‘IK HEB ALLES GESTOLEN VAN FELLINI’

© © CORBIS

New York en nostalgie, schuld en boete, familiale vetes en gefolterde liefdes… ja, zelfs in een periodedrama als The Immigrant berijdt Hollywoodtragicus James Gray zijn stokpaardjes in volle galop. Straks als master aan het woord op het filmfestival van Marrakech, nu al in uw lijfblad. ‘Mislukking is de norm in de kunst. Behalve voor John, Paul, George en Ringo.’

Een sant in eigen land is James Gray nooit geweest, ook al zul je maar weinig Amerikaanse filmmakers vinden die Hollywoods verleden zo hartstochtelijk omarmen. Probeer bijvoorbeeld maar eens zijn debuut Little Odessa (1994) of opvolgers The Yards (2000) en We Own the Night (2007) te bekijken zonder aan de misdaadklassiekers uit de New Hollywood-school van Coppola, Altman en Scorsese te denken. Of vraag jezelf maar eens af hoe zijn vorige, meer romantische film Two Lovers (2009) er had uitgezien zonder Billy Wilders of Douglas Sirks evergreens uit de fifties.

In zijn langverwachte, vijfde langspeler The Immigrant is het opnieuw nostalgie en classicisme troef – termen die Gray zoals steeds als eretekens draagt. In dit prachtig verpakte retrodrama volgt Gray de sombere lotgevallen – of wat had u gedacht? -van de Poolse immigrante Ewa (Marion Cotillard), die anno 1921 samen met haar zieke zus op Ellis Island, New York arriveert, in de prostitutie belandt en de inzet wordt van een vete tussen twee neven – pooier Joaquin Phoenix en goochelaar Jeremy Renner. Voor zijn migrantendrama baseerde Gray zich deels op de verhalen van zijn eigen grootvader die in de roaring twenties vanuit Oekraïne in de Big Apple aanspoelde, al voel je in de film evengoed de benevolente geesten van Elia Kazan en Frank Borzage ronddolen.

Dat Gray graag in de archieven duikt en zijn leermeesters eert, maakt van hem echter nog geen cinefiele lijkenpikker of gratuite copy-pastefilmer. Ironisch en irreverent zijn ’s mans referenties nooit, en als er al een stijl, code of archetype wordt geciteerd, dan wordt het op een persoonlijke manier ingezet om persoonlijke thema’s te verkennen. Zo zul je géén Gray-film vinden zonder New York als decor, de melting pot waar hij in 1969 ter wereld kwam en waar zijn grootvader zestig jaar eerder arriveerde vanuit Ostropol. Je zult ook géén Gray-film vinden zonder disfunctionele families, meestal Joodse en met fetisjacteur Joaquin Phoenix als (auto)destructieve kracht. En wat je evenmin zult vinden is een Gray-film zonder tragische held(in) die door het noodlot gedwongen wordt om buiten de wet of een gesloten gemeenschap te treden.

In die zin heeft Gray veel meer gemeen met Paul Thomas Anderson – leeftijdgenoot en vriend aan huis – dan met pakweg Tarantino of andere postmoderne pastichefilmers. Beiden zijn door en door ‘Amerikaans’ in hun referenties en gevoeligheden. Beiden zijn gefascineerd en geobsedeerd door familiale dynamieken en morele grijszones. Beiden opereren in de voetsporen van Hollywoodauteurs die hen voorgingen en gaan daarbij steeds verder terug in de tijd. En vooral: beiden mogen dan naar het verleden loeren, door hun persoonlijke cachet, hun liefde voor pellicule en genre, hun verzet tegen de verstrooiingsdictatuur en hun tijdloze thematieken zijn het filmmakers die net méér in het hier en het nu staan en stukken relevanter en actueler zijn dan de meesten van hun tijdgenoten.

