‘Voor inspiratie hoefde ik gewoon maar in de spiegel te kijken’, zegt Mickey Rourke over zijn comeback-rol als Marv, een van de outcasts uit ‘Sin City’. Van sekssymbool over tweederangsbokser tot cultheld: de biecht van Mickey Rourke. Door Dave Mestdach

‘SIN CITY’

VANAF 1/6 IN DE BIOSCOOP

EXTRA OP WWW.FOCUSKNACK.BE

INTERVIEWS MET MICKEY ROURKE

De ingrepen, de littekens, de doorrookte stem: ze hebben van Mickey Rourke ( Nine and a Half Weeks, Rumble Fish en Year of the Dragon) op zijn vijftigste een macho-karikatuur zonder weerga gemaakt. Dé geknipte acteur dus voor Sin City. De man interviewen heeft iets treurigs en aandoenlijks tegelijkertijd. Want vergis je niet: onder de pafferige karakterkop – het resultaat van dertien professionele bokskampen, rigoreuze facelifts en een overdosis seks, drank en rock-‘n-roll – schuilt nog steeds een intrigerend, geëngageerd en verbazend openhartig acteur. ‘Natuurlijk heb ik me laten gaan’, zucht hij met de nodige zelfkennis. ‘Maar dit is de kop en het lijf waarmee ik het tegenwoordig moet doen en op mijn leeftijd heb ik geen tijd meer om daarover te zitten janken.’

‘Sin City’-regisseur Robert Rodriguez vertelde me dat Marv, een bonkige gangster, enkel door jou vertolkt kon worden. Een compliment of een verwijt?

Mickey Rourke: Dat moet ik hem dringend vragen, the cheeky bastard ( lacht). Maar hij heeft wel een punt, want net als Marv heb ik een verweerde kop, een geblutste ziel en een beschadigd lijf. Het grootste deel van mijn leven heb ik geprobeerd om dat te verbergen, maar daar heb ik schoon genoeg van. Het heeft al tot te veel stommiteiten geleid. Als white trash kid stak ik mezelf in een soort harnas, om me toch maar niet te moeten blootgeven. Maar als mens hou je dat niet vol en op een gegeven moment kom je tot het pijnlijke besef dat je met dat pantser bent versmolten. Heel eng, is dat, als je in de spiegel kijkt en denkt: ‘Mán, wat een beschadigde lul staat me daar aan te gapen.’ Je pantser wordt je zwakte en hoe meer je eraan tracht te ontsnappen, hoe meer je het verneukt. Voor jezelf en je omgeving.

Had je dan écht niet door dat het op de lange duur je ondergang zou betekenen?

Rourke: Nee. Van kindsbeen af kende ik maar twee manieren om met mijn problemen om te gaan: zuipen en vechten. Gelukkig ben ik tien jaar geleden in therapie gegaan en dat heeft mijn leven gered. Triest, ik weet het, maar ik kan de klok niet terugdraaien. Het enige wat me rest is: hopen dat mijn vrienden en mijn toenmalige vrouw het me kunnen vergeven.

Was het een vorm van boetedoening toen je begin jaren negentig besloot om te stoppen met acteren en terug te boksen?

Rourke:Sure, al heb ik altijd graag gebokst, ook toen ik nog geen acteur was. Had ik de keuze gehad, ik was veel liever een geslaagd profbokser geworden dan een gevierd acteur. Maar de manier waarop ik in de ring stond, had meer met masochisme te maken dan met sport. In sommige kampen liet ik zonder weerstand op mijn gezicht timmeren, alsof ik op die manier mijn schuld wilde inlossen. In de gymclub droeg ik zelfs nooit een hoofdmasker, zoals je nu nog steeds kunt zien. Hoofdmaskers waren voor pussies, vond ik. Uiteindelijk heeft mijn bokscarrière zes jaar geduurd, veel langer dan oorspronkelijk de bedoeling was. En in mijn dertien profkampen heb ik meer klappen geïncasseerd dan een boksbal, wat nog veel minder de bedoeling was. (lacht) Toen ik stopte met boksen en weer wilde acteren, was ik niet meer dan een opgewarmd lijk. En nog was de ellende niet voorbij, want toen ik op zoek ging naar rollen, kreeg ik de genadeslag. Producenten zeiden me vlakaf: ‘Je wil opnieuw acteren? Bad news, you’re finished.

Je bent nu toch terug?

Rourke: Ja, maar wel met acht jaar vertraging. Ach, misschien is het maar goed dat het zolang heeft geduurd. Zo had ik tenminste de tijd om mijn leven weer op orde te krijgen.

Je had het daarnet over ‘schuld inlossen’. Welke precies?

Rourke: Ik kwam uit een hard milieu, waar acteren werd beschouwd als iets voor mietjes. Toen ik succes kreeg en het geld binnenstroomde, kreeg ik het gevoel dat ik het succes niet verdiende. Alsof ik mijn roots verraden had en mijn ziel aan de duivel had verkocht. Uiteindelijk uitte dat zich in een chronische woede, en zo ging het van kwaad naar erger.

