Er is een nieuwe Gabriel Rios opgestaan. Hij staat te popelen om het u te bewijzen, maar enkel op zijn eigen voorwaarden. Terug uit de Big Apple, en klaar om zijn thuisland te heroveren. ‘In New York was ik geen Puerto Ricaan maar een white boy, een Europeaan, een Belg.’

‘Dear all, long time no see’, zo begint de digitale omzendbrief die op 9 oktober in de daarvoor bestemde box viel. ‘For the last three years I have been living in a small appartement in New York City’s Chinatown.’ Hup, alweer een perfide schooier die zich met een treurige voorgeschiedenis en een verdacht lucratief zakenplan voorbij mijn firewall murwt. Nee, wacht. De brief is ondertekend met Gabriel. Gabriel Rios, muziekman met een legitiem plan. Hij is terug in het land, en heeft twaalf nieuwe songs meegebracht, lees ik. Hij zal elke derde donderdag van de maand één daarvan openbaren, een heel jaar lang. Er is ook sprake van een album en een theatertournee. ‘It would be great to see you after such a long time’, besluit Gabriel. Geen kusjes.

Precies een week later zie ik hem al, op tv. Rios zit naast Rode Duivelskinesist Lieven De Maesschalck wat onwennig heen en weer te wroeten op de sofa van Tomas De Soete en Freek Braeckman in Café Corsari. De Gentse tongval in zijn sappige Nederlands is intact, stel ik tevreden vast. Vree wijs. Hij mag er ook Gold spelen, nummer één van de twaalf. Of toch een deeltje ervan.

‘Wist je dat je hier tegenwoordig maar maximaal twee minuten van je liedje mag spelen in een televisieprogramma? Hoe bekrompen is dat niet? Ze gaan er blijkbaar van uit dat elke kijker meteen begint weg te zappen zodra iemand een nieuw streepje muziek inzet.’ We zitten op het binnenterras van een Gents café, recht tegenover het appartementje dat Rios sinds vier weken opnieuw betrekt. Onder een grijze hemel in de frisse buitenlucht, maar we kunnen tenminste roken. Een Cubaanse sigaar voor hem (een Romeo y Julieta, model Churchill, voor de kenners), een half pakje blauwe Camel voor mij.’IK BEN ERG BLIJ OM WEER IN BELGIË TE zijn, maar het was een ruwe landing’, vervolgt Rios. ‘Ik was vergeten hoe het was om…’ Hij wikt en weegt, de kop van zijn Cubaan trekt fel orange.

‘Om Gabriel Rios, de latinohartendief van Vlaanderen en omstreken te zijn?’ probeer ik.

‘Ook, maar ik was vergeten hoe het voelde om dingen te doen waarvoor ik de tolerantie nog maar moeilijk kan opbrengen. Like that television stuff. Ik treed graag op verschillende manieren met mensen in contact, maar alles moet hier zo braaf en netjes uitgespeld worden. Laten we vooral het publiek niet overschatten. Die angst, dat was ik vergeten.’

Dit is Gabriels eerste interview voor de geschreven pers sinds hij terug in het land is en, voor alle duidelijkheid, ons gesprek verloopt in het Engels. Op veelvuldige vervoegingen van fuck en een paar keer amazing na lijkt hij ongeschonden uit zijn New Yorkse avontuur gekomen. Maar waarom was hij nu weer precies vertrokken?

‘Het was zeker geen grote business move: ik ben niet naar Amerika gegaan met de bedoeling het daar proberen ’te maken’. Dat heeft trouwens geen nut. Tegenwoordig hoef je niet meer in levenden lijve je plaatje op tafel te leggen. Platenfirma’s kijken vooral naar je aantal clicks op YouTube, hoeveel mensen je via Facebook volgen en zo verder. Anderzijds, het was wel de bedoeling om ginds live te spelen, en daarvoor kan het zeker geen kwaad om te netwerken. En er was wel degelijk een moment waarop ik dacht: ‘Ik ga me erin storten, netwerken, twitteren, husselen, wie weet wat ervan komt.’ Dat moment heeft ongeveer zeven minuten geduurd. (lacht) Ik heb al mijn energie in de songs gestoken, in ze schrijven en ze spelen. Want dat was de enige echte opzet: naar New York gaan tot ik een verzameling songs had afgewerkt en dan terugkomen. A change of scenery.

VOOR GABRIEL RIOS IN NEW YORK DE inspiratie ging zoeken, resideerde de zanger in De Pinte, een afgeborstelde, rustige gemeente ten zuiden van Gent. Helemaal aarden deed hij er niet. ‘Je hebt er ooit tijdens een feestje mijn tuin gezien, weet je nog? Een ramp. Het gras afrijden, snoeien, ik was er duidelijk niet voor in de wieg gelegd. (lacht) En de vogels, soms werd ik gek van het getsjilp van al die vogels!’