Geen wonder dat Gray, die ook meeschreef aan Guillaume Canets familiale misdaaddrama Blood Ties, dat momenteel bij ons in de zalen loopt, al vier keer de competitie van Cannes haalde en op zijn 24e in Venetië meteen een Zilveren Leeuw won voor zijn debuut Little Odessa. Bovendien staan de grote namen aan te schuiven om met hem samen te werken, terwijl hij zeker in Europa heel wat cinefiele supporters heeft. Maar een deftig budget bijeenkrijgen? (Ter info: The Immigrant werd, ondanks zijn grote cast, epische ambities en historische decors voor amper 16,5 miljoen dollar gedraaid.) Een Oscar winnen? Of een hit scoren? Dat lijkt voor Gray vooralsnog een verre Amerikaanse droom, zoals voorspoed en gemoedsrust vinden dat is voor de tragische heldin van zijn nieuwe drama.

Vooraleer hij naar het festival van Marrakech afzakt – waar hij een masterclass geeft, waar Scorsese de jury voorzit en ook Marion Cotillard haar opwachting maakt – gingen wij alvast bij Gray op visite.

The Immigrant roept herinneringen op aan Elia Kazan, Frank Borzage en de Hollywoodschool van de jaren veertig en vijftig. Bewust?

JAMES GRAY: Kazan is zeker een invloed. Borzage, die ik een geweldig en onderschat regisseur vind, ook, maar dan onbewust. Als ik eerlijk ben, is The Immigrant een complete rip-off van Fellini’s La strada. Joaquin Phoenix’ personage is mijn Zampanò en Marion Cotillard is mijn Gelsomina, maar op de duur wordt het natuurlijk iets helemaal anders. Je kunt de acteerstijl uit La strada niet dupliceren. The Immigrant heeft weliswaar iets fabelachtigs, maar is meer uit de realiteit gegrepen en de slotact is totaal anders. Daarnaast heb ik vooral uit opera’s gejat. Ik had Suor angelica en Il trittico van Puccini gezien in een regie van William Friedkin en wilde een opera-achtige film maken met dezelfde emotionele kracht. Wat ik zocht, was lyriek en emotie, maar zonder sentimentaliteit.

Vreesde je niet dat het vanwege je eigen familiegeschiedenis – je bent de kleinzoon van een Joods-Oekraïense immigrant – toch de sentimentele toer zou opgaan?

GRAY: Nee hoor. Mijn familie bestaat uit de meest onsentimentele, emotioneel verkrampte mensen die je je kunt voorstellen. En dat is geen compliment, nee. (lacht) Mijn grootouders spraken tot op de dag dat ze stierven amper Engels. En ik spreek geen Russisch of Jiddisch. Mijn grootvader heeft vaak geprobeerd me verhalen te vertellen over zijn aankomst in de States en over zijn leven daarvoor, en wat ik uit zijn krakkemikkige Engels begreep, was dat hij zijn geboorteland miste. Dat vond ik ridicuul, aangezien eerst de Kozakken en daarna de nazi’s alle Joodse dorpen waarin hij was opgegroeid hebben vernietigd. What the hell was he missing?

De film suggereert dat de Amerikaanse droom is gebaseerd op misdaad en corruptie. Misschien dat hij zich daarom niet thuisvoelde in Amerika.

GRAY: Wel, ik heb die dingen niet verzonnen. Ik verzet me tegen het idee dat iedereen corrupt is en de wereld een vreselijke plek. Maar waar ik me even hevig tegen verzet, is die land of opportunities-bullshit. (met een Duits, carnavalesk stemmetje)‘Come to America, my friend. You vill make a million dollarz.’ Ik tracht een complexe en gelaagde visie op een realiteit te brengen. Mijn film eindigt bewust met een straaltje hoop. Corruptie is overal en van alle tijden. Dat thema is niet bijster origineel of interessant. Wat me meer interesseerde, was liefde. Hoe mensen, ondanks alle misbruik, er toch in slagen om van elkaar te houden. Hoe ze tegelijk een vloek en een zegen kunnen zijn voor elkaar. Het was grappig. Vlak voor deze film had Joaquin Phoenix The Master gemaakt met Paul Thomas Anderson. En toen Paul me zijn eerste cut liet zien, realiseerde ik me dat we eigenlijk hetzelfde thema hadden verkend, weliswaar op heel andere manieren.