Heb je daar spijt van?

Rourke:I have a million regrets. Maar je weet hoe dat gaat, hé. Je komt pas terug bij zinnen als je alles kwijt bent. Voor mij was het keerpunt het moment waarop mijn vrouw met de koffers in de hand stond te huilen: ‘Ga toch hulp zoeken, Mickey.’ Dat heb ik toen ook gedaan, en dat was een van mijn allerbeste beslissingen ooit, ook al sta ik nog steeds duizenden dollars bij m’n psychiater in het krijt. When you’re broke and broken, it’s hard to get fixed, you know.(lacht)

Hoe heeft hij je er dan opnieuw bovenop gekregen?

Rourke: Door steeds eerlijk tegen me te zijn. Op een keer vroeg ik hem of ik dan werkelijk zo’n verschrikkelijke fuck-up was en antwoordde hij droogweg ‘ja’. Dat had ik nooit verwacht – ik was een klant, weet je wel – maar dat heeft me wel de ogen geopend. Ik wás een pathetische loser. Weet je, ooit woonde ik in een kast van een villa. Ik had een garage vol auto’s en motoren en een eigen entourage from hell. Toen ik uit die droom ontwaakte, zat ik plots helemaal alleen in een miezerig kamertje gewichten te heffen. Ik had nog één vriend die me wekelijks 200 dollar toestopte om in de McDonalds te eten. En in de spiegel zag ik Marv, een opgeblazen comic book-personage. But I’m through with that. Van nu af aan is er enkel nog de gedisciplineerde, consistente Mickey Rourke. Niet dat ik discpline en consistentie leuk vind û fuck, ik heb de woorden zelfs moeten opzoeken in een woordenboek û maar er is geen andere optie. Ik wil nooit meer naar dat kamertje terug. Gelukkig heeft Robert Rodriguez de deur voor me weer op een kier gezet. Ik geniet weer van acteren en ga van de ene film naar de andere, zonder mezelf onder druk te zetten. Binnenkort heb ik een rol in Domino, de nieuwe film van Tony Scott. En volgend jaar speel ik mee in de prequel van Sin City. Het ziet er dus goed uit, zolang ik maar gedisciplineerd en consistent blijf. (lacht)

En dat terwijl je ooit alles en iedereen in Hollywood verfoeide.

Rourke: Na Angel Heart stond ik écht op het punt om Hollywood op te blazen. Als jong acteur had ik hard gestudeerd aan de Actor’s Studio met Lee Strasberg, waar ik had geleerd dat acteren om perfectie en authenticiteit draait. Het was simpel: ofwel was je goed ofwel was je slecht. Er was geen grijze zone tussenin. Maar toen ik in Hollywood tussen al die fuckin’ filmsterren terechtkwam, zag ik niks dan grijze en afgelikte sukkels. En het ergste was: na Nine and a Half Weeks probeerden ze ook nog eens een sekssymbool van me te maken. Nu zou ik daar vrede mee hebben – I can see the fun in Marv scoring pussy – maar toen haatte ik het. Jarenlang heb ik zelfs geweigerd om mezelf ‘acteur’ te noemen. Ik vond het een aanfluiting van datgene waar ik voor stond.

Richard Burton zei ooit dat hij aan de drank was geraakt omdat hij acteren niet mannelijk genoeg vond. Herkenbaar?

Rourke: Dat heb ik ook ooit beweerd, maar da’s een van die vele dingen waarvan ik spijt heb. Acteren is niet het probleem, het probleem schuilt in jezelf. De waarheid is dat ik uit een geslacht van alcoholisten kom. De meeste mannen uit mijn familie zijn overleden rond hun veertigste, meestal van de drank. Mijn grootvader, mijn oom, mijn broer… (Krijgt tranen in de ogen, herpakt zich) Sorry, mijn broer is vier maanden geleden overleden en ik mis hem heel erg. Die familiegeschiedenis is trouwens ook de reden waarom ik oorspronkelijk weigerde om Barfly te draaien, die Charles Bukowski-verfilming. Too many bad memories there, ik wilde niet de lof zingen van een zuipschuit.

Je hebt het steeds over je comeback met Robert Rodriguez, maar je had de afgelopen jaren toch ook andere rolletjes? Je speelde zelfs in een Belgische film: ‘Shades’, van Erik van Looy.

Rourke:Erik van who? Van Looy? Oh, yeah, that guy. Ach, aangezien niemand in Hollywood me nog wilde, vond mijn manager het wel een goed idee om zachtjesaan terug te beginnen in kleine films. Niet dat ik er iets aan verdiend heb, maar het was fijn om af en toe uit dat donkere kamertje te kunnen ontsnappen. Doe Erik Van Looy de groeten van me. I owe him.

Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content