‘Sommigen houden van mijn muziek, anderen vinden er niets aan. Gelukkig maar: een muzikant moet polariseren.’ Maak kennis met Ed Harcourt, de meest beloftevolle singer-songwriter van de laatste jaren. Of compleet overroepen, het is maar hoe u het bekijkt.

‘from every sphere’ Uit op 17/2 bij EMI. In concert op 7/4 Dominofestival AB. Meer info en tickets tel. 02 548 24 24 en www.abconcerts.be

Met ‘jonge gevoelige singer-songwriters’ kun je ondertussen een heel stratenblok plaveien. Maar nu en dan ontspringt er één de dans van duffe slaapkamerellende en gezwollen metaforen, genoeg om als een échte revelatie te worden beschouwd. Iemand als Ed Harcourt bijvoorbeeld. Na Here Be Monsters en de EP Maplewood werd Harcourt overal vernoemd als een van de grootste talenten die de voorbije jaren aan de oppervlakte zijn gekomen. Met reden, want de twee platen zijn bitterzoete pièces de résistance, vol pareltjes die smeken om door de rest van de wereld te worden ontdekt en in de armen gesloten.

From Every Sphere is Harcourts derde plaat, en de nu 25-jarige Brighton lad toont daarop dat hij meer facetten heeft dan een vliegenoog: in zijn universum gaan melodie en melancholie hand in hand, net als emotie en stijl, maar ook pest en verval. Harcourt zingt, speelt piano, gitaar, harmonica en elektronische vingerharp. Live pakt hij uit met een overtuigende schwung en opmerkelijke gevatheid die het album recht aandoet en soms zelfs overschaduwt. In Shakespeariaanse traditie heeft ook deze held een noodlottige flaw: de Britse multi-instrumentalist schijnt een zwak te hebben voor geestrijke drank. Hij opende ooit een concert met: ‘Ik ben niet zo lang geleden gestopt met bier, en dat is geen goeie zaak… daarom schakelde ik daarnet over op wijn.’

Je beloofde met ‘From Every Sphere’ een optimistische sequel op ‘Maplewood’. De teksten zijn toch weer niet bepaald dijenkletsers.

Ed Harcourt: Mij lijken de nummers toch wel positief – muzikaal dan. De teksten zijn wel minder vrolijk, maar je moet toegeven dat ik nu ook weer niet à la Joy Division schrijf. Het is niet zo inténs donker. Hoewel pakweg Kylie Minogue zich ook moeilijk in mijn lyrics zal kunnen vinden: ik zoek extremen op, ik zing niet over vogeltjes die vrolijk rondfladderen boven ons hoofd. Er zijn weleens momenten, als ik alleen zit om de teksten te schrijven, dat de woorden me wat te donker klinken, maar het blijft een zaak van loutering: ik moet die demonen lossen, anders word ik gek. Voor mij is het op deze plaat heel duidelijk dat alle songs zijn geschreven op een ander moment: ik had twintig songs vooropgesteld uit een keuze van 200 songs (in totaal schreef Harcourt al méér dan 500 songs, gva) en acht hebben er de selectie gehaald. Die andere blijven nog even rijpen.

Je covert Brian Wilsons ‘Still Dreaming of it’. Toen iemand hem vroeg waarvan hij droomt, murmelde hij ‘de rock-‘n-roll dream’.

Harcourt: Je hebt gelijk, dat is inderdaad vrij melig. Zo’n gruwelijk cliché! Als ik al een rock-‘n-roll dream zou hebben, is het om in staat te blijven muziek en platen te maken. Het gaat hem niet – of nee, wacht – het draait weinig om succes. Een muzikant moet zoveel mogelijk een eigen koers aanhouden, zonder dat hij iedereen wil behagen. Integendeel, hij moet polariseren: er zijn mensen die van je muziek houden en er zijn er who absolutely fuckin’ hate it. Ik vind het daarom ook zo zielig, die artiesten die klagen omdat niet iederéén van hen houdt. Die bij journalisten gaan schelden op andere journalisten, huilen om hun platenfirma, of janken dat ze niet van de coke kunnen blijven. Who gives a shit?

Je kunt de stress van het toeren toch ook niet goed verdragen?

Harcourt: Ik ben een stresslijder – door de zenuwen heb ik zelfs de eerste livevoorstelling van From Every Sphere zelfs grandioos verknoeid. Het blijft een groot risico om bijna enkel nummers te spelen van een plaat die nog moet verschijnen. Toeren voelt vrij onwerkelijk aan voor mij: je hebt niet de minste verantwoordelijkheid, je bent een kind in een snoepwinkel. Maar dan word je plots weer met je neus op de feiten gedrukt – de verantwoordelijkheid van de realiteit wordt opnieuw in je gezicht gesmeten. De rekeningen moeten worden betaald, vrienden haten je hartsgrondig omdat je nooit gebeld hebt… (lacht) Het is een volkomen onvoorspelbare en mentaal onregelmatige levensstijl. Maar het valt wel mee. Ik heb gewoon van tijd tot tijd vakantie nodig. (lacht)

Je zat ooit in de punkband Snug, een groep met een behoorlijke live- reputatie: materiaal werd verwoest en je viel het publiek aan.

Harcourt:Hey hey, ik viel het publiek helemaal niet aan! Eén keer heb ik een microfoon in het publiek gegooid, maar toen waren er hooguit drie mensen in de zaal. Ik raakte hen bijna, maar ik heb niemand toegetakeld.

Gisteren riep iemand op het eind ‘Don’t break your piano’.

Harcourt:(lacht) Ik hielp in het verleden wel eens een piano naar de verdoemenis, ja. In het heetst van de strijd wilt er soms iets sneuvelen. Op Glastonbury moesten mijn gitaar en een piano eraan geloven, maar toen had ik te veel gedronken. Ik werd zo nijdig omdat mijn gitaar maar blééf feedbacken. Met die gitaar viel toch al niets meer aan te vangen, dus kon ik ze evengoed kapotslaan – het leverde alvast een mooie foto op. De voorste rijen heb ik nog met een fles champagne bestookt. Daarna werd Shanghai ingezet, ik stak mijn piano in brand en sloopte ze met een bijl. It was beauty in violence, in equal measure. Schoonheid en vernietiging zijn het belangrijkste; ik denk niet dat ik al tot dat punt van samensmelting ben gekomen. (stilte) Ik weet niet precies wát ik aan het doen ben.

Zing je daarom ‘I’m not post-modern, just a man who can bark’ in ‘Jetsetter’? Geef je jezelf niet wat weinig krediet?

Harcourt: Met die zin ben ik uiteindelijk toch een postmodernist, ik spreek mezelf daarmee al tegen. Ik heb die song neergeschreven om mezelf wat in de zeik te nemen – ik ben mijn eigen ergste criticus. Ik wil gewoon de beste zijn. (lacht) Het is een zelfdestructieve manier van denken, want je wilt nooit een piek bereiken, omdat je uiteindelijk weer van die top zult vallen. Je wilt steeds maar beter zijn en hóger gaan. Ik zal nooit in staat zijn om iedereen te plezieren. Daarom is het beter om een egotist te zijn (grijnst), ik moet in de eerste plaats mezelf bevredigen.

Daar zal je vriendin hartelijk mee kunnen lachen.

Harcourt:(aarzelt) Weet je, niet zo lang geleden is mijn relatie, die vijf jaar heeft geduurd, afgeknapt. En nu onlangs is er nog een relatie naar de vaantjes gegaan. Het begint er mooi op te lijken dat dat een van mijn hoofdbezigheden is geworden. (glimlacht)These things just happen. In het huis waar ik teksten schreef, woonde mijn grootmoeder, ze stierf in juli. Dit is het eind van een cyclus, want daar in de kelder ben ik begonnen met schrijven. Here Be Monsters bestond uit songs die waren ontstaan uit de naïviteit van het opgroeien, deze songs zijn méér wereldmoe en cynisch, veronderstel ik. Maar er zit genoeg passie en humor in om niet guur en troosteloos te klinken.

Je beweerde dat je jezelf vrijwillig in een hotel zou kunnen opsluiten om songs te schrijven. Ik heb twee woorden voor je: The Shining.

Harcourt:Oh yeah: All work and no fun makes Ed a dull boy! (sissend naar mij:) I’m not gonna kill you, I’m just gonna bash your fuckin’ brains out. (lacht) Het hangt er natuurlijk van af in welk hotel je zit. Als het er nu toevallig spookt, en de gasten ook nog eens massamoordenaars blijken te zijn, dan heb je een slechte keuze gemaakt. Maar een hotel zoals in Mystery Train zou geweldig zijn, met Screamin’ Jay Hawkins als klerk! Cool!

Leuk dat je The Shining vernoemt, want ik ben er gek op. Het filmische aspect is van groot belang in mijn songs. Ik schreef ooit Wind Through the Trees (op Maplewood, gva) over een meisje dat haar vader neerschiet, en ervandoor gaat met haar liefje. De vader wordt een kwelgeest die haar achternazit tot het eind van de wereld: hij zegt dat hij de wind door de bomen is – ‘je kunt je niet verbergen voor mij totdat je zelf sterft!’. De vraag waarom ze hem doodde, wordt niet beantwoord en dat soort mysteries interesseren en inspireren me. Het beste compliment van een regisseur zou zijn als een song van mij hém zou inspireren om een film te draaien.

In eerste instantie zou de controversiële schilder Deryk Thomas het artwork voor deze plaat verzorgen. Wat is er gebeurd?

Harcourt: Hij heeft een aantal prenten gemaakt voor het album, maar die waren een beetje progrock, en daarom hebben ze het uiteindelijk niet gehaald. Maar hij blijft een fuckin’ genie. Nu gebruiken we schilderwerk van Camille Rose Garcia, zowel voor de promo-cd als voor de echte: het artwork is zwart met gouden letters. Het moest vooral origineel zijn: bij singer-songwriters is het vaste prik dat hun smoel op de hoes prijkt. ‘Een zwart-witte hoes, artiest in een lange donkere jas en mysterieus turend naar de rivier met een gitaar in de hand’. Been there, done that, boring.

Ik zag je linkshandig gitaar spelen – net zoals Jimi Hendrix of Kurt Cobain.

Harcourt:(lacht) Ik ben eigenlijk tweehandig: ik schrijf met mijn rechter, maar ik speel linkshandig op een omgedraaide rechtshandige gitaar. Maar als je iets zou insinueren, dank je wel, dat is leuk om te horen: het plaatst me in een uiterst comfortabel gezelschap – tussen de zowat twee grootste iconen van de rockmuziek. Vroeger kon ik er ook beter mee omgaan dat ik astma heb, nadat ik wist dat Einstein en Che Guevara óók aan astma leden.

Aan je jeugd heb je ook een panische angst voor clowns overgehouden, zei je eens.

Harcourt: Wel, ik heb nog wel een paar fobieën (grijnst): angst voor clowns, voor bijen, hoogtevrees – ik ben ook doodsbang om mijn piek te bereiken, en ik heb voortdurend angst om mijn handen te verliezen. Ik ga nu niet het zielenpootje spelen, maar ik ben iemand die gemakkelijk en snel verslaafd zou kunnen raken aan alcohol en drugs: het type dat als hij ergens aan begint, gewoonweg niet kan stoppen. En o ja, om me helemáál aan te stellen: ik heb ook angst om te landen met een vliegtuig.

De enige vogel die kan spreken, is een papegaai, en die vliegt ook niet bepaald hoog. Dat zeiden de broertjes Wright al.

Harcourt:(gesticulerend) Inderdaad! Wezens die spreken, zijn niet gemaakt om te vliegen. Ik moet ineens aan een grappig verhaal denken; nu ja, eigenlijk is het niet eens een verhaal. Het is niet eens grappig trouwens. (lacht) Anyway: een man en een kanarie zitten op een vliegtuig. De stewardess vraagt wat ze willen drinken en het vogeltje snauwt: ‘Geef me een verdomde gin-tonic, trut.’ De man vraagt beleefd om een cola, maar de stewardess brengt enkel het drankje voor de kanarie. Hij vraagt de kanarie hoe het komt dat hij wél bediend wordt met zulk onbeschoft gedrag. Waarop de kanarie: ‘De dag van vandaag hébben vrouwen het graag als je je gedraagt als een gemene klootzak.’ (buigt grijnzend voorover naar de recorder) Nu komt de ontknoping, ik verontschuldig me al op voorhand: de man grijpt de vrouw bij haar arm en bitst naar haar: ‘Ik wil een verrekte cola, smerige hoer!’ De stewardess, volledig van haar melk, rapporteert alles bij de copiloot die de twee uit het vliegtuig duwt. Terwijl ze beiden naar beneden vallen, zegt de kanarie: ‘God, je hebt toch echt wel een brutale bek’ en hij vliegt weg. De moraal van het verhaal: mensen zijn soms heel achterlijk en gemakkelijk tot idiote dingen te overhalen.

Ik vreesde al dat het zou zijn: wees méér dan een kanarie.

Harcourt: Die wijsheid geef ik je volgende keer mee. (lacht)

Door Gunter Van Assche

‘Ik ben mijn eigen ergste criticus. Ik wil gewoon de beste zijn. Ik zal nooit in staat zijn om iedereen te plezieren, daarom is het beter om in de eerste plaats mezelf te bevredigen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content