Over Joaquin Phoenix gesproken: het is al de vierde keer dat je met hem samenwerkt. Wat dacht je toen hij in 2009, vlak voor de release van Two Lovers, plots zijn acteerpensioen aankondigde, aan het rappen sloeg en iedereen dacht dat hij gek geworden was?

GRAY: Oh, maar ik dacht ook dat hij aan het flippen was. In het begin wist ik niet dat het om een grap ging. Zijn stunt heeft Two Lovers schade toegebracht. De film kreeg heel positieve respons in de States maar Joaquin was nergens te bespeuren tijdens de promotour, behalve in David Lettermans show, waar hij de complete idioot uithing. Ik was heel kwaad op hem. Toen hij me uitlegde dat het om een mockumentary ging (het door Casey Affleck geregisseerde I’m Still Here, over Phoenix’ zogezegde hiphopcarrière, nvdr.) zei ik hem: ‘Je bent Sacha Baron Cohen niet. Als je twee jaar van je carrière wilt vergooien aan een dom idee, doe maar. Maar vraag me niet om het leuk of interessant te vinden.’

Uiteindelijk heb je hem wel vergeven.

GRAY: Joaquin is een fantastisch acteur. Er is niemand die zoveel intern conflict uitstraalt. Hij is ook genereus. Eenmaal je zijn aandacht vasthebt, smijt hij zich volledig.

Anderson vertelde wel dat hij soms amper te sturen valt.

GRAY: Paul had voor The Master nog niet met hem samengewerkt. Ik wel. Ik wist dat hij zich zelden aan regieaanwijzingen houdt. Soms doen acteurs dingen die beter zijn dan wat je in gedachten hebt. Ik probeer altijd om op de set een vrije omgeving te creëren. Je hoort regisseurs vaak zeggen: ik heb een visie. Ik denk dan onmiddellijk: asshole. Je wordt omringd door vakmensen die veel meer over lenzen, belichting en acteren afweten dan jezelf. En dan ga jij hen beknotten? Het is de taak van een regisseur om het beste te willen. Van wie dat ook komt. De smaak van de regisseur is slechts de filter.

Hoe ben je bij Marion Cotillard uitgekomen?

GRAY: Via haar man Guillaume Canet. Ik had nooit een film van haar gezien. Aangezien ik drie jonge kinderen heb, zijn de filmjaren 2005-2009, waarin Marion een Oscar won voor La Vie en rose, aan mij voorbijgegaan. Ik was vooral bezig met luiers verversen. Maar ik vond haar gezicht dus meteen geweldig. Ze straalt tegelijk zachtheid en daadkracht uit en dat zocht ik. Ze heeft ook het gezicht van een stille-filmster. Ze doet denken aan Maria Falconetti en Lillian Gish. Net als Joaquin hoeft ze niks te zeggen om toch ambivalentie en complexiteit over te brengen.

Een hit heb je nooit gehad en je reputatie is groter in Europa dan in Amerika. Toch is The Immigrant je meest ambitieuze en misschien ook wel meest Amerikaanse film tot nu toe. Was het daardoor ook de film met de meeste kans op mislukking, zowel artistiek als financieel?

