik kan het ook niet helpen’. Welke vijf gitaristen Clark het meest hebben getekend, wilden wij wel eens weten.

MARC RIBOT

Sidekick van onder meer Tom Waits, Elvis Costello, John Zorn en David Sylvian.

Annie Clark: ‘Ik denk dat ik ‘m voor het eerst heb horen spelen op Rain Dogs van Tom Waits. Schitterende antisolo in Clap Hands: rattig, dun, vunzig. Ik moet toen rond de twintig zijn geweest, ik speelde zelf al enkele jaren gitaar, maar Ribots spel was een inslaande bliksem: ‘O, maar zo kan het óók!’ Praat je over gitaristen, dan gaat het eerst over Jimmy Page en riffs en schema’s. Maar zo’n perverse gitaar als die van Ribot had ik nog nooit gehoord. Let op, hij is heel onderlegd. Toch lijkt geen noot die hij speelt uit een boek te komen. Hij is intuïtiever, en daarom veel onweerstaanbaarder dan iemand die bluesschema’s volgt. Zelf heb ik als kind ook les gevolgd, hoor. Ik heb Aqualung van Jethro Tull leren spelen, en Neil Young en classic rock. ( Lacht) Twee, drie jaar heeft dat geduurd. Toen ben ik met mijn oom en tante, twee jazzmuzikanten, op tournee vertrokken. Van dan af was het: observeren, leren zonder ooit nog les te krijgen.’

TUCK ANDRESS

Vroege funkateer bij The Gap Band, gelukkig getrouwde jazzman sindsdien.

Annie Clark: ‘Elke zomer ging ik met mijn oom en tante Tuck & Patti mee de baan op, als roadie. Zo heb ik een attitude gekweekt: hard werken, en al doende je techniek en professionele kader op punt stellen. Ik hou van toeren. Ik kan me geen ander leven voorstellen. Niet dat ik voortdurend uit een reiskoffer leef, maar langer dan een maand kan ik nergens blijven hangen zonder dat het begint te jeuken. Zelfs al ben ik thuis, in New York. Muzikant wou ik al sinds mijn twaalfde worden. Tuck is de broer van mijn moeder, dus in de familie zei niemand: ‘We moeten haar tegenhouden, ze komt aan haar eind in een gore drugssteeg!’ Ofwel lieten ze me mijn gang gaan in de stille hoop dat ik van idee zou veranderen. ( Lacht) Als de zomer aanbreekt en ik ben niét op tournee, slaat de melancholie toe. Reizen is in Neverland vertoeven, het maakt iets prikkelends los. Je hoeft geen rekeningen te betalen of de vaat te doen of de vuilnisbakken voor te zetten. Het is: ronddwalen in adoles-centie, zonder eind in zicht.’

STEVE ALBINI

Vooraan bij Big Black en Shellac, achter de knoppen bij Nirvana, The Breeders en Pixies.

Annie Clark: ‘Niet zo lang geleden heb ik Big Blacks ‘Kerosine’ live gespeeld. Een hondsbrutale song, koud en hard en metalliek. Geweldig! Er zijn niet veel jobs waarin je elke druppel gal en misantropie uit je lijf kunt knijpen en er nog applaus voor krijgt ook. ( Lacht) Kansen zijn er om te grijpen. Ik mag dan zijn opgegroeid in het conservatieve Dallas, ik wist al vroeg dat de wereld groter was. Dankzij internet, dat doorbrak toen ik op school zat, ontdekte ik tegen de stroom in roeiende indierocklabels als Kill Rock Stars en K Records. Ik bestelde platen via postorder. Ik dacht dat er geen scene was in Dallas, tot ik op websites over Tripping Daisy en de Toadies las. Een maand nadat ik met studeren was gestopt, trad ik toe tot The Polyphonic Spree. Niet moeilijk: die waren met zoveel dat iederéén in Dallas wel iemand kende die bij die groep speelde.’ ( Lacht)

ANDY GILL

Gitarist van Gang of Four en producer voor Red Hot Chili Peppers en Michael Hutchence.

Annie Clark: ‘Coole podiummoves! Maar vooral: ook weer geen doorsneegitarist. Hij laat zijn instrument hoesten en krassen en krijsen. Mijn allereerste invloed als prille tiener zal wel Nirvana zijn geweest, dus moest ik ooit wel bij Gang Of Four uitkomen. Ik geef het toe: ik ben een pedaaltjes-nerd. Het kost me aanzienlijk wat tijd om voor elke song de juiste geluiden bij elkaar te puzzelen. Ik voel me geen singer-songwriter in de klassieke zin, ik wou altijd al iets ánders zijn. Het leukst is het om een conventionele popvorm te koppelen aan iets ongewoons, iets toevalligs, iets links-van-het-centrum. Ik vrees dat ik een tamelijk verwrongen beeld heb van hoe een popsong in elkaar moet zitten. Nochtans was ik er heilig van overtuigd dat ik er voor deze plaat enkele had geschreven die zó op Rhythm Nation van Janet Jackson hadden gekund. Strak! Dansbaar! Maar die illusie moest mijn producer John Congleton altijd weer de nek omdraaien: ‘ No, you’re an idiot.’ ( Lacht)

SISTER ROSETTA THARPE

Gospelzangeres uit de jaren dertig die zichzelf begeleidde op ‘duivelse’ rock-‘n-rollgitaar.

Annie Clark: ‘Ongelofelijke vrouw, één van de eersten om furore te maken op de elektrische gitaar. Weet je, wie in een gospelkerk opgroeit, trekt geen grens tussen verstand en gevoel. In gospel bén je muziek, je geeft er met je hele wezen gestalte aan. Toen ik op mijn veertiende in de clubs van Dallas speelde, zei mijn oom: ‘Je bent heel verlegen, behalve wanneer je gitaar speelt.’ Ik kan alleen maar hopen dat ik dat pad kan blijven volgen. Op Strange Mercy was er in elk geval veel meer ruimte om (klauwt) the eagles of doom te laten neerdalen, om luid en angstaanjagend en agressief te zijn. Vroeger maakte ik veel te nauwgezet muziek, alsof ik iemands nagels verzorgde. Terwijl ik veel liever mijn hielen in het zand stamp en mijn handen vuilmaak. Ik wil spektakel, adrenaline, niet weten naar welke kant een show zal overhellen. Muziek moet mooi en subtiel en ontroerend kunnen zijn, maar tegelijk ook gevaarlijk en, tja, lelijk misschien. Want zo is het leven zelf toch ook?’

STRANGE MERCY

Uit bij 4AD.

DOOR KURT BLONDEEL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content