‘IK HEB ME OOIT ALS KURT COBAIN GEVOELD’

Tindersticks bestaat eenentwintig jaar en doet zichzelf, in een uitgelaten bui, een plaat cadeau. Op Across Six Leap Years kleedt de weemoedige band uit Nottingham tien oude songs opnieuw aan. ‘Omdat ze iets verlangden wat we ze vroeger niet konden geven.’

Ophitsend trompetgeschal, verwaande paukenslagen, een eigentijdse hiphopbeat: niets van dat alles op Across Six Leap Years. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat de nieuwbakken versies van songs als She’s Gone, A Night In, Dying Slowly of What Are You Fighting For? (de selecties stammen allemaal uit de periode 1995-2008) geen drastische verschillen etaleren. En toch is de tiende studioplaat van Tindersticks volgens zanger Stuart Staples (rechts bovenaan op de foto) om dringende redenen tot stand gekomen.

STUART STAPLES: Ik had het gevoel dat we met The Something Rain (2012) weer een heuse band waren geworden. Vijf man, vijf sterke persoonlijkheden. Op tour was die verbondenheid zo groot geworden dat we een gunstige impact op het oude materiaal gewaarwerden. Je kunt liedjes wel maken en opnemen, maar soms krijg je ze niet helemaal uit je systeem. En dan beginnen ze te spoken. (denkt na) Een song is iets vrij complex. Je moet de muzikanten geïnspireerd krijgen er hun ding aan bij te dragen, zorgen dat je in de juiste ruimte belandt, het juiste moment afwachten. Het juiste licht, zelfs. (glimlacht) Ik bedoel maar: er spelen altijd wel krachten mee die je uit koers slaan.

Er staan liefst drie songs op Across Six Leap Years van jullie tweede plaat. Moet ik dan denken: deze lui hebben – even rekenen – achttien jaar lopen sakkeren?

STAPLES: O neen, begrijp me niet verkeerd: ik ben nog altijd heel blij met die tweede plaat. Ze is snel opgenomen, en daarom zit er een mooie korrel in. Maar toen we destijds een song als She’s Gone vastlegden, was die nog maar twee weken oud. De band heeft hem met verve ingespeeld, maar zelf vond ik mijn zang ondermaats. Je hoort me grijpen naar iets wat op dat moment onbereikbaar voor me was. Die song verlangde iets, en ik kon het niet geven.

We hebben er nooit de oorspronkelijke versies bij gehaald en geroepen: ‘Olala, we kunnen veel beter dan dat.’ Het ging om het gevoel. Neem A Night In. Geschreven over een specifieke persoon in een specifieke situatie. Maar die song is groter geworden, omdat ik sindsdien gelijkaardige ervaringen over verlies en verdriet heb opgezogen. De oorspronkelijke kwaadheid erin is verdampt, waardoor ik er vandaag meer mededogen en tederheid in kan leggen. Maar daarom is er niet minder passie.

Het kan niet anders of je hebt bij de totstandkoming van Across Six Leap Years enige gedachten gewijd aan het traject dat Tindersticks heeft afgelegd.

STAPLES:(knikt) Daarom hebben we Friday Night en Marseille Sunshine eveneens hernomen, songs van mijn eerste soloplaat Lucky Dog Recordings 03-04. Geschreven toen de band in elkaar aan het stuiken was, omstreeks 2003. We waren toen net bezig met de soundtrack voor die film van Claire Denis, Vendredi soir. Tegelijk werkten we aan Waiting for the Moon. Ik bereikte het punt waarop ik niet langer mijn aandacht tussen beide kon verdelen. Maar de kiemen van Friday Night en Marseille Sunshine had ik al. Die eerste soloplaat was wat ze moest zijn: een persoonlijk statement, gemaakt in mijn garage, weg van alles en iedereen. Wanneer je te lang bij een groep blijft rondhangen, begint de creativiteit weg te kwijnen. Onze band is op heel onbewuste wijze ontstaan, maar ooit klopt de realiteit op de deur: dit was geen ontsnappingsroute meer, maar een job. De business stelde eisen en dat woog zwaar op de groep. Zo zwaar dat het onmogelijk bleek die horde met z’n zessen te nemen.