GRAY:(zwijgt even) Ik was 23 toen ik Little Odessa draaide, met fantastische acteurs: Vanessa Redgrave, Tim Roth, Maximilian Schell… Ik dacht dat ik een genie was, de grootste regisseur ter wereld. En toen kwam 9 maart 1994. Dat was de dag dat ik naar de montagestudio trok, daar op basis van de footage een meesterwerk verwachtte te zien, maar een absolute draak voorgeschoteld kreeg. Al mijn zelfvertrouwen was weg. Ik heb toen geleerd dat de kans op mislukking een lichtbaken is, iets wat je alert houdt. Een écht grote regisseur maakt misschien drie, vier écht grote films. Kijk naar Hitchcock. Notorious, Vertigo, Rear Window en Psycho zijn meesterwerken. Maar hoort Rebecca daarbij, dat iets te lang duurt? The Birds, dat een tikje gedateerd oogt? Shadow of a Doubt, met zijn gewrongen plot? Laat ons genereus zijn en zeggen dat Hitchcock tien écht grote films heeft gemaakt. Wel, hij heeft er zestig in totaal gedraaid en dat zijn dus vijftig mislukkingen. Mislukking is de norm in kunst, het is het normale, te verwachten resultaat van elke artistieke onderneming. Behalve voor John, Paul, George en Ringo. (grijnst)

Opvallend is niettemin dat je films vooral in Europa worden geprezen.

GRAY: Het zijn vooral enkele Amerikaanse critici die mijn films in Cannes zien die me niet lusten. Gavin Smith en Amy Taubin bijvoorbeeld. Maar wat wil je dat ik doe? Mijn films op hen afstemmen?

Ben je ooit met hen in discussie getreden?

GRAY: Nee, maar Smith heb ik in 2001 een keertje ontmoet op de première van The Royal Tenenbaums, een film van mijn goede vriend Wes Anderson – blijkbaar ben ik beste maatjes met elke regisseur die Anderson noemt. (lacht) Wel, daar kwam plots een kerel op me af die me vroeg of ik James Gray was. Ik zei ‘ja’ waarop hij met zijn pedante, Brits klinkende stemmetje zei: ‘Ik ben Gavin Smith van het magazine Film Comment en ik vind je films afschuwelijk. Echt afschuwelijk.’ Normaal heb ik op alles een repliek klaar maar ik stond gewoon perplex. Die kerel had dus speciaal de moeite gedaan om mij tijdens een receptie op te zoeken om me in mijn gezicht en in het bijzijn van mijn vriendin te komen vertellen wat voor een beroerd regisseur ik was. Ik weet nog altijd niet of ik kwaad moet zijn of bewondering moet hebben voor zoveel buitenproportionele arrogantie. (lacht)

Vind je de kritiek soms terecht?

GRAY: Zeker. In elke film zitten aspecten die ook mezelf ontgoochelen. Ik ben wel trots op het feit dat ik nooit iets gemaakt heb om louter financiële redenen, dat ik geef om mijn personages en persoonlijke verhalen vertel. Ik kan je verzekeren: er zijn veel regisseurs die geen moer geven om die dingen.

Waarom spenderen ze dan twee jaar van hun leven aan een film?

GRAY: Hoe bedoel je? Je verdient geld, er zijn veel mooie vrouwen in Hollywood. Je hebt een te romantisch beeld van filmmakers. (grijnst)

Voel je jezelf een immigrant binnen het huidige Hollywoodsysteem?

GRAY: Ik behoor niet tot het systeem. Men weet niet wat men met mij moet aanvangen, waar me te plaatsen. Mijn films zijn mainstream in de zin dat ze klassiek verteld zijn, op emoties teren en weinig arty-farty trucs bevatten. Alleen worden ze niet door studio’s gemaakt, zijn ze tragisch van toon en hangen ze tussen mainstream en arthouse in. Die in-between-films vinden alsmaar moeilijker een publiek. Een andere, mogelijke reden waarom ik niet goed in de markt lig, is dat critici vaak weinig waardering tonen voor films die teren op verhaal en emotie. De psychoanalist Lacan zei ooit dat een film maar een fabel is, een constructie. En dat klopt ook. Maar dat wil niet zeggen dat de fabel voor twee uur lang geen realiteit kan zijn voor een kijker. Ik ga voor emotie. Voor catharsis. Sommigen vinden dat soapy of beneden hun waardigheid, wat hun goed recht is.

Je carrière begon in 1994, het jaar waarin Quentin Tarantino met Pulp Fiction de tragische held verving door de ironische held. De timing zat je als old-school tragicus niet mee.

GRAY: Ik word ongemakkelijk van ironie. Het is futloos. Leeg. De meest ethische positie die kunst kan innemen, is volledig in tune zijn met het onderwerp. Als een regisseur niet emotioneel investeert in zijn verhaal, zich boven zijn personages stelt en overal aanhalingstekens plaatst, waarom zou ik er dan een moer om moeten geven? Fuck that. Ik citeer George Eliot: het is de taak van kunst om onze empathie te verbreden. Dat is iets waar ik heilig in geloof. Kunst dient om mysteries te ontrafelen, dieptes te verkennen, neuroses te begrijpen. Wat dat niet doet, is kitsch. Sorry, Quentin.

Je noemde topcameraman Darius Khondji ‘je broer’ tijdens het draaien van The Immigrant. Wie je films kent – waarin broers vaak lelijk in de clinch gaan met elkaar – begrijpt dat niet noodzakelijk als een compliment.

GRAY:(lacht) In dit geval wel. Mensen hebben het vaak over methodacting. Wat ik doe, is method directing. Een jaar lang moeten ik, de cameraman, de acteurs, de lichtmensen… 100 procent geloven in het verhaal dat we aan het vertellen zijn. Dat is cruciaal voor de integriteit. Logisch dus dat Darius en ik een innige band kregen, ook al hadden we maar 31 draaidagen, wat ridicuul is voor een kostuumfilm van twee uur met tal van locaties.

Ook straf: de film kost amper 16,5 miljoen dollar.

GRAY: Meer kon ik niet bijeenkrijgen. Zoals gewoonlijk. Dat is de reden waarom er vaak vijf, zes jaar tussen mijn films zit. Je mag me alles vragen. Je mag zelfs zeggen dat mijn films afschuwelijk zijn, zoals mijn vriend Gavin Smith. Maar wat ik haat is: journalisten die vragen waarom ik vijf jaar nodig heb om een film te maken. Denk je dat ik een suikeroom heb die zegt ‘hier James, 30 miljoen dollar. Ga maar een mooie film maken, mijn jongen’? Of dat ik zo typ (beweegt in extreme slow motion) als ik een scenario schrijf? Nee dus. Het is allemaal niet zo evident.

Slotvraag. Toen ik je in 2009 interviewde voor Two Lovers ging je volgende film een survivaldrama in het Amazonewoud worden, met Brad Pitt in de hoofdrol. Wat is daarmee gebeurd?

GRAY:(knikt)The Lost City of Z. Wel, Brad Pitt is weer de Hollywoodjungle ingetrokken en met hem verdween ook het geld. Dat is er gebeurd. Ik heb twee jaar aan dat project gewerkt, heb heel Brazilië doorkruist op zoek naar locaties en het blijft het beste script dat ik ooit geschreven heb. Ik heb nog geprobeerd om de film gemaakt te krijgen met andere acteurs, maar het is me niet gelukt. Het was ook een enorme onderneming, met boten en honderden figuranten. Ik zou 120 miljoen dollar nodig hebben gehad. Hopelijk is het project niet helemaal dood en begraven, maar mijn volgende film wordt nu een sciencefictiondrama dat zich volledig in de ruimte afspeelt. Tot over een jaar of zes dus. (lacht)

THE IMMIGRANT

Vanaf 27/11 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

James Gray: ‘JE HOORT REGISSEURS VAAK ZEGGEN: IK HEB EEN VISIE. IK DENK DAN ONMIDDELLIJK: ASSHOLE.’

James Gray: ‘KUNST DIENT OM MYSTERIES TE ONTRAFELEN, DIEPTES TE VERKENNEN, NEUROSES TE BEGRIJPEN. ANDERS IS HET KITSCH. SORRY, QUENTIN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content