Het klinkt alsof De Pinte, en bij uitbreiding België, te comfortabel geworden was voor Rios de songschrijver? ‘In zekere zin wel, ja. Ik wist niet meer waarover te zingen, ik had een uitdaging nodig, een nieuwe, andere soort energie. Ik zat al even met een knagend gevoel, begonnen vlak voor ik op tournee vertrok in het voorprogramma van Melody Gardot, zo’n jaar of vijf geleden. Als ik me moet verdedigen met enkel mijn gitaar, kan ik het dan? En toen bleek dat ik helemaal niet zoveel songs had die ik solo met de gitaar kon brengen, begon ik me helemaal ongemakkelijk en onzeker te voelen. Was ik verwend in België? Succes in de microkosmos van de Belgische muziekindustrie is één ding, maar kan ik wel degelijk goede songs schrijven? Ik begon te vrezen dat ik een grote mond had, maar dat ‘het’ ontbrak.’ Terwijl hij ‘het’ zegt, knipt Rios met de vingers.

Hij ging de knip en de anonimiteit zoeken in New York, niet in het hippe Williamsburg, Brooklyn, maar in Chinatown, Manhattan. ‘Mijn roommate was een Indiase dame van 43 met een nine-to-fivejob’, vertelt Rios. ‘Het laatste waar ik zin in had, was omsingeld te zijn door mensen zoals ik. Ik heb me niet onder muzikanten gemengd, me niet in de verschillende hippe scenes ondergedompeld, simpelweg omdat zoiets me niet inspireert.’ Hij leert wel het Nederlandse koppel Ruben Samama en Amber Docters van Leeuwen kennen, klassiek geschoolde muzikanten (zij cello, hij akoestische bas) die aan de Manhattan School of Music studeren. ‘Pure klasbakken’, aldus Rios. ‘Wat ik ook fantaseer, ze spelen het. Moeilijk te imponeren, bovendien, en dat was een pluspunt. Ik heb heel veel geluk met die twee.’

Met zijn drieën weten ze gaandeweg een residentie te versieren in Rockwood Music Hall, een club waar beginnende singer-songwriters zichzelf voor de leeuwen werpen. ‘We speelden er ongeveer om de twee weken, soms voor zeven man, soms voor dertig. Very humbling. Zonder drums, enkel gitaar, cello en contrabas. Een harde test voor de songs, want er is niks om je achter te verbergen. De arrangementen zijn van nature minimaal, maar moeten tegelijk erg sterk zijn. Wanneer er iets niet werkt, dan crash je, en in New York begint het publiek dan gewoon te keuvelen. En wanneer het goed is, wachten ze niet braaf tot het einde om daar luidruchtig gehoor aan te geven. (lacht) Plus, in het Engels zingen in Amerika is helemaal anders dan hier. Je communiceert echt, je praat met je publiek. De dynamiek van live spelen is heel direct. Ik werkte dus ook extra hard aan mijn teksten. Ik heb enorm veel geleerd.’

Het was nochtans niet de eerste keer dat Rios richting Amerika trok, op zoek naar een nieuwe impuls. Voor de release van zijn vorige album, het met jazzpianist Jef Neve en percussionist Kobe Proesmans ingeblikte The Dangerous Return (2010), had hij er al een avontuur in LA op zitten. Geen pelgrimstocht op zoek naar ‘het’, maar een afspraak in een grote studio met een bekende producer en enkele sessiemuzikanten met renommée. Het liep af met een sisser. Rios wordt er dan ook niet graag aan herinnerd: ‘Een crisis was het, of hoe noem je een plaat maken die het daglicht nooit zal zien? Het was pijnlijk, confronterend. Sommige mensen hebben me toen vlakaf gezegd: jongen, je moet nog veel leren. En ze hadden gelijk. Ik was niet voldoende voorbereid naar de studio gekomen, en ik heb toen gezworen dat zoiets me nooit meer zal overkomen. In zekere zin was de hele trip naar New York een gevolg van dat trauma in Los Angeles.’

Twaalf afgewerkte songs in drie jaar tijd, het lijkt mager, maar volgens Rios is dat zijn gebruikelijke tempo. ‘Aan mijn debuut Ghostboy heb ik ook twee jaar gewerkt. Maar deze twaalf zijn dan ook het allerbeste wat ik in me heb, daar steek ik mijn hand voor in het vuur. En het is geen popmuziek meer, you know? Het is… slowfood, ik kan het moeilijk anders benoemen. Er zit een Amerikaanse, pre-bluesachtige vibe in, en je kunt er wat folkinvloeden in herkennen, eventueel.’