Met mijn eerste soloplaat wilde ik nagaan hoeveel verlangen naar muziek ik nog zou opbrengen als ik het op mijn eentje moest beredderen. Toen ik Marseille Sunshine schreef, wist ik dat het resultaat orkestraal moest zijn. Maar je kreeg me toen met geen stokken meer in de buurt van een orkest. (lacht) Ik hou van die garageversie met keyboards en harmoniums, die huiselijkheid, dat aparte gevoel. Maar ik wist altijd: er komt een andere dag. Dus toen we dit project op gang trapten, stond een orkestrale versie van dat nummer bovenaan in mijn lijst.

Het heeft ettelijke platen gevergd vooraleer je je kon verzoenen met het denkbeeld dat je een echte zanger bent. Welke opname heeft de doorslag gegeven?

STAPLES: Die van mijn tweede soloplaat, Leaving Songs (2006). Je hoort niets anders dan mijn stem en gitaar. Dat vergde concentratie, ik leerde accenten te leggen. Een song dient zich aan op het kruispunt van een idee en een emotie. Het is zaak zo lang mogelijk op dat kruispunt te blijven vooraleer je afdwaalt. Zo wordt een song iets visueels, dat je begeleidt doorheen het hele proces van opnemen, arrangeren en mixen. Ik heb altijd veel belang gehecht aan al die stadia. In die mate dat ik mijn werk aan de mengtafel prioritair vond. Zingen deed ik tussendoor, als het mijn beurt was.

In 1999 liet de treffend gedoopte plaat Simple Pleasure een ietwat andere Tindersticks horen: weg statige zwartgalligheid, welkom wulpse soul. Dat zat veel liefhebbers van jullie eerste drie platen toen niet lekker.

STAPLES: Die periode was een overgangsfase in meerdere opzichten. Door Dying Slowly dwaalt de geest van Kurt Cobain. Net als hij heb ik een tijdlang muziek gemaakt voor een bepaalde luisteraarsgroep, terwijl ik dat helemaal niet wilde. Simple Pleasure heeft voor een schifting gezorgd. Die plaat loosde een hoop mensen die maar in kringetjes rond onze zogenaamd miserabele inborst bleven draaien. En wie bleef, was verward. De reacties op die plaat hebben me veel inzicht verschaft in wat het betekent om Brits te zijn. Opgroeien in een Britse stad betekende – toen zeker en nu wellicht nog – dat je omringd was door andere culturen. Ik hoorde voortdurend soul, reggae, pop. Soul is voor mij heel natuurlijk. Mijn vier jaar oudere zus is verzot op northern soul. Ik hoorde thuis niets anders. In huishoudens op het Europese vasteland lag dat anders. Daardoor konden mensen daar geen peil trekken op wat wij deden. Dat begrip is er nu wél. Dankzij Amy Winehouse, en het internet natuurlijk.

Op Simple Pleasure stond een cover van discogroep Odyssey, If You’re Looking for a Way Out. Ook die hebben jullie nu hernomen.

STAPLES:(glimlacht) Het is gek. Als adolescent was ik het type dat in disco’s stokstijf stond te wachten tot een kwartier lang mijn muziek werd gespeeld. Postpunk. Dat brengt mee dat ik heel veel disconummers heb moeten verduren. (lacht) Zo moet dat nummer van Odyssey er bij mij dus ingeslopen zijn. Het jaar 1980 was een heel vitale, wervelende tijd om vijftien te zijn. Gouden tijden voor de muziek. Hoe verder er vandaan ik ga, hoe uitzonderlijker het me schijnt.

Voor de jongeling die in die dagen geen loonslaaf wenste te worden, lagen maar twee wegen open: voetbal en popmuziek.

STAPLES: Ja. Mijn hele kindertijd heb ik doorgebracht op een school waar de steenkoolmijn letterlijk bovenuit torende. Alsof je toekomst in graniet was gehouwen. De helft van mijn leeftijdsgenoten is daar effectief beland. Maar toen ik op mijn zestiende huis en school verliet, had ik maar één zekerheid: niet naar de mijn. En evenmin naar een voetbalclub. (lacht) En wat muziek betreft maakte ik me ook weinig illusies. Ik had mijn eerste songschrijfpogingen ondernomen op mijn veertiende. Onze eerste plaat kwam uit toen ik zevenentwintig was. Dat is een lange, lange periode van proberen. Ik was toegewijd en koesterde verlangen. Niet om in Top of the Pops te raken, wel om iets te creëren, ruwe ideeën te slijpen. Ik stond om de haverklap bij Neil (Fraser, gitarist, nvdr.) op de drempel: ‘Haal je gitaar boven, ik heb iets.’ Maar dat was hij op de duur zo zat dat ik me genoodzaakt zag zelf maar gitaar te leren. Tot op vandaag grijp ik er alleen maar naar als ik een idee heb dat om uitwerking vraagt. Het is een werktuig. Ik zit nooit zomaar wat te spelen.

The Something Rain opent met een monoloog van toetsenist David Boulter, waarin hij jullie flierefluitersdagen in Nottingham beschrijft. Het verhaal eindigt op de kamer van de dame die hij in de pub aan de haak heeft geslagen. Alleen blijkt die vrouw daar een man te zijn. Echt gebeurd?

STAPLES:(lacht) Hij is nogal zwijgzaam over dat onderwerp. Maar de rest klopt zeker en vast: we woonden op kleine, verkrotte kamers waarin je echt geen hele dag wilde blijven hangen. Dus liepen we op straat rond, of trokken naar groezelige clubs en pubs. Of beter: plakkerige clubs en pubs. (lacht) Ja, David heeft ons leventje van toen perfect gevat. Heel die onderbuik van de stad was voor ons het kwaad. We hadden niets gemeen met die andere tooghangers, maar net dat definieerde ons. Een lijn in het zand.

David woont al meer dan tien jaar in Praag. Wellicht had hij die song niet geschreven als hij nog in Nottingham had gewoond.

STAPLES: Ik denk dat we geen énkele song hadden geschreven als we nog in Nottingham hadden gewoond. (lacht) Ik weet het nog heel goed. David en ik waren het huis van een vrouw aan het decoreren, om wat geld te verdienen. Tijdens de lunchpauze keken we elkaar aan en zeiden: ‘We moeten hier weg.’ En weg waren we, enkele maanden later, naar Londen. We waren vierentwintig. Toen onze eerste plaat uitkwam, werd alles op slag anders voor ons in Nottingham. Mensen vonden dat we veranderd waren. Hilarisch. Voor onze eerste Britse tournee hadden we ons laten overtuigen om ook in Nottingham halt te houden. Ik zie het nog zo voor me: de hele zaal stond met gekruiste armen naar ons te kijken, met een air van ‘wie denken jullie wel dat jullie zijn’. En na de eerste song: complete stilte. (lacht) Maar toch: ik woon dan al jaren in Frankrijk, Nottingham zal altijd een thuis blijven.

ACROSS SIX LEAP YEARS

Uit bij V2. De verjaardagstour van Tindersticks houdt op 22/10 halt in het Koninklijk Circus, Brussel.

DOOR KURT BLONDEEL

STUART STAPLES ‘IK DENK DAT WE GEEN ÉNKELE SONG HADDEN GESCHREVEN ALS WE NU NOG IN NOTTINGHAM ZOUDEN WONEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content