Ook zo nieuwsgierig naar de tweede worp van The Van Jets? Wij konden ons acht maanden geleden al niet bedwingen en trokken naar Londen om het viertal tijdens de opnames van Cat Fit Fury! onbeschaamd lastig te vallen. Dit is een verhaal van vier jonge helden, oerend harde rockmuziek en tomeloze ambitie. ‘Als je jezelf niet de beste groep van de wereld vindt, moet je er niet aan beginnen.’

Ja, nú vinden wij de tweede plaat van The Van Jets een indrukwekkende en bijwijlen zelfs verpletterende prachtplaat. Maar had u ons dat acht maanden geleden gevraagd, meer bepaald op 25 juni 2009, we hadden het zo nog niet geweten. In een ondergrondse opnamestudio in Londen – ‘kruipkelder’ is een juister woord – hadden wij toen net twee dagen aan een stuk telkens opnieuw naar dezelfde twintig seconden van hetzelfde nieuwe nummer van The Van Jets zitten luisteren.

Het betrof een fragment uit How Does It Feel? dat nog het best te vergelijken valt met de outro van I Am The Walrus van The Beatles. Niet bepaald een muzikale martelgang, horen we u denken, ware het niet dat de gitaarriedel maar niet in de juiste plooi wilde vallen en het bewuste fragment, in een poging om alle instrumenten alsnog in een welluidend huwelijk te dwingen, door de producer wel tientallen keren na elkaar werd afgespeeld. Wat zeggen we? Honderden keren! En dat terwijl we nog niet eens waren bijgetrokken van ons full English breakfast, laat staan van de woelige avond die eraan voorafging, een turbulente nacht die om vier uur ’s ochtends eindigde in een Londens hotel in het gezelschap van Hannelore Knuts – niet wat u denkt! – en die ons sowieso al een joekel van een kater had opgeleverd. Maar we lopen op de zaken vooruit.

MA-TA-DOR!

Rewind naar 24 juni 2009. Precies op het middaguur verschijnen we op de stoep van The Garden Studios. Gewoonlijk nemen bescheiden acts als Arctic Monkeys, Happy Mondays of Nick Cave & The Bad Seeds hier hun platen op. Deze week houden niemand minder dan The Van Jets de ondergrondse studio bezet. Excuseer: The Van Jets minus Frederik Tampere, want de bassist slash jurist werd op zijn échte werk verwacht en is gisteren huiswaarts gekeerd – gelukkig na eerst zijn baspartijen te hebben in-gespeeld. Wél aanwezig zijn gitarist Wolfgang ‘Wolf’ Vanwymeersch en de broers Johannes en Michaël Verschaeve, respectievelijk zanger en drummer van de groep.

In de studio heerst een merkwaardige kalmte. Elk draagt na twee weken afzondering in een veredelde schuilkelder dan ook zijn persoonlijke leed mee. Johannes vecht tegen structurele oververmoeidheid. Wolf is volop herstellende van een klaplong. En Mich klaagt over pijn in de schouder, en dat heeft voor één keer niets te maken met zijn drummerschap. ‘Die stomme ponden in mijn portefeuille, vint! Die zijn veel te zwaar: ze trekken heel mijn vest scheef.’ Wat ook niet bepaald bijdraagt tot het algemene welzijn is dat acute dorst hier alleen kan bestreden worden middels sinaasappelconcentraat waarvan iedereen – inclusief wijzelf – voortdurend vergeet dat het met water moet worden aangelengd, waardoor we er aldoor met een kleverige en half verdoofde mond bijlopen.

Hoe zijn vier Oostendse Gentenaren uitgerekend in een Londens keldergat beland, vragen we ons af. Als bij toeval komt Johannes Verschaeve net het keukentje van de Garden Studio’s binnengewaaid om die vraag na wat binnensmonds gemompel – ‘ godverdoms kloteconcentraat’ – van een antwoord te voorzien.

‘Toen we Electric Soldiers gingen opnemen, onze eerste plaat, hadden we nog maar amper tijd in een studio doorgebracht. We wilden dus vooral een goedkope studio, zodat we veel tijd hadden om er te prutsen en te experimenteren – kortom: om alle aspecten van het opnameproces te leren kennen. De home studio van Pascal Deweze was ideaal. Niet alleen omdat we er onze tijd konden nemen, maar ook omdat Pascal ons als muzikant heel veel kon bijbrengen over songstructuren en hoe je de puzzelstukken van zo’n song in een studio in elkaar past. Deze keer wilden we eens zien wat het zou geven in een meer geavanceerde studio, met achter de knoppen veeleer een sound wizzard dan een songsmid.’

Enter Jon Gray, een gewezen ingenieur die zich eind jaren 80 tot producer omschoolde. Hij leverde hand- en spandiensten voor groepen als The Kooks, The Zutons en Editors, werkte in de jaren 90 samen met progressive house acts als John Digweed en Bedrock, maar heeft ook een paar platen van Boy George op zijn kerfstok. Straffe verhalen over de gay queen van Culture Club moet hij ons schuldig blijven – ‘I honestly don’t remember a thing, we spreken tenslotte over de decadente eighties’ – maar over The Van Jets spreekt hij wel vol passie en enthousiasme.

‘Ik beken’, lacht de sympathieke lad. ‘Qua Belgische muziek was ik alleen vertrouwd met jullie technoscene. Maar toen ik een paar nummers van The Van Jets had gehoord op hun MySpace, was ik echt zwaar onder de indruk. Power combineren met melodie: het is niet veel groepen gegeven. Ik ben hen meteen gaan opzoeken in Gent, om hun nieuwe demo’s te beluisteren en te kijken of het ook op menselijk vlak klikte. Een paar café-bezoeken later wist ik dat het snor zat. (Lacht) Ik bewonder hen vooral om hun perfectionisme en hun efficiënte groepsdynamiek. Daar zit ik hier in de studio soms echt van te kijken. The Van Jets zijn duidelijk een democratische band waarin iedereen inspraak heeft. Johannes hakt de knopen door, maar nooit op een autoritaire manier.’

Johannes, omdat complimenten er nu eenmaal zijn om geretourneerd te worden: ‘Jon is precies de sound wizzard die we zochten. Als we willen dat een gitaar zus of zo klinkt, dan zorgt hij daar gewoon voor. En daarnaast is hij een geweldige coach. Als hij vlak voor een take zegt ‘This one’s gonna be the one’, dan gelóóf ik hem. Dan ben ik echt gebeten om er de beste take van te maken.

Gebeten. Gretig. Hongerig. Het zijn woorden die ook onbewust door ons hoofd flitsen als we The Van Jets vanachter het glas van de opnamestudio bezig zien. Ondanks de hangerige, haast landerige sfeer gloort in hun vermoeide ogen overduidelijk Het Heilige Vuur, de gulzige blik van een groep die met zijn debuutplaat een onvergetelijke indruk heeft nagelaten, en met zijn tweede plaat op nog indrukwekkender wijze die status van Grote Belofte wil bevestigen. En hoe!

Net als we stilaan krankzinnig worden van telkens weer diezelfde twintig seconden van How Does It Feel? en onze klamme mond om some seriousbinge drinking smeekt – ‘kloteconcentraat!’ – besluit Jon ons de ruwe versies van enkele opgenomen songs in avant-première te presenteren. Met name Matador, een aan de Pixies en The Stooges verwante schreeuworgie, zal de hele verdere nacht door ons hoofd blijven zinderen.

Terwijl we met de hele groep, in-clusief Jon en manager Klaartje, het nachtleven induiken. Ma-ta-dor, Ma-ta-dor! Terwijl we in een onbestemde nachtclub – of all people – Hannelore Knuts tegen het ranke lijf lopen. Ma-ta-dor, Ma-ta-dor! Terwijl we om drie uur ’s ochtends de toegang tot ons hotel geweigerd worden en dan maar door Hannelore in háár hotel te slapen worden gelegd. Ma-ta-dor, Ma-ta-dor! En tenslotte, terwijl we luttele uren later vlakbij de Garden Studio’s een full English breakfast naar binnen spelen – ongenadig en oerend hard: Ma-ta-dor, Ma-ta-dor!

VIJANDIG GELUID

Fast forward naar februari 2010. Back in Flanders. The Van Jets zijn helemaal klaar om hun tweede plaat – Cat Fit Fury! – op de mensheid los te laten. En wat blijkt? How Does It Feel?, het nummer waarvan wij in Londen tot oorbloedens toe over and over again dezelfde twintig seconden te horen kregen, staat er niet op. We herhalen: níét!

Mich: Tja. Sorry hoor. Soms blijken songs die je aanvankelijk maar matig vond toch supergoed te werken in de studio. En soms blijken je favoriete songs in de studio op niets uit te draaien. Dat was het geval met How Does It Feel? We hebben er niet uitgehaald wat we dachten dat erin zat.

Johannes: Omgekeerd staan er ook nummers op de plaat die we níét in Londen hebben opgenomen. Het probleem was dat de opnames in Londen zo inspirerend waren dat ik eenmaal thuis maar nieuwe songs blééf schrijven. Uiteindelijk hebben we in de Jet Studio in Brussel nog twee extra nummers opgenomen met Reinhard Vanbergen (gitarist van Das Pop, die ook instond voor de preproductie; nvdr.).

Als die twee tracks zomaar op de plaat kunnen worden geïntegreerd, was het dan achteraf bekeken niet makkelijker – en vooral: goedkoper – geweest om meteen de hele plaat in Brussel op te nemen?

Mich: Relatief gezien misschien wel. Maar het was ons natuurlijk ook te doen om de toegevoegde waarde van die trip naar Londen. Het avontuur, weg zijn van huis: dat scherpt je creativiteit aan. En je maakt daar in Londen nog eens iets mee. Allez Jo, vertel uw straf verhaal eens…

Johannes: Ah ja, dat is waar ook. Toen de rest terug naar België was, ben ik met Jon naar een andere studio verhuisd voor de vocal takes. Op een zekere dag stond er buiten een auto op Jons parkeerplaats. Niet zomaar een auto, maar zo’n poepchique slee die continu in de gaten werd gehouden door een bodyguard. Jon heeft toen uitgezocht aan wie die auto toebehoorde: die bleek daar stand-by te staan voor Kylie Minogue! Die was daar óók aan het opnemen. In dezelfde gang als wij! We deelden zelfs een toilet.

Dus technisch gesproken heb jij op Kylie Minogue gezeten?

Johannes: Als je het zo bekijkt, heb ik inderdaad op Kylie gezeten (Lacht).Ik heb zelfs aan haar maandverband gesnuffeld. (Hilariteit)

Er staan beenharde rockers op ‘Cat Fit Fury!’, maar ook een paar pure popsongs. Jullie zouden bijvoorbeeld gek zijn om ‘Teevee’ níét als zomersingle uit te brengen.

Mich: Vreemd: iemand van onze platenfirma zei daarnet juist hetzelfde. We schrijven het op!

Fré: Pas op. Het klinkt zomers en leuk, maar het heeft een heel donkere tekst .

Weten jullie eigenlijk altijd waarover Johannes’ teksten gaan?

Mich: Meestal wel. Ik wil het in ieder geval toch altijd weten.

Johannes: Ik doe ook niet geheimzinnig over mijn teksten. Integendeel, de anderen mogen altijd weten waar ze over gaan. Soms gooi ik een tekst in de groep en mag iedereen mee brainstormen.

Fré: Dan zitten we daar met ons notaboekje te zwoegen op een paar geniale verzen…

Johannes:… en ben ik uiteindelijk het soort klootzak dat zegt: ‘Merci voor jullie ideeën, maar ik kies toch voor mijn eigen tekst.’ (Lacht) Ik ben daar nogal koppig in.

Ik heb de indruk dat jullie met deze plaat meer naar het buitenland lonken dan met de vorige. Zijn de ambities bijgesteld?

Johannes: Absoluut. Kijk, als subtopper is het op zich goed toeven in het Belgische concertcircuit: lekker gezellig, ons-kent-ons. Dat soort provincialisme is echter niet meer aan ons besteed. Er zijn groepen die er genoegen mee nemen om louter binnen de eigen landsgrenzen succes te hebben als de Vlaamse versie van een of ander Brits of Amerikaans voorbeeld. Wij niet. Als je jezelf niet de beste groep van de wereld vindt, moet je er niet aan beginnen, vind ik.

Maar ik herinner me nog goed toen we ten tijde van Electric Soldiers voor het eerst een paar buitenlandse optredens deden en we met een schokje beseften dat er buiten België nóg verschrikkelijk veel groepen zijn, en nog behoorlijk wat straffe ook. Die vaststelling heeft toch een existentiële bliksem door de groep gejaagd. Sindsdien weten we dat het hard werken wordt, in al die buitenlanden. Weet je wat Bent Van Looy me mailde toen Electric Soldiers uitkwam? ‘Geweldige plaat, maar als je ermee naar het buitenland wil, zal je er toch nog aan moeten schaven.’

Hij bedoelde: ze toegankelijker doen klinken?

Fré: Ja. In pakweg Britse oren klinkt onze muziek héél erg lo-fi. Terwijl we er indertijd helemaal niet bij hadden stilgestaan dat een plaat vol fuzz en distortion op nogal wat plaatsen bij voorbaat niet gedraaid wordt. (Lacht)

Zijn er valkuilen waar jullie ten tijde van de vorige plaat in getuind zijn waarvoor jullie nu wel uitkijken?

Johannes: Reken maar! De fout die we met Electric Soldiers hebben gemaakt, is dat we er te lang van hebben genoten. We waren zo tevreden dat onze eerste plaat goed werd ontvangen, dat we zijn blijven toeren en nieuwe aanbiedingen zijn blijven aannemen. We hadden veel sneller aan nieuwe nummers moeten beginnen. Nu was het drie jaar ‘Joepie’ en ‘Hoera’ en dan plots: ‘ Shit, we hebben nog niks voor een nieuwe plaat.’ Cat Fit Fury! is eigenlijk in nog geen half jaar tijd geschreven en opgenomen.

Tot slot: klopt het dat jullie ooit nog Sonus Adversus oftewel ‘vijandig geluid’ hebben geheten?

Mich:Fuck gast, zo smerig! Tot het laatste wachten om ons dát in het gezicht te smijten. (Lacht) Wat kunnen we daarop zeggen? We waren vijftien en we studeerden Latijnse: wat wil je?

Nog andere idiote namen gehad?

Fré: The Valores! En iets met paraplu’s…

Johannes: Neeneen: The Parasols!

Mich:Keirels!

Fré: En dingk… Cancer Of Amy: dat was er ook nog één.

Mich:Keirels! Zouden we er niet beter over ophouden. Straks hebben we al onze zorgvuldig opgebouwde credibility in één minuut weggeveegd.

Te laat!

Cat Fit Fury! Uit op 1/3 bij Belvédère Records/PIAS

Door Vincent Byloo / foto’s tom verbruggen

In hun vermoeide ogen gloort het Heilige Vuur, de gulzige blik van een band die met zijn tweede plaat de status van Grote Belofte wil bevestigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content