RIOS NEEMT NOG EEN FLINKE TEUG VAN zijn sigaar, bestelt een bruiswater bij zijn tweede koffie, leunt achterover en sluit even de ogen. Hij heeft het zichzelf niet makkelijk gemaakt. Want wie wil weten wat Rios precies bedoelt met Amerikaans, pre-bluesachtig en folky slowfood moet nog een jaar wachten op het album. Of tenminste, elk van de komende twaalf maanden paraat staan om de volgende beschikbare song te downloaden. Of naar een van de theaterconcerten trekken waarmee hij de komende maanden de natie doorkruist. Hij zal er vooral nieuw materiaal spelen en herwerkte songs uit zijn catalogus, alles in de nieuwe triobezetting.

‘Ik verwacht veel verbaasde blikken in het publiek. Maar ik hoop dat de mensen komen luisteren. Wie Rios de performer verwacht, blijft beter thuis. Ik ben geen natuurlijke performer, of tenminste geen goede, dat weet ik nu. Ik ben een songwriter, of een ambachtsman, zo zie ik het graag, want ik hou niet van het gevoel speciaal te zijn. Toen de mensen in New York me vroegen wat ik deed, antwoordde ik: ‘I make songs, and I sing’ – niet meer dan dat. Ik heb een lange weg afgelegd om dat te beseffen, en er heel veel energie in gestoken om mijn onzekerheid daaromtrent te verbergen. Nu, met het ouder worden doe ik dat misschien niet meer, ik steek alle energie in de songs. Ik speel ze ook enorm graag, en achteraf ben ik telkens afgemat. Het is zachte muziek, maar niet chill, begrijp je? Het is sport, werken, en veel en goed voorbereiden. Tenzij je een genie bent, een natuurkracht, kosten goede dingen veel werk en veel voorbereiding. En als je zo’n uitzondering bent, zo’n force of nature, zul je waarschijnlijk jong sterven. Want de energie moet ergens in kruipen.’

Zegt hij nu dat hij in New York beseft heeft geen genie te zijn? ‘Nee!’ luidt meteen het antwoord. ‘Alsjeblief, zet dat niet in het artikel. Dat zeg ik niet.’ Zegt hij dan dat hij ‘het’ gevonden heeft, de knip? ‘Daar gaat Gold over, het eerste liedje dat ik uitgebracht heb.’

Even twijfel, vers vuur aan de tabaksbladeren. ‘Nu ga je waarschijnlijk denken, Rios gaat de poëtische of spirituele toer op, maar ik kan echt niet staalhard beweren dat enkel ík verantwoordelijk ben voor die songs.’

Oei, zeg ik hardop. ‘Ik kan niet zeggen ‘zie nu eens wat ik gecreëerd heb’ zonder mezelf een asshole te vinden. Het is zoals de goudzoekers vroeger, tijdens de gold rush: duizenden sukkelaars trokken eropuit om goud te vinden, en in se was de ene niet beter dan de andere. Maar zij die veel vonden, hadden het geluk op het juiste moment op de juiste plaats te staan toen het spul bij wijze van spreken voor het grijpen lag. Wat niet wil zeggen dat ze er niet voor gewerkt hebben. Hetzelfde met muziek: een goed idee – een hook, een melodie, eender wat – is een kwestie van het te herkennen en het te kunnen vasthouden, en jezelf gelukkig te prijzen dat je bij de pinken was toen het zichzelf presenteerde.’

Iemand doet hard zijn best om het woord vessel niet te gebruiken, heb ik de indruk. ‘Ik klink als een goeroe, ik weet het. (lacht) Maar het gewoon willen en vinden is niet genoeg, daarna moet je het bewaren en bewerken, zonder het originele idee al te veel te schaden.’

Net als goud, ik snap het, maar vraag me tegelijk af of niemand uit Rios’ entourage hem gezegd heeft dat er vorig jaar al een Belgische groep een ferme radiohit heeft gescoord met een song die Gold als titel had. ‘Hoe heten ze? SX? Ik geloof dat ik ze eens via Studio Brussel gezien of gehoord heb. Ik heb de Belgische muziekscene niet zo nauwkeurig gevolgd de voorbije drie jaar, en eerlijk gezegd deed ik dat ervoor ook niet. Stromae? Die ken ik, deels omdat iemand in New York me vroeg of ik wist wie hij was. Dat maakte me nieuwsgierig. Hij lijkt me een integere, interessante kerel. Een geboren entertainer ook. Tot mijn schaamte heb ik zelf Trixie Whitleys plaat nog niet gehoord, het was nota bene zij die me bij de mensen van Rockwood Music Hall heeft geïntroduceerd. Ik heb haar er wel zien optreden en ik was absoluut onder de indruk. Het zijn trouwens niet enkel de Belgische releases die ik niet volg, het is muziek in het algemeen. Ik krijg nog maar heel zelden een spontane, natuurlijke kick door naar platen te luisteren.’

EEN MAN STEEKT ZIJN HOOFD EN opgestoken duim door de deur van het buitenterras om Rios te complimenteren met zijn passage in Café Corsari, twee dagen voordien. ‘Een wereldvedette, nietwaar? Onze vriend hier?’ zegt hij in mijn richting. Rios lacht en krimpt ineen tegelijkertijd.

‘Ah, Belgium’, zucht hij met de glimlach wanneer de man verdwenen is. Hoe heeft hij het trouwens klaargespeeld om drie jaar in New York te wonen en toch een nieuwe Belgische vriendin te hebben? ‘Daar ga ik niet op in,’ antwoordt hij enigszins verrast, ‘maar ik ben af en toe wel eens teruggekeerd. En nu ben ik blij dat ik helemaal terug ben. België is goed, Gent is goed. Dit is mijn thuis, ik woon hier even lang als ik in Puerto Rico gewoond heb. In New York was ik trouwens geen Puerto Ricaan, de latino’s ginder vonden me een white boy. Ik was er een Europeaan, een Belg.’ Een bekende Belg? ‘Neen, ik heb nooit uitgepakt met wat ik hier al gerealiseerd heb. Omdat ik voor lul zou staan, en het is veel leuker om spontaan, per ongeluk ontdekt te worden. It’s always better to be found when you’re looking the other way.

Het is inmiddels koud geworden op het terras, we ronden af. Hij mag niet betalen voor zijn koffies, ik wel. Zo wen je er natuurlijk snel aan, opnieuw Gabriel Rios te zijn, denk ik bij mezelf.

Vier dagen later hangen we aan de telefoon. Ik ben vergeten te vragen waar de titel van zijn volgend jaar te verschijnen plaat op slaat, This Marauder’s Midnight – ‘marauder’is een plunderaar, of stroper. ‘Het is misschien nog te vroeg om dat uit de doeken te doen’, klinkt het. ‘Het zou leuk zijn moesten de mensen het zelf kunnen uitvissen. Sorry, promo voeren zonder iets tastbaars te promoten, het blijft een beetje vreemd, dat besef ik. Maar ik heb geen zin meer om me bezig te houden met het artificiële sjabloon van een albumrelease, met singles en al wat erbij komt kijken. Ik heb zelfs geen platenfirma of publisher meer. Zijn de songs goed genoeg, dat is het enige wat me nu bezig houdt, en ik wil de mensen daar zo snel mogelijk een oordeel over laten vellen, vandaar zo snel de theatertournee. De rest van het fucking spelletje speel ik niet meer mee. I’m out of the game, en ik heb daar gemoedsrust in gevonden. Voor het eerst. Trouwens, de volgende song die verschijnt, in november, is er eentje over een man die de duivel uitdaagt. I like that one.’

Ik hoor hem gniffelen, en bij zijn woorden moet ik denken aan een song van Rufus Wainwright: ‘I’m out of the game / I’ve been out for a long time now / I’m lookin’ for something / Can’t be found on the main drain, no.’ Maar de lijn is al verbroken voor ik het kan zeggen. Tja, Rios moet het zelf maar ontdekken, per ongeluk.

GABRIEL RIOS

Op 2/11 in cc Strombeek, Strombeek-Bever; op 8/11 in Arenberg, Antwerpen; op 9/11 in cc De Mol, Lier. Bekijk de hele concertkalender op gabrielrios.com. Download Gold via iTunes, of beluister het via Spotify en Deezer.

DOOR JONAS BOEL – FOTO’S ATHOS BUREZ

Gabriel Rios ‘ER WAS IN NEW YORK WEL DEGELIJK EEN MOMENT WAAROP IK DACHT: IK GA ME ERIN STORTEN, NETWERKEN, TWITTEREN, HUSSELEN, WIE WEET WAT ERVAN KOMT. DAT HEEFT ONGEVEER ZEVEN MINUTEN GEDUURD.’

Gabriel Rios ‘WIE RIOS DE PERFORMER VERWACHT, BLIJFT BETER THUIS. IK BEN GEEN NATUURLIJKE PERFORMER, OF TENMINSTE GEEN GOEDE, DAT WEET IK NU. IK BEN EEN SONGWRITER, ZO ZIE IK HET GRAAG